VOOR 8M KJ OMSTREkES. i De ontwikkeling van den Handel. MITWS- KJ mKIMTIBLl» Ongelijk in Rang. Wo. 34. Zaterdag: 28 April 1806. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. I Feuilleton. J i r 9 B Vrij bewerkt door MJ. KORVING. II. 4'>rii> HOOFDSTUK XI. at (Wordt vervolgd.) 1 1 1 Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. t 1 «Zij brengen mij naar een oord, Waar veel schoons mijn aandacht trekt, Waar de zon met gouden stralen Weer alles tot leven wekt. Van de tafel klonk een halfluiden spotlach. Prins José stond op. i t 3 f e t k i- 'en vol fr. h Jatter ;it ti ll Daar zetelt gij op hoogen troon, En aan uw zij gezeten, Deel ik met u in macht en eer, Door allen koningin geheeten. 26.) Op het gelaat der gasten viel een fijn lachje te be merken; ook speelde er een glimlach om den mond van den prins. De Italiaan dreef het wel wat ver. Benedetto bracht de met een gouden band voorziene mandoline en reikte die aan zijne meesteres over, ter wijl hij een boosaardigen blik op den prins wierp. »Als u het goedvindt, zullen wij eenige woorden noe men, die moeten voorkomen in het door u voorgedragen lied,« zeide Medina tot Angelina. «Het eerste woord »0p die manier heb ik nog nooit een lied gedicht,* viel Angelina hem beschroomd in de rede. «Ik heb al tijd slechts gezongen zooals de woorden mij invielen.* «Als u dat kan doen, zal het u ook wel op deze nieuwe manier gelukken,* sprak de prins bemoedigend. «Mag ik beginnen?* Angelina knikte toestemmend, waarop de prins de volgende woorden noemdepalmboom droomen oord zon licht golven vogels heer troon koningin waaier. Angelina sloeg een paar akkoorden aan en richtte peinzend het oog naar het plafond. Een zachte glim lach speelde haar om de lippen, toen zij na enkele oogenblikken met haar schoone, teedere altstem zong: «Dan open ik mijn oogen weer, Mijn droomen zijn voorbij. De palmboom spreidt zijn bladerboom Nog altijd over mij.* Men riep «Bravo!* en klapte in de handen. Met een mat glimlachje dankte Angelina voor het applaus. Zij gevoelde zich zoo vermoeid, dat zij nauwe lijks staande kon blijven. Bevend tastte hare hand naar een houvast. «Gevoelt ge u niet wel?* vroeg Medina bezorgd, en «Liever zweef ik in mijn droomen Naar ’t wonderland, waar gouden stroomen Van der zonne lieflijk licht Spieglen op der golven banen, Spelen over ’t vergezicht Van weiden, akkers, bosschen, lanen. «Daar zingen de vogels luid ter eer Van God den Heer Die, zittend op Zijn troon, Het oog wendt naar de Kroon Die mij als koninginne Van ’t wonderland het hoofd omsluit, ’k Ontwaak! Ei, zie, mijn droom is uit! Nu weet ik ’t weer! Ja, ik ontvlucht Het fluistrend vleien, dat ik ducht.* l «Daar ruischen zoo lieflijk de golven, Als zongen zij voor mij een lied, En kaatst er de zee mij het licht weer, Een spiegel kan het zoo niet. «En vreemde vogels zingen En vliegen heen en weer. Daar in dat land regeert gij Als strenge meester en heer. In hoeverre ook produkten uit het dieren rijk als lokmiddelen voor het verkeer dienen kunnen, moge ons blijken uit de geschiedenis van de vestiging der Russen in Siberië. Hoewel de Russen reeds in ’t begin der 16e eeuw over den Oeral (’t grensgebergte tusschen Euro- peesch Rusland en Azië) waren getrokken, begon toch hun eigenlijke nederzetting in Noord-Azië eerst omstreeks 1580 met de toch ten van den Kozakken-hetman Jermak. Toen zij op die tochten bij de hoofdlieden der Si berische jagersstammen groote voorraden pel zen aantroffen, was hun hebzucht opgewekt en met voorbeeldelooze snelheid breidde zich de Russische vestiging daar uit. Evenzoo lokte de zich steeds meer terugtrekkende walvisch zijn vervolgers tot ver in de Noordelijke Ijs zee, waar walvischvaarders de eerste ontdek kingsreizigers werden, terwijl de kabeljauw vangst en de daarmee gepaard gaande stok- vischhandel de Fransche vestiging op New- Foundland deden ontstaan. Zoo lokte de ca chelot of potvisch de Europeanen en Ameri kanen naar de eilandenwereld van den Stillen Oceaan en was de guano het lokmiddel tot nederzetting op verschillende kleine eilandjes van Polynesië. Waar dergelijke lokmiddelen ontbraken, bleef de ontwikkeling van den handel langer uit, getuige de geringe beteekenis, die Afrika en Australië tot voor een halve eeuw voor het wereldverkeer bezeten hebben. Slechts in slaven kon het eerstgenoemde werelddeel drie eeuwen lang betalen, wat het aan geestrijke dranken, wapens of opschik van Europa kocht. Overigens ontbraken na genoeg alle ruilmiddelen en eerst later bracht het ivoor van Centraal-Afrika, het goud en de diamanten van Zuid-Afrika, benevens vroeger weinig gevraagde produkten uit het planten rijk als palmolie, aardnoten en verschillende gomsoorten een geheele omwenteling in het verkeer met dat werelddeel. Evenzoo kon Australië geen vrijwillige kolonisten tot zich lokken vóór de ontdekking der goudvelden in het midden der 19e eeuw en bleef het Wes ten van de Vereenigde Staten een onbezocht gebied, totdat het goud ook daarheen een stroom van kolonisten trok en de aandacht ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Vleiende vergelijking. Sergeant (tot een soldaat, die zijn mond wjjd open heeft)Wat ben je eigenlijk in ’t burgerleven? Soldaat Ik ben bij de post, sergeant. SergeantZoo, nou maak dan je brievenbus dicht. Duidelijk verlangen. HijWat scheelt u toch, juf frouw Melanie? U kijkt zoo peinzend voor u uit. Zij Och, mijnheer Nellenstein, mijn naam bevalt me in ’t geheel niet meer. Zeg, portier, ik heb immers alle bagage meege nomen en niets achtergelaten? Niets, mijnheer, zelfs geen stukje zoo groot als een dubbeltje! «Hij gelooft mij niet,* dacht Angelina wanhopig. Zij stond op en nam haar mandoline weer op. «Stilte als ’t u blieft, heeren!* riep een van de gasten die aan de tafel zaten. «De dochter des huizes zal nog iets voordragen.* »Ja,« zeide Angelina op vasten toon, «ik zal de opge geven woorden nog eens gebruiken in een ander lied.* Zij tokkelde een oogenblik de snaren en zong nu «Verspil toch niet vergeefs uw woord Om mij te lokken naar het oord, Waar de palmboom bloeit in volle pracht, Zijn waaier wieglend in den nacht. Ik volg u niet; neen, ik ontvlucht Het vleiend fluisteren, dat ik ducht. E K E R COU R AIO. samenleving hééft, moet voorzeker een eerste plaats ingeruimd worden aan den handelsman, den tusschenpersoon, door wien de meest ver schillende menschen met elkaar in aanraking gebracht worden, voor zoover het betreft de uitwisseling der produkten van den meest uit- eenloopenden aard. Niet altijd is aan den koopman een zoo eer volle plaats in de samenleving toegekend. Een voornaam Romein bijv, achtte het beneden zijne waardigheid koophandel te drijven, ge lijk met aanhalingen uit verschillende schrij vers aangetoond zou kunnen worden. Ook bij de Atheners keek de aristocratie met zekere minachting, misschien het gevolg van afgunst, op den koopman neer; een tijd lang bestond er zelfs een wet, die verbood, dat een koop man een openbaar ambt bekleedde in de eerste tien jaar, nadat hij had opgehcuden zijn beroep uit te oefenen. Later drong een andere opvatting door en verschil lende Atheners van naam dreven handel, al was het alleen, om zooveel te verdienen, dat zij later zich onbezorgd aan een ander vak konden wijden. Bij andere volken der oud heid, zooals Israëlieten, Phoeniciërs, Assyriërs, Babyloniërs en Carthagers stonden de koop lieden hoog in aanzien. Reeds in de middeleeuwen was de positie van den koopman eene andere geworden. In de Italiaansche stedenrepublieken was de han del juist in handen van den adel; het beroem de hertogelijk geslacht der Medicis was voort gekomen uit een koopmansfamilie. Wie geen vreemdeling is in onze eigen geschiedenis, weet welk een machtige invloed er in het Zuiden en later ook in het Noorden van den machtigen koopmansstand in Antwerpen en Amsterdam uitging op de besluiten der regeering van stad, gewest en staat. Voor een niet gering deel moet zeker deze vooruitgang in positie worden toegeschreven aan de omstandigheid, dat ook de kooplieden begonnen zich te vereenigen. De behoefte aan aaneensluiting sproot vaak voort uit de willekeur, waaraan de kooplieden op hun han- delstochten ter zee en te land blootstonden, voor een ander deel dreef de concurrentie er toe. Nemen we als bewijs daarvoor ons eigen land tot voorbeeld. Toen in het laatst der 16e eeuw de zeeweg naar Indië was gevonden, handelden enkele kooplieden uit Amsterdam op de eilanden dier archipel. De reizen om hij schoof haar een stoel toe. «Ik heb nog nooit voor zulk een grooten kring van toehoorders gezongen,* fluisterde Angelina. «De span ning, waarin ik «Drink eens, mijn kind, drink!* viel Ferrari haar in de rede, terwijl hij met een glas champagne op haar toetrad. «Je hebt ’n goeden slok verdiend. Drink maar! Niet waar, Hoogheid,* sprak hij tot den prins, «mijne dochter is een genie. En zij kan niet alleen zingen en dichten, zij heeft ook gedachten. Hebt ge het wel ge hoord? Zij droomde, dat zij koningin was.* Hij boog zich naar zijne dochter, streelde haar over de lokken en fluis terde haar toe «Dat heb je best gedaan; maar je moet hem vuriger aankijken, anders bemerkt hij niet, dat het zjjne kroon is, die je begeert.* De prins, die naar de tafel gegaan was om zijn glas te halen, kwam weer bij Angelina terug en Ferrari verwijderde zich. Medina hief de rechterhand op, waarin hij den slan ken kelk vasthield, en keek Angelina aan. «Op uw droomen!* zeide hij halfluid met een fijn lachje. Verschrikt sloeg Angelina de oogen neer. Uit die woorden van den prins begreep zij duidelijk, dat hij in dezelfde dwaling verkeerde als haar vader. En zij had toch eenig en alleen aan Fedor gedacht, ter wijl zij zong. «Droomt ge wel meermalen zulke vreemde droo men?* vroeg de prins zacht, terwijl hij tegenover haar plaats nam. «Ge maakt u vroolijk over mij,* sprak Angelina even eens zacht. «Ik bid u, doe dat niet; daaraan doet ge niet goed. Het is zuiver toeval, dat ik de opgegeven woorden niet anders heb gebruikt; aan een kroon denk ik volstrekt niet.* «Werkelijk?* zeide Medina op gerekten toon. op dit door de natuur zoo rijk bedeelde land vestigde. Gaan we even na, hoe eigenaardig de ruil handel langzamerhand ontaardde. Oorspronke lijk was het dus dit: een volksstam gaf van datgene, waarvan overvloed was, (dus meer dan men voor zijn levensonderhoud behoefde) een deel af aan degene, die van de bewuste stof te min had of in 't geheel niets, in ruil voor iets, waaraan hij zelf behoefte had en de ander overvloed van bezat. Toen echter meerderen van den overvloed kwamen vragen en dus concurrentie ontstond, begonnen de volkeren in te zien, dat hun produkten waar de hadden, iets, waaraan vroeger nooit was gedacht, ’t Is trouwens immers nog zoo: waarvan men overvloed heeft, dat telt men niet. Die concurrentie, dat besef van waarde der goederen, dreef er de menschen toe, meer dere zorg aan de produktie van hun artikel te besteden, de landbouw werd bevorderd, de teelt van hun vee tot meerdere volkomenheid gebracht, in ’t kort, de welvaart nam toe. Oefende dus aan den eenen kant de con currentie een goeden invloed uit, aan den an deren kant werd bij de producenten een steeds grooter wordende zucht naar hoogere prijzen geboren, een toestand, waarvan de nadeelen ten slotte neerdaalden op ’t hoofd der ver bruikers. Wat is nu eigenlijk handel drijven? Is iemand die een huis koopteen koopman Neen, dat is niet het .geval: een enkele op zich zelf staande daad van handel, maakt nog niet den koopman. Dit is eerst dan het geval, wanneer men van het verrichten van daden van koophandel zijn gewoon beroep of bedrijf maakt. Wat zijn daden van koophandel? Hieronder verstaat men in de eersteen voor naamste plaats het koopen van waren, om die weder te verkoopen, in het groot of klein, ruw of bewerkt, of alleen om het gebruik daar van te verhuren. (Artt. 2 en 3 van ons Wet boek van Koophandel). Wij willen in ’t vervolg echter onder han del in ’t bijzonder verstaan «groothandel”. Niemand, die eenig begrip heeft van de in richting van onze hedendaagsche maatschappij, niemand vooral, die in een van onze groote handelssteden woont, zal de groote beteekenis van den handel durven ontkennen. Zonder eenigszins te kort te doen aan het belang, dat elkander beroep of bedrijf in onze «De palmboom spreidt zijn blaadren Als een waaier over mij uit, En droomen voeren mij henen, Zoodra ik mijn oogen sluit. de kaap (de landengte van Suez was nog niet doorgegraven duurden lang, ook omdat slechts zeilschepen bestonden. Gedurende de lange afwezigheid van een schip kwamen an dere intusschen de waren van de inlanders in ruilen. Kwam nu ’t eerste schip terug, dan was de voorraad op een bepaalde plaats opge ruimd en moest de kapitein weer op een andere plaats nieuwe betrekkingen aanknoopen. Dan^ kwam hij bijv, in aanraking met inlanders, 'die reeds langer aan den handel deden, daar-- door meer waarde op hun artikel stelden, en waarvan het natuurlijk gevolg was, dat tegen hoogere’ prijzen dan anders moest worden ingekocht. Dit was te lastig en bovendien werden de voordeelen minder. Er werd be dacht dat op de een of andere plaats, waar men geregeld zaken deed, een pakhuis moest worden opgericht, waar vertrouwde personen gedurende de reis van't schip naar het vaderland en terug in bleven en in dien tijd van de inlanders de verlangde waren opkochten en in opslag na men. Kwam nu ’t schip uit ’t vaderland te rug, dan behoefde geen tijd verloren te gaan, ’t magazijn kon maar worden leeggehaald. De pak huizen, factorijen genaamd, moesten al spoedig worden bewaakt door gewapende macht, want de concurrenten, die nog niet zoover gevorderd waren, trachtten zich meester te maken van hun inhoud. Daarbij kwam nog, dat de op zee varende schepen door die van andere natiën (wij waren toen immers in oorlog met Portu gal en Spanje, ook handeldrijvende volken), werden aangevallen en geplunderd. De om standigheden leidden er dus toe, dat de koop lieden zich vereenigden, om in de eerste plaats eikaars concurrenten niet te zijn en in de tweede plaats zich tegen aanvallen op zee te verdedigen. Zoo zagen we dan ook de Oost- Indische Compagnie verrijzen.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1906 | | pagina 123