ft MMS- BS AOVm’ESTIEBLAD De openbare meening. f i CONCERT Wil S.TOk El MSÏHEtl’J. Zaterdag 20 Januari 1906. 61e Jaargang. No. 6. De Doodsklok. Alle plaatsen zijn besproken. Uitgever. B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Officieels Advertentie. Feuilleton. Wat meer kracht er achter. Kennisgeving. 9 L w - ts >k <t O DER WOGNUMERS. Het Comité ter bevordering van Tooneelvoorstellingen te Sneek. c Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS, ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. •w aan zijn te wis- avond zou kunnen verdienen, ik dacht alleen aan het feit zelf, aan het feit dat ik in hetzelfde huis, waar mijn moeder leed, waar ik misschien binnenkort de eenige liefde, die me oveibleef, zou verliezen want ik kon me zelf niet misleiden gevraagd werd om bij te dragen tut de feestvreugde van onbekende menschen, terwijl bij mij alleen verdriet en smart heerschte. Het scheen mij, dat dit offer mijne krachten te boven ging, dat het mij ongeluk zou brengen! Mijn moeder riep mij tot zich en ongetwijfeld meenende, dat mijn be sluiteloosheid voortsproot uit den angst om haar alleen te laten, verweet zij mij zacht mijn stilzwijgen en voegde er bij: dit is misschien weer het begin van ons geluk, gij moogt het niet afwijzen... voor mij behoef je niet bang te zijn, ik voel me veel beter... die dame heeft natuurlijk veel relaties, ze zal je erg nuttig zijn; komaan, zeg maar dat ze op je kan rekenen. En ik stemde toe. Maar bijna had ik mijn woord gebroken, want ’s middags kreeg mijn moeder twee aanvallen, die mij beangstigden. Tegen den avond sliep ze in en daar ik vreesde dat het haar onaange naam zou zijn bij haar ontwaken mij aan haar zijde te vinden, ging ik op het gestelde uur heen na heel voor zichtig mijne lippen op haar voorhoofd te hebben ge drukt. Men ontving mij zeer voorkomend en de gastvrouw legde mij uit, dat zij slechts verlangde dat ik balmuziek zou spelen. Ik laat u heelemaal vrjj, zeide zei. Als de jonge lui maar dansen. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek, brengen ter openbare kennis: dat het 2e Sup pletoir Kohier van den Hoofdelijken Omslag dezer ge meente, dienst 1905, goedgekeurd door Heeren Gede puteerde Staten van Friesland, aan den Gemeente-ont- vanger ter invordering is ter hand gesteld en een ieder verplicht is, zijn aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen; dat een Afschrift van dit Kohier van af 20 dezer ge durende vijf maanden ter Secretarie dezer gemeente ter inzage is nedergelegd, alle werkdagen van ’s mor gens 9 tot ’s namiddags 1 uur. Sneek, den 19 Januari 1906. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. <3, j *4 ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2*/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. Slot. Ik sprak haar over de toekomst, over aanbiedingen, over beloften, die men mij had gedaan; ik voorspelde haar het einde onzer tegenspoeden, terwijl ik den he mel een wonder tot redding afsmeekte. Och, mocht dat wonder niet gebeurd zijn! Er werd aan de deur geklopt, het dienstmeisje open de de deur en zeide: Mijnheer, daar is de dame van de eerste verdie ping, de rijke weduwe, die alleen ’s winters hier woont.., die dame geeft heden avond een feestje ter ge legenheid van de verloving harer dochter... zij had een pianist ontboden voor het bal, maar deze schijnt verhin derd te zijn... en nu ze toevallig op uw kaartje heeft ge lezen «tweede prijs van het conservatorium», vraagt zij of u van avond wilt komen spelen en wacht op ant woord. Natuurlijk, dit was een onvoorzien buitenkansje! En toch aarzelde ik... ik wist niet of ik het mocht aan nemen... Geen oogenblik dacht ik aan hetgeen ik dien Zij bracht mij naar de piano in een hoek van het salon. Waar zullen we mee beginnen? vroeg ze. Met een polka... met een wals? Met een polka, als u wilt mevrouw. Goed. Men heeft in zijn leven soms vreemde voorgevoelens; in sommige oogenblikken schijnt het, dat ons hart ons niet heelemaal toebehoort. Nauwelijks had ik de vin gers op het klavier gezet, of ik voelde iets in mij breken. Een onbeschrijfelijk gevoel kwam over mij en mijn gedachten werden door schrikbeelden overwel digd. Mijn handen liepen over het instrument en ik zag als in een droom de paren dansen; ik bemerkte nau welijks wat er rondom mij gebeurde. Ik was mij niet bewust van mijn eigen bewegingen, mijn hoofd wist niet wat mijn lichaam deed en mijn ooren gaven zich geen rekenschap van de toonen,... geen harmonie meer... geen cadans... Wat er uit de piano kwam, wat ik hoorde, dat was de toon van Klokken, een zwaar, doodsch geluid, als van een doodsklok: Ja, de doodsklok! Te vergeefs beproefde ik dat schrikbeeld te verjagen en mij zelf weer meester te worden; zoodra ik het in strument aanraakte, bromde de doodsklok weer in mijn oorenl... En om die toonen te verdooven begon ik als een krankzinnige te spelen... in den rusttijd herkreeg ik nauwelijks mijn helderheid... aanstonds kwam de gedachte in me op om weg te loopen en naar mijn van het publiek geweten. En niettegenstaande dit alles wordt haar invloed op de in gang zijnde gebeurtenissen overschat. Het ontbreekt in onze dagen niét aan zeer sterk sprekende feiten, waaruit is af te leiden dat de openbare meening ten on rechte wordt beschouwd als de wereldbestuur- ster. Hoe dit komt? Weet dan wel lezer, dat de groote en belangrijke historiedaden haar geschiedenis hebben van gevolg en oorzaak, doch dat het gebeurde eerst karakter krijgt door de spelingen van licht en schaduw, te weeggebracht door den indruk, dien de gebeur tenissen maken op de tijdgenooten, deels ook handelende personen in de tooneelen achter het voetlicht afgespeeld. Hoevele vragen, waarop geen antwoord is te geven, doemen zich voor ons op, wanneer wij eenigen tijd stilstaan of ons indenken in de vreeselijkste gebeurtenissen in het meest uitgestrekte rijk van ons werelddeel? Hoe ver wordt daar rassenhaat gedreven? Op welk een duidelijke wijze zien we daar een gansche bevolking ter revolutie trekken? In het rijk van den vorst, die de Vredesconferentie in ’t leven riep, heeft men een gruwelijken corlog zien losbreken en vallen dagelijks slachtoffers van onderlinge twist en tweedracht het volk, inwendig verdeeld, staat geheel in de macht van enkele leiders, die onmachtig zijn iets te kunnen doen in ’t belang der eendracht of machteloos staan tegenover middeleeuwsch machtsvertoon. En de openbare meening o voorzeker, zij spreekt zich uit doch doet zij zich gel den, wordt er acht op geslagen, krijgt zij ge hoor, daar waar het pas gaf opdat er voordeel uit wordt getrokken? Tegenover duizender lei vragen, die men stellen kon, kan de mach teloosheid der openbare meening aangetoond worden. In het dagelijksch leven zijn soort gelijke ondervindingen op te doen; telkens ontmoeten wij lieden, die zonder bezwaar vol brengen wat zij bezig zijn te ondernemen ofschoon van rondom stemmen klinken die hun gedrag veroordeelen. Eindelijk doet de openbare meening er niets meer tegen, zij be rust in de zaak en gaat over tot de orde van den dag. De aanhouder wint en de boosheid zegeviert. Zoo zijn er ook instellingen en regelingen, maatschappelijke en politieke, die algemeen verklaard worden niet te voldoen aan de be hoeften van den tijd, aan de opvatting van wederzijdsche verplichtingen, aan de veldwin nende beginselen van humaniteit. Men zou zeggen: Wat op die gronden Hier zweeg hij. oogen gebracht als schen. Ziedaar nu, zei hij eindelijk, terwijl hij mij de hand tot afscheid drukte, waarom ik geen musicus meer ben en waarom ik mijn eerzuchtige plannen heb opgegeven. moeder te gaan!... Maar ik had geen tijd om mij zelf meester te worden, want de meesteres des huizes kw»; naar de piano en zei met een compliment: De dames vragen nog een polka... stel haai vreden... ze zijn zoo gelukkig, mijnheer! En opnieuw onderwierp ik mij aan de kwelling... verdiende mijn geld... Eindelijk nam de foltering een einde. Men stopte mij vijftig francs in de hand onder veel dankbetuigingen, waar ik niet naar luisterde. Ik vloog naar ons kamertje. De lamp, die ik op tafel had gezet, was uitgegaan, de duisternis verdubbelde mijn angst!... Ik stak de lamp aan en met een sprong was ik bij het bed... Mijn moeder was dood. De menschen stonden er gewoon versteld van. Jaren en jaren had Peer Vrouwen, zoo heette de boer aan den dijk, de hoeve, die hij van zijn oom in pacht had, zoo maar slapjes onderhouden. Met zijn zes beester en twee paarden op stal kon hij nog niet het vierde deel van den mest maken, dien hij noodig had. En aan kunstmest kon hij nog niet denken. Een enkel baaltje superphosphaat was het eenige, dat hij kocht. Chili salpeter was hem veel te duur. Zijn oogsten waren dan ook altijd beneden het middelmatige geweest. Het gebeurde vaak, dat hij niet meer dan 20 a 22 H.L. graan (tarwe) van den bunder haalde en zijn stroo was naar evenredigheid, ongeveer 30000 K.G. was zoo al het meest. En dan was tarwe nog zijn hoofdgewas, waaraan hij ten minste nog wat stalmest gaf. Suiker bieten, Karwei en dergelijke veeleischende gewassen dorst hij niet te verbouwen. Zijn hooilanden waren erbarmelijk. lu liet begin, jaren geleden, had hij zijn weiden nog eens gekalkt, maar dat was hem op den d'iur niet bevallen natuurlijk niet, want hij gaf niets anders dan kalk, nl. geen gier, geen kunstmest en nu stelde hij zich tevreden met een 2000 K.G. hooi van de Hectare. Zoo had Peer al vele jaren gesukkeld. En hij stond in de streek bekend als een slechte boer. Dat wist hij zelf heel goed en soms sprak hij er ook wel eens over. En dan was zijn gewoon gezegde: «Als ik maar eens geld had.« En nu op eens, wat er gebeurd was, begreep niemand, maar een feit was het, dat de hoeve van Peer Vrou wen veranderd was als bij tooverslag. De menschen stonden er gewoon versteld van. Peer was begonnen met suikerbieten, koolzaad en karwei te zaaien, zijn tarwe stond prachtig, zijn weiden en hooivelden zagen er beter uit. ’t Was alles nog niet zooals het wez moest, maar het verschil tusschen twee jaar geleder nu was toch in het oogvallend. En wie was dr stenaar, die de hoeve van Peer Vrouwen had verd? Dat was de kunstmest. Dat was ir plaats de chilisalpeter. Luister, hoe het g Eens op een avond in de maand Septeml des avonds achter zijn huis zijn pijpje te rou wat uit te rusten van het werk want Peer werkte zelf hard mee toen de burgemeester van het dorp opzijn werf kwam en met hem ongeveer het volgende gesprek had. Burgemeester. Hoor eens Peer, ik kan het niet lan ger aanzien, zooals jij de boerderij van je oom verwaar, loost. De man is zelf te oud en kan er niets meer van zien, maar ik ben altijd een vriend van hem geweest en daarom wil ik er mij eens mee bemoeien. Weet ge wel, dat ge elk jaar een kapitaal in den grond laat zitten, dat ge er niet uithaalt eh toch zoudt kunnen uithalen? Ge boert te slap, Peer. Ge moet er een beetje meer kracht achter zetten. Peer. Ja, ik weet er alles van Burgemeester, maar hoe De openbare meening is een ontastbare, onzichtbare, onpersoonlijke, zeer geheimzinnige macht. Zij ontstaat, niemand weet hoe of waar, op eenmaal is zij vast gezeteld. Zij velt een oordeel, dat geen tegenspraak toe laat; zij beklimt den rechterstoel en doet een vonnis hooren, dat maar zelden ruimte geeft voor hooger beroep. De lauwerkrans, die zij uitreikt, schijnt wel onverwelkbaar, en de ver- oordeeling, waarmede zij treft, is moeilijk krachteloos te maken. Haar beslissing is die NEEKERCOURANT wordt afgekeurd, moet vallen; dat kan slechts een vraag van enkele weken of maanden zijn. Integendeel, het schijnt door tegenstand zich te bevestigen, tegen de aanvallen zich schrap te zetten. De publieke opinie moge haar machtspreuken rondslingeren, vast troont op haar zetel van zelfgenoegzaamheid de oude dwaling, die voor het nieuwe licht eenvoudig de oogen sluit en dan beweert dat het er niet is. Maar is dan waarlijk zij, die de hoogste rechtbank behoorde te zijn ter beslechting van alle geschillen, de duizendhoofdige, de met donderstem sprekende openbare meening, slechts een waan van den dag, een on schadelijke praatster, die men alleen daarom het spreken niet belet omdat haar invloed van niet de minste beteekenis mag geacht worden De macht der openbare meening ligt meer in de toekomst dan in het tegenwoordige. Bij de vervulling van haar roeping als wegbe- reidster geraakt zij zelve wel eens buiten ’t rechte spoor. Is het onrecht, dat men bij den buurman veroordeelt geen onrecht meer wanneer het in eigen huis wordt gepleegd? De meeste menschen zijn niet steeds onpartijdig, niet onafhankelijk. Wij weten maar al te goed dat eigenbelang het oordeel verduistert, ijdelheid de kennis der juiste verhoudingen verzwakt, hartstocht blind maakt voor de eischen der billijkheid. Een eerlijke overtuiging, die zich ronduit, onomwonden uitspreekt, is zoo zeld zaam, want wij zien niet steeds uit eigen oogen, wij werpen niet het zelf ontstoken licht op de vragen die zich voordoen, maar laten ons voorlichten en gaan mede-,Zulks wordt meestal met zooveel loos beleid gedaan, dat wij de dingen heel anders zien dan zij werkelijk zijn. Een van de groote voorrechten, die wij in Nederland genieten is het bezit van een pers, die zich niet door persoonlijke invloeden laat beheerschen, want zij is vrij in haar denken en gevoelen. Dit is van de hoogste waarde zoo wel voor ’t heden als voor de toekomst. Die voorstellingen hebben invloed op ons denken, waaruit een overtuiging groeit. Waarheid zoeken en waarheid verbreiden dat is hetgeen wij allen te doen hebben om het volksgeweten te maken tot een we reldmacht. Hij had de hand om een traan weg

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1906 | | pagina 13