HAAR JONGEN.
niets anders over dan het recht van gratie
SNEEK, 18 December.
kc
FEUILLETON.
Z<
sts
en
1
sti
Vc
lui
atc
Va
ha;
op
ha,
Z1J
gei
hui
tel;
me
Wa
kei
har
kö
Bier
Eed
Fi)
pvili
U
in
hetgeen bo-
Zooals men
maar eens per
De dienstbode van den landbouwer Boschker
te Langezwaag, die gister morgen nog een brief
wilde werpen in het postrijtuig van de tram,
had door de gladheid het ongeluk uit te glijden
en te vallen, met het ongelukkig gevolg dat de
tram over haar beenen ging en deze verbrijzelde.
Zij werd dadelijk opgenomen en mee naar Hee-
renveen genomen, waar haar de eerste genees
kundige hulp werd verleend.
van H. von Kauwenberg.
De gerechtelijke verkooping te Harlingen
heeft een kalm verloop gehad. Toen het be
drag van de achterstallige rijks- en gemeente
belasting, door Stienstra verschuldigd, binnen
was, hield de deurwaarder op. Dit resultaat
is niet verkregen zonder de noodige voor
zorgen der autoriteiten. Vier aan vier werden
de kooplustigen toegelaten tot het lokaal, en
na behoorlijk te zijn gefouilleerd fluitjes en
rateljes werden afgenomen, dragers van revol
vers zullen wel op een afstand zijn gebleven
wie geen geld kon toonen mocht buiten blijven;
wie praats wilde maken werd naar buiten ge
bracht, gelijk burger Mozes Reens gebeurde,
die door vier man op straat werd gezet. Het
goed werd naar waarde verkocht. De benden,
van buiten met stokken in de stad gekomen,
trokken mistroostig af en burger Stienstra werd
ongesteld.
De werkstaking aan de waskaarsenfabriek
te Amsterdam is geëindigd. De werklieden
hebben hunne eischen laten varen en gister
morgen zouden zij den arbeid hervatten. Een
veertigtal arbeiders zijn echter ontslagen, daar
hun plaats reeds door anderen was ingenomen.
De directie deelde aan ’t Hand, mede, dat de
een den ander de schuld gaf van de staking.
Verder vertelde zij, dat de werkliedenvereeni-
gingen, die den stakers steun toegezegd had
den, f 2.50 aan getrouwde werklieden hebben
uitgekeerd, f 1.50 aan de vrouwen en aan de
ongetrouwde werklieden niets. Hiermede wa
ren de stakers niet tevreden, en thans wordt
volgens de directie de socialistische lei
der met verwijten overladen.
I Daar de sententiën van het Hoog Gerechts-
hof niet voor vernietiging vatbaar zijn, blijft
J er niets anders over dan het recht van gratie
toe te passen.
De Amsterdammer geeft thans mede een Zon
dagsblad uit. Het verschijnt onder redactie van
de hh. J. van Loenen Martinet en dr. G. W.
Kernkamp, ’t Eerste nommer bevat opstellen
van verschillenden aard over de geschiedenis
van den dag, letteren en kunst.
In de Bakkersbonds-Courant komt het vol
gende bericht voor, dat zeker nadere bevesti
ging vereischt. Er zouden nl. onder de leiders
der gezellen, die tot werkstaking overgingen,
lieden gevonden worden welke zelfs voor geen
misdaad terugdeinzen om ontslagen te worden
van sommige goedgezinde gezellen.
Zoo is men verleden Zondag zoover gegaan,
schrijft het blad, om een prijs te stellen op het
hoofd van den gezel Brants. Dientengevolge
wordt deze overal op straat begeleid door twee
rechercheurs. Zelfs als hij met de kar uitmoet.
De heeren D. B. Talma, M. Smit, R. P.
Doijes, K. Kleiterp, H. van Asperen, J. Th.
ten Hove, H. Marcus Jz. en H. S. Douma, al
len bezitters van eendenkooien in de provinciën
Friesland en Groningen, hebben zich met een
adres gewend tot den Minister van Justitie,
waarin adressanten wijzen op de vermindering
der waarde van hun eendenkooien, nu sedert
verscheiden jaren een Engelschman met een
kanon op een stoomjacht eenden, soms in één
schot honderd stuks, en daaronder ook tam ge
maakte eenden schiet, waardoor hij alle wild
verjaagt. Vroeger was de opbrengst zelfs eens
van een der adressanten bijna 10 mille bruto
per jaar en thans wordt op die kooi, die 30
mille gekost heeft, geen rente, maar worden
ook de onkosten niet gemaakt. Een kooiman
op een gehuurde zeekooi benam zich uit wan
hoop het leven, enz. Zij verzoeken daarom
aan den Minister hun rechten te beschermen
en onrechtmatige handelingen als boven om
schreven te doen eindigen.
Omdat het gerucht ging, dat het tram-onge-
luk te Oudehaske te wijten was aan de slechte
conditie, waarin de brug eigendom van en
in onderhoud bij de Ned. Tramwegmaatschap-
pij verkeerde, heeft de officier van justitie
van Heerenveen in zijn bijzijn een onderzoek
in loco doen instellen door den heer Klerk de
Reus, seetie-ingenieur bij de maatschappij tot
exploitatie van staatsspoorwegen te Meppel.
Het resultaat was, dat de oorzaak van het on
geval niet werd gevonden.
De toestand van den conducteur Agter is
bevredigend.
bleeke gezichtje kussen.
„Raak hem niet aan,* gilde zij uit.
hem niet aan 1“
Hij keek haar aan met zijn matte, droevige
oogen „Arme vrouw
En daarop ging hij heen, even zacht, als hij
gekomen was.
Zij hield alleen de wacht bij haar gestorven
jongen. In het naaste vertrek hoorde zij
haar man op- en neerloopen, altijd op- en neer.
En daarna eene uitbarsting, een snijdend, snik.
en on
waarde 10. Volstrekte meerderheid alzoo 255.
Gekozen de heer T. L. Dokkum met 285
stemmen.
De heer A. Bakker verkreeg 216 stemmen.
Voorts waren uitgebracht op de heeren J. B.
De uitslag der verkiezing van een lid van
den gemeenteraad, gisteren gehouden, is als
volgt
Uitgebracht 518 stemmen. Blanco
Er schijnt zich hier te lande een geval te
hebben voorgedaan, waarin H. M. de Koningin
van het recht van gratie zal moeten gebruik
maken, niet als goedertierenheid, maar ter goed
making eener rechterlijke dwaling.
Het Hoog Militair Gerechtshof heeft de vorige
maand een kapitein-kwartiermeester wegens
verduistering en valschheden veroordeeld, o. a.
tot „eerloosverklaring.” Althans zoo luiden
eenparig de verslagen van de „sententie.” In
de Haarl. Ct. is de vorige week hieromtrent
opgemerkt dat de straf van „eerloosverklaring”
is vervallen door de invoering van het nieuwe
strafwetboek en het Hof dus een straf heeft
opgelegd die niet meer bestaat.
Het Weekblad van het Hecht heeft afgewacht
of dit bericht ook zou worden tegengesproken.
Nu die tegenspraak is uitgebleven moet men
wel aannemen dat het Hoog Militair Gerechts
hof zich heeft vergist, evenals 27 jaren gele
den de Hooge Raad tuchthuisstraf had opge
legd voor een geval, waartegen reeds in 1854
enkel gevangenisstraf was bedreigd.
De „eerloosverklaring,” zoo toont het Week
blad aan, is in de meeste gevallen van militair
strafrecht niet als straf verdwenen door de in
voering van het wetboek van strafrecht, dus
in 1886, maar reeds vroeger. Al in 1879 is
door twee afzonderlijke wetten het geheele mi
litaire strafstelsel afgeschaft en door een ander
vervangen. Door de invoeringswet van het
wetboek van strafrecht is „eerloosverklaring”
geheel afgeschaft.
De wetgever zij echter bedacht dat spoedige
behandeling ernstige overweging niet mag bui- 1
tensluitcn, opdat „onverwijld” met in „over
ijld” worde omgezet. Daarvoor staan hier te
gewichtige beginselen op het spel. De grond
slagen onzer gemeente-administratie mogen niet
met ruwen greep worden geschokt, vooral niet
zoolang door krachtig optreden van Regeerings-
wege, volgens de bestaande wetgeving, tijdehj-
ke en verklaarbare moeielijkheden ordelijk
kunnen worden opgelost.
BINNENLAND.
De Telegraaf schrijftMen deelt ons mede,
dat tegen de wetsontwerpen ter voorziening in
de regeling en het bestuur van de huishouding
der gemeenten Opsterland en Weststellingwerf
in de afdeelingen zeer ernstige bezwaren zijn
gerezen en ze voornamelijk bestreden zijn als
ïe. door de omstandigheden niet gerechtvaar
digd 2e. ongrondwettig3e. bevattende eene
zoo onvolledige regeling, dat zij alleen reeds
om die reden niet zouden kunnen worden aan
vaard.
Onder de depothouders van postzegels hcerscht
groote ontevredenheid. Tot dusverre genoten
zij op den kostenden prijs der postzegels een
korting van 1 pet. Hun werd dezer dagen me
degedeeld, dat met ingang van 1 Jan. a. s. dit
rabat wordt ingetrokken en dat zij voortaan
zullen genieten 1 pet. wanneer de inkoop niet
hooger is dan f200; '/2 pet. voor hetgeen boven
de f200 tot f500 en ’/4 pet. voor u
ven de f 500 wordt ingekocht,
weet kunnen de depothouders
week hunne inkoopen doen.
voor hem te kostbaar en te mooi. De mooi
ste, zonnigste kamer uit het huis werd voor
hem in order gebracht. Zij deed niet meer
aan gezelschappen. Gedurende hare afwezig
heid zou het kind immers iets kunnen over
komen. Zij kookte zelve voor hem, alles werd
vooraf zorgvuldig onderzocht en geproefd.
Aan haar hand leerde hij ook loopen. Zij
maakte zich klein, zij kroop met hem op den
grond hij mocht haar haar in de war bren
gen en haar mooie kleeren vuil maken. Zij
dacht niet meer aan haar schoonheid, aan ha
re toiletten Zij was nu alleen nog moeder.
Hij was een schrander, levendig kind. Hij
zou spoedig alles weten. Alles onderzoeken.
Zij was onvermoeid in ’t beantwoorden zijner
vragen onvermoeid in ’t bedenken van spelen
en vertellingen. Alle schatten van haar rij
ken geest, welke zij voor de wereld verborgen
hield, zij stortte ze over hem uit. Hij moest
knapper en verstandiger zijn als allenook be
ter En dan maakte ze plannen. Hij zou
De doe- i groot en beroemd worden. Voor hem was zij
-ii!- i_ _t-i i i_r!rr a -j
Vervolgens kwam hij, de jongen. Se- berekende en drong haar man tot voortdurend
weer Op. Zij leefde voor hem, jmatalnna wnrlran nn vnnrniflrnmpn Tloinno-pn
Geen betaalde handen mochten het kind aan- moest het gemakkelijk hebben hij
raken. Zij voedde hem zelf, zij vi:::ï 1 :"1' l'
kleedde hem. Zijn wieg stond naast haar bed.
Terwijl hij sliep, zat zij naast hem, luisteren
de naar zijn ademhaling. En vervolgens naai
de en werkte zij voor hem. Niets was haar
„Is ’t zoo goed, lieveling
Hij gaf geen antwoord. „Die goede pa
pa Dat was zijn laatste woord geweest
met een lachje op de lippen was hij gestorven.
Zij wilde ’t niet gelooven. Zij wierp zich
over ’t bed heen. Zij drukte hare lippen op
de zijnenzij schudde hem en riep hem toe
„Mijn jongen. Mijn jongen
Hij hoorde ’t niéthij was dood dood.
Sedert zat zij daar zoo. Zij wist niet, of
het dag was of nacht, of de tijd zijn gang ging
of niet. Iemand had de deur opengedaan en
kwam zachtjes binnen. Een lange, magere
man met doffe oogen en een door verdriet in
gevallen gelaat.
„Wilt ge niet wat gaan liggen, Elisabeth
„Neen!* zeide zij scherp. „Ik kan niet sla
pen. Ik wil hier blijven.*
Hij was naar het bed toegekomen en boog
zich over den doode.
Misschien wilde hij dat onbeweeglijke, was-
„Raak
Vrijdagnamiddag had te Noordwolde een droe
vig ongeluk plaats. Bij ’t vervoer eener dorsch-
machine geraakte de machinist J. v. D. van
Bedum onder de raderen van den wagen en
was onmiddellijk een lijk. De ongelukkige laat
eene vrouw met zes kinderen achter.
Onlangs werd> gemeld hoe eenige knapen
in Den Haag de baldadigheid hadden petroleum
in den mond te nemen en tegen een brandende
lucifer uit te spuwen en daardoor brandende
petroleum naar voorbijgangers te blazen. Een
vrouw die trachtte een meisje, dat alleen niet
voorbij de jongens durfde gaan, er voorbij te
brengen, werd aangegrepen en zoodanig met
brandende petroleum bespoten, dat hare hoofd
haren gedeeltelijk verbrandden. J
In de vorige week stond daarvoor een 16ja-
rige jongen voor de rechtbank in Den Haag -
terecht. Het Openb. Ministerie vorderde wegens
„mishandeling met voorbedachten rade” een
veroordeeling tot drie maanden gevangenisstraf.
ner van de school, daarbij handig, en, als er
bezoek kwam of er waren dames, beleefd en
vrijmoedig als een kleine cavalier. Zij mocht
trotsch op hem zijn.
Nu was hij dood. Gezond en dood binnen
vijf dagen. Diphtheritis. Niemand wist, waar
hij die verraderlijke ziekte van daan gehaald
had. Hij klaagde in ’t eerst volstrekt niet.
Alleen zag hij er bleek en erg vermoeid uit
Zij hield hem dadelijk thuis van de school.
De beste doctoren werden gehaald. Men ver
borg ’t haar niet, dat de toestand levensgevaar
lijk was.
Maar zij schudde slechts het hoofd. „Hij
zal in leven blijven. Hij zal in leven blijven
God kan mij dat niet aandoen, God kan het
niet. Hij is immers het eenige, wat ik op de
wereld bezit.*
Zij week dag noch nacht van zijn bed. Maar
zij was niet treurig, zij lachte en snapte tegen
hem. Zij maakten de mooiste plannen wat zij
doen zouden, als hij weer gezond zou zijn.
Zij zouden een tochtje maken naar de bergen
en papa zou hem een pony present doen, een
mooie kleine bruine pony. Zoo’n pony was
allang zijn vurigste wensch geweest. En nu
was hij zoo blij. Zijn gezicht straalde „Die
goede papa.*
Zij was een oogenblik naar ’t venster gegaan,
om het zonlicht binnen te laten. Hij hield
zooveel van de zon.
Lachende keerde zij zich naar hem om
Posma 2, Hijlke JHalbersma, B. Culp, H. Bink,
R. Jongbloed en F. Kamstra ieder 1 stem.
Of ’t opvoeren voor de 2e maal alhier
van Sake Heegstra op verzoek is geschied, of
dat men meende Sneek wil ’t nog wel eens
hooren, ’t doet er niet toe een tooneelstuk,
zóo rijk aan humor en ernstdat aan frisch-
heid van inhoud een schat van moraal paart
en daarbij in den tegenwoordigen tijd zoo vol
komen op zijne plaats is zoo’n tooneelstuk
ontvangen we na vier jaren scheidens weer als
een welkome gast.
Sake Heegstra, een bakker, was voor de 2e
maal gehuwd met Meike, een weduwe. Man
en vrouw bezaten elk een voordochter, Jeltje
en Namkje. Zoolang H. niet in ’t bezit kwam
van oneerlijk verkregen geld, w’as hun huwelijk
gelukkig maar toen hij in den nacht van den
15 Dec. met behulp van mej. Swaanders, t
een notarisweduwe, ’t geld stal van zijn over
leden broeder uit de brandkast van voornoem
den Swaanders, was ’t met ’s mans rust gedaan.
De eenvoudige bakker begon door de inblazin
gen van vleiers langzamerhand een hoogero
roeping te gevoelen.
Vooral een zekere Proever, zaakwaarnemer
en broeder van juffr. Swaanders, die door
mooipraten eindelijk met zijn heele effecten
trommel op den loop ging, bracht hem zoover,
dat zijn bakkerij verliep.
En toen ’t uitkwam, dat P. met den bewusten
schat op reis naar Transvaal was en de zoon
van den overleden broeder, Jarig, die eenmaal
Namkje tot vrouw hoopte te krijgen, omke
diens misdaad van 15 Dec. verweet, nadat Seike,
de bollerinster, hem daarover ook reeds onge
makkelijk de waarheid had gezegd, toen
werd ’t den bakker te benauwd en zocht hij
zijn heil in de vlucht.
Achttien jaren later zien we hem bij ’t kerk
hof van zijn vroegere woonplaats.
De doodgraver, Douwe, herkent hem op zijn
vraag wie of daar feestvieren. En toen het
antwoord luiddede bruiloft van Namkje en
Jarig, zien we den ongelukkige koers zetten
naar ’t graf van zijn dochter Jeltje.
De doodgraver wist hem er weer van daan
te troonen, in welken tijd Sijke, zijn vrouw,
naar de feestvierenden gaat om de mare be
kend te maken. En weinige oogenblikken later
ligt Sake voor Meike geknield, die hem,zooals
licht te raden valt, weer in genade aanneemt.
Hebben we niets dan lof voor het dames-
personeel (Namkje had zich o. i. wel wat losser
kunnen bewegen), den heeren dienen we te
herinneren dat rolvastheid een eerste voor
waarde is voor een natuurlijke voordracht en
hem een gelukkigen avond bezorgt, die gedoemd
is van uit Plutus’ woning zich bij de lui daar
boven verstaanbaar te maken. Voor ’t overige
hebben we weinig op het over ’t geheel na
tuurlijk spel af te dingen.
Meike en Seike durven we gerust typen
noemen geen actrices van professie zouden
aan haar werk zeker veel weten te verbeteren.
Wjj kunnen dan ook eerlijk erkennen, dat
we S. H. bij vernieuwing weer met het groot
ste genoegen hebben zien opvoeren.
’t Nastukje De unforivachte thüskomste, van
denzelfden schrijver, was aardig, maar werd,
behoudens een enkele uitzondering (de beminde
van Klaas) soms wat stijf, niet los genoeg opge-
Nu was hij dood, de jonge, jonge bloed, nog
geen vijftien jaar oud, en haar eenige
Zij schreide niet. Zij dacht ook niet. Slechts
een gevoel van grenzenlooze leegte. Een op
houden van alle leven, licht en warmte. Zóo
als zij daar bij het bed zat, de oogen strak
voor zich uitstarende, zoo zat zij reeds sedert
uren, onbeweeglijk, stijf en bleek, als de doo
de, die daar op ’t witte kussen lag.
Hij was haar evenbeeld geweest. Haar éen
en alles. Haar afgod
Twee kinders van haar waren klein gestor
ven. Een doffe in zichzelve gekeerde wanhoop
had zich van haar meester gemaakt. T
toren begonnen voor haar verstand te vree- i eerzuchtig, hebzuchtig bijna. Zij spaarde
zen.
dert leefde ze
Zij" leefde voor hem. rusteloos werken en vooruitkomen. De jongen
j’ j zou zich
wiesch en niet behoeven te kwellen en zich buigen.
Nooit was hij ziek geweest. Nooit had hij
haar een oogenblik ongerust gemaakt. „Een
pracht van een jongen,* zei de dokter. Leden
sterk en lenig als staal. Hij was de beste tur-
s
1
i
gf
tr
i
l
W(
ha
Z1J
W;
he
r
1
t;
h
SI
ri
e
o
I
b
8(
ai
vi
te
Vl
in
d;
e<
A
di
fe
L UV 'VUUVn vzw* v* v__7 ---- r- A CU