Amor op io torpedo.
I
1
I
MEI WS- ES IIIVEKIWIEIILJII
11
u
BOUWEN VAN Wi
Jaarliiïsche Vr
I /^flf\Xvooral
mW ES I) KTHE^y'tr'
- r
Vue
F
&ar 7 Juli 18 CT
if
G1
V E
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneel
Feuilleton.
Een nieuwe wending in de
Friese beweging.
I.
No. 54.
K.
TE SNEEK k
-
goede orde«.
Hoe
die
vroeger
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
I
liefhadden om zijn
van het
de eerste kwam. Pirk sprong nu op deze tweede boot.
Wernicke, riep hjj, als
gij mij wat gezelschap hieldt en ook mijn boot eens
kwaamt zien. Er is volstrekt geen gevaar bij.
den van zijne dames, onmiddellijk op het voorstel in en
1
de tweede boot, die weldra weer achter bleef, om even
als vroeger in het kielwater der eerste te volgen.
Nummer een, meesmuilde Busch en ging naar voren.
Nu, voor de afwisseling wat spectakel.
Weldra gingen de signalen langs den mast naar bo
ven, de seinvlaggen werden gezwaaid en klinkend begon
op de beide schepen de machine-telegraaf te werken.
Het schouwspel begon. Weldra schoten de booten, in
alle voegen trillend, vooruit, zoodat haar steven diep
boord zich vastklemden, om niet door den schok te val
len, nu eens vertraagden zij hun snelheid weer, dan
weer zwenkten zij gezamelijk naar bakboord-of stuur
boordzijde. Nu doorkliefden zij naast elkaar den silten
vloed, om zich dan weer snel te scheiden en zich van
elkaar te verwijderen. Als wel gedresseerde paarden aan
den teugel, zoo gehoorzaamden de zwarte vaartuigen
aan het roeren legden tegelijkertijd getuigenis af van
de kunst hunner bestuurders en van de soliditeit van
hun bouw.
Wel een half uur had de interessante oefening geduurd,
toen Busch haar staakte. Pirk’s boot was ver vooruit.
Papa zijn we kwijt, dacht Busch, Pirk zal hem niet
(Slot.)
Ring was gelukkig. Slechts één omstandigheid deed
een weinig afbreuk aan zijn geluk. Mevrouw Wernicke
was naar ’t scheen niet ingenomen met zjjn plannen.
Doch deze hinderpaal was niet onoverkomelijk. Als hij
maar eenmaal gelegenheid had gehad, het jawoord
van zijn Kathe te krijgen dan zou al het andere
wel in orde komen. Morgen moest de beslissing vallen,
morgen moest hij onder alle omstandigheden zijn doel
bereiken. Want voor den zeeman geldt meer nog dan
voor ieder ander partij te trekken van de gunst van
het oogenblik! Morgen, Kathe, morgen, fluisterde de
jonge officier en wenkte groetend naar het stadje.
Vervolgens zocht ook hij zijn kooi op.
Stralend glansde den volgenden dag de warme zon
aan den wolkenloozen hemel. Een zachte bries krulde
de oppervlakte der zee en verspreidde tevens een ver-
frisschende koelte. Met groote vaart joegen de beide
torpedobooten door de zee, de tweede in het kielwater
de eerste volgend. Als een messneed de scherpe boeg
der vaartuigen door de blauwe golven, zoodat het wa
ter zich aan weerszijden ophoogde en schuimend in
breede golven wegvloeide. Den blik beurtelings nu
eens op de uitgebreide kaart, dan op de herkennings-
teekens aan de kust gericht, stond de kapitein ter zee
Busch achter den stuurtoren der voorste boot, naast
hem de signaalgast met de bonte seinvlaggen en de
stuurmansmaat, in afwachting van zijne bevelen. Nu
droeg hij de leiding der boot over en voegde zich bij
het kleine reisgezelschap, dat vroolijk op het achterdek
de aantrekkelijkheden van den ongewonen tocht genoot.
De heer Wernicke was de geestdrift zelf en werd niet
moede zich door Pirk in de bijzonderheden van het
torpedowezen te laten inwijden, terwijl zijne beide
dames, die de gewone hoeden, met zeer lichte mutsen
verwisseld en tot beschutting tegen de roetvlekken
van den walmenden schoorsteen linnen stofmantels
omgeslagen hadden, door Ring onderhouden werden.
Natuurlek, Ring zit bij de oude, prevelde Busch en
niet bij zijn liefste. Mama Wernicke schijnt mij een
niet te onderschatten strategisch talent te hebben. Nu
we zullen zien, of wij haar niet de baas zijn. Verdeel
en heersch! zooals wijlen Gesar of wie het mag ge
weest zijn, placht te zeggen.
Glimlachend nam hjj een klapstoel en ging tusschen
zijn kameraad en diens aanstaande schoonmoeder zit
ten. Snel had hij mevrouw Wernicke in een druk
gesprek gewikkeld, dat natuurlijk over de zee en de
marine liep. Het water was moeder Wernicke in den
grond een gruwel. Roeien, zeilen en alles, wat daarmee
verband houdt, scheen haar een meer of minder straf
waardige lichtzinnigheid toe, waaraan een verstandig
mensch, zonder dringende noodzakelijkheid, zich niet
schuldig mocht maken. Het had haar man en haar doch
ter niet weinig moeite gekost, haar over te halen aan
de partij van heden deel te nemen. Alleen de gedachte,
dat zjj haar dochter moest beschermen voor Ring, wiens
wenschen en bedoelingen haar niet verborgen waren
gebleven, had haar, ondanks haar afkeer van de zee,
aan boord kunnen krijgen. Want hoe aardig en sym
pathiek Ring ook was, KJthes hand zou hij niet hebben.
Nooit zou zij haar dochter aan een zeeman geven, die
altjjd van huis en bovendien voortdurend in levens-
V"
vreemde, dat
bruisen, over zijn lijk,
met kalmte strijden en
niet het woorduw
geleerden hadden wel gezegd
gansch het volk, maar
spreuk niet.
Toen kwam de verandering. En weer was
het omstreeks een feest, het honderdjarig
van Aan^ 1 \’e
I
HepSgl^XS^^jet JUën overal, in alle vqtfmen,
met de naam van inwendige zending'Te it-mi-
telen: nader tot elkaar brengen van mensen
van allerlei stand en, bij die allen, opwekking
tot waardeering van het eigene en wel van
het meest eigene, dat een mens kar. hebben,
z’n taal in de eerste plaats; opwekking en ont
wikkeling door dat eigene van daarvoor juist
bij uitstek vatbare elementen uit het Neder-
landsche volk; wakker-maken van het streven,
zich dat ras waardig te betonen, dat nu ten
minste al 20 eeuwen op dezelfde plek ge
woond, geleefd en gestreden heeft, om vrij te
zijn van mensen en van de zee; het oude:
»adeldom brengt plichten meê« de suffende toe
te roepen en zo niet mee te helpen aan het ver
delen van het land, maar aan veredelen, want
waar de delen verbeterd worden, komt dat
het geheel ten goede. Zie daar, wat ook H.
M. de Koningin met juiste blik gezien heeft.
Haar optreden verleden jaar was geheel in de
lijn der historie. Van daar ook het slot van
een schrijven over deze onderwijzerszaak aan
Haar: »dat het hoofdbestuur meent in dezen
een beroep op de tusschenkomst van Uwe
Majesteit te mogen doen; immers, waar het
vorstenhuis Nassau meer dan drie eeuwen het
Friesche gewest bestuurde en de banden tus
schen het Stamhuis van Uwe Majesteit en Fries
land dus van oude herkomst zijn, bestaat er
als van zelve aanleiding, om ook de aloude
Friesche taal in de bescherming van Uwe Ma
jesteit aan te bevelen. B. C.
Een onderwijzer had een ondeugenden jongen
duchtig bij zijn ooren getrokken. De jongen vertelde
het aan zijn moeder en deze schreef aan den onder
wijzer
»De natuur heeft een geschikte plek geschapen voor
de tuchtiging van ondeugende jongens. Die plek is
niet zijn oor. Wilt u dus in het vervolg de geschikte
plek in aanmerking nemen P«
Mina: Toen je met papa sprak, Willem, heb
je hem toen gezegd dat je f 500 op de spaarbank had?
Willem Ja, lieveling.
Mina En wat zei papa
Willem Hij heeft ze van mij geleend
BarbierHeb ik meneer hier al eens
geschoren
Klant Ja, eens.
BarbierHé, ik herken uw gezicht niet.
Klant: Neen, ’t is gelukkig weer genezen.
Balgesprek. Zij Een vorstin die wegloopt, ik
ben er sprakeloos van 1
HijVerlangt u misschien óók taallessen
---BOUWERS!
I e Tentoonstelling te
urga \tent Kunstmeststrooima-
._Tr_„NTIëN 4 cent per regel. Bij abonuem- eoo
_it en van 1000 regel? regel. Bij abonn K -
regels 3 4er LAA.
je. regels 27, cent. Groote
plaatsrn s._
dat er in
op z’n dorp
geen volkszaak
dat is
'b. 5, van de
ingegaan in
A niet-
e.k.
herdenken van Dokter Eeltjes geboortedag,
er nieuw leven aan het licht kwam in het Fries?
maar nu buiten Friesland. Na plusm. 75 jaar
dus een vernieuwing, verandering van aard,
van geestesstrooming.
Thans zijn de kriten en het aantal leden
van het selskip gegroeid. School- en leesboek
jes zijn gemaakt en een adres aan de Prov.
Staten gericht, om Fries taalonderwijs als leer
vak op de scholen toe te laten.
Ziedaar zo’n paar draaikolkjes, waarin het
Fries geraakt is, door de botsing van de beide
stromingen; die van binnen en die van buiten,
de zuiver esthetiese en geleerde en de meer
ethiese taalbeweging.
Gaandeweg zal er wel orde uit voortkomen;
men zal leren inzien, dat men van elkaar ge
bruik moet maken, en meerdere waardering
zal het gevolg zijn. De opgewektheid van de
Friezen daarbuiten moet op den duur die daar
binnen ook bezielen en het is dan ook niet
te verwonderen dat de vroegere 5 kriten (af-
deelingen) Leeuwarden, Sneek, Grouw, Joure
en Oldeboorn, de enige, die er nog in 1901
waren, alleen het hartje van Friesland omvat
tende, vermeerderd zijn tot 15, nu bijna alle
delen van ’t Friese land: Rauwerderhem, Hee-
renveen, Bolsward, Roordahuizum, Dokkum,
Warns, Franeker, Wirdum, Bergum en Akkrum;
alleen de zuidoosthoek doet hieraan niet mee,
maar als men weet, dat Wolvega en de streek ten
zuiden daarvan al niet Fries meer is, valt daar
niet anders te verwachten; men spreekt daar ’n
Friso-Saksies dialekt. Ook de bond >Jong
Friesland*, die overal, waar het pas geeft, Fries
wil spreken, w ijst op nieuw leven.
En nu mag men, wat mij betrefttwijfelen
aan die invloed van buiten; wij staan er allen
nog dicht bij, om het waarom te zien van de
dingen, dat er zowel binnen als buiten krach
tig leven is, valt niet te loochenen; op hetzelf
de wijzen de sijfers van het ledental van »it sel-
skipc in 1901, 367; in 1906, 1382; waarbij
nog komen de leden van de 28 vereenigingen,
die toch ook wel een 3000 zullen belopen.
Dat er opgewekt leven is, blijkt dus; maar
tevens wil ik er ten slotte nog eens op wij
zen, omdat in Holland en in Friesland
de zaak wel eens verkeerd begrepen wordt:
gevaar voor provincialisme ontbreekt, in ieder
geval tegenwoordig; of het er vroeger geweest
is, het uitpluizen hiervan zou mij nu te ver
voeren en het is ook beter, dat aan anderen,
gevaar is, terwijl zijn vrouw thuis eenzaam baar leven
verslijt. Nooit! Busch zag al gauw in, dat hij tegeno
ver haar de handen vol zou hebben, maar hij gaf den
strijd niet zoo spoedig op. Met al de geestdrift, die
hij voor zijn beroep had, schetste hij haar de poëzie
en de bekoring van het zeemansleven en teekende
haar tegelijkertijd een beeld van zijn eigen gelukkig
huwelijk.
O, u kunt niet gelooven, mevrouw, aldus eindigde
hij, hoe men zich onderweg verheugt over den dag
van thuiskomst, hoe men telkens weer naar de lieve
brieven grijpt, die van het dagelijksche leven der ge
liefden zoo uitvoerig vertellen, hoe men zich het
geluk van het weerzien uitschildert! En dan de thuis
komst, het tehuis, de tijd, dat men weer bij elkaar is!
Gelijkt hij niet op ’n telkens zich vernieuwenden, zali
gen verlovingstijd, als de een den ander met de innigste
liefde tracht te omringen en het leven te veraangena
men! Neen, wij zijn er in ons huwelijk niet slecht aan
toe. Wie weet, hoeveel van onze vrouwen wel, niette
genstaande zij van zooveel afstand moeten doen, met
uwe zusters zouden willen ruilen!
Zijne woorden bleven niet zonder indruk, maar be
keerd was mama Wernicke nog lang niet en Kathe
werd nog even als vroeger met Argus-oogen bewaakt.
Zeer tot ergernis van Ring, die op dit oogenblik nu
juist niet vol teedere gevoelens voor haar moeder was.
Wij zullen hem verlossen, dacht Busch, nadat hij zich
een tijdlang met de minnesmart van zijn kameraad
geamuseerd had, wacht mamaatje, er zijn nu woorden
genoeg gewisseld, nu zul je daden zien.
Ik stel u voor, mijne heeren, zeide hjj tot zijne kame
raden, onze gasten eens te laten zien wat onze booten
vermogen. Pirk, gij neemt de leiding van de andere
boot op u.
gingen, »selskippen« te stichten. Hoe dat te
verklaren is? Het komt overeen met wat we
in het rond zien gebeuren bij volksstammen,
die in een grooter land zijn opgeslurpt, of wel
overheerst worden door een uit overlevering
kracht puttende volkshelft. Het gebeurt niet
overal zo mak, zo vreedzaarp, zo verheffend
als in Nederland, maar dat komt, omdat er
ook nergens minder reden is tot heftig verzet
als juist bij ons. Niemand wil de Friezen
hier kwaad, als de Russen de Finnen, de
Duitsers de Polen, de Engelsen de Ieren;
niemand tracht hier de Friese taalbeweging
te stuiten of te negéren als de Fransen de
Vlaamse, de Engelsen de Afrikaanse, de Span
jaarden de Kataloniese. We hebben tegen
woordig 28 selskippen.
De Schrijver wijst dan op het weinige dat
in vele jaren van het Fries uitging, hetwelk
meende men ten doode opgeschreven stond.
Door woord en geschrift werd evenwel de
liefde voor de memmetaal weer wakker ge
schud. Was het de rechte lietde Neen
Fries schrijven werd nu een soort van
sport voor de enkelen, een aan-taal-doen,
waar de koopman, de winkelier, de man van
’t werkleven van alle dag zich niet mee kon
ophouden dan die enkele keer
zo’n jaar een Fries toneelstuk
vertoond werd. Het was
daardoor. Een taalstrijd van de enkeling
die hoopte met z’n geschriften het Hollandse
woord buiten de Friese taal te sluiten en
die, óf niet inzag, dat de snelheid, goed-
koopheid van ons verkeer dat tot het onmo-
gelike maakte, óf wel inzag, wat Vondel anders
toepaste:
Hij schut vergeefs zich zei ven moê,
Wie schutten wil den starcken vliet.
Die van een steyle rotse schiet
Naer eenen ruymen boezem toe,
ten minste de beide eerste regels, en
toch vol wou houden in zijn strijd tegen dat
over hem naar binnen zou
Het volk zag hem
vergaan en voelde
zaak geldt het. De
de taal is
de Fries pakte die
Onder bovenstaande titel schrijft in Vragen
van den Dag de heer Dr. J. B. Schepers, die
zooals men weet de nieuwe vereenvoudigde
spelling bezigt, een lezenswaardig artikel. Wij
zullen daaruit hier en daar een greep doen,
hoewel wij het stuk in zijn geheel gaarne ter
aandacht aanbevelen.
Door »it Selskip for Fryske Tael en Skrif-
tenkennisse» is het verzoek gericht aan Gede
puteerde Staten van Friesland om hun mee
werking tot het krijgen van onderwijs in de
Friese taal op die plaatsen, waar »het in
hoofdzaak de omgangstaal der bevolking is«.
Die meewerking is noodig, om te komen tot
een geregelde gang van zaken, »tot het hand
haven van degelijk onderwijs, onpartijdigheid
en goede orde«. Er zal gepoogd worden
kapietaal daartoe bijeen te brengen,
komt dat Selskip daar zo toe, dit verzoek te
doen
De Fries is van ouder tot ouder een trek
vogel en Prof. Schafer uit Berlijn wees er o.
a. op, iemand, die zijn beschaving, zijn ge
dachten, vermengd met die van het buiten
land, ver verspreidt; dat is zo al vanouds ge
weest. Als wij bij uitstek Duitse sagen als
van de Nibelungen en Bourgondiërs, die te
Worms of Xanten spelen, aan de Rijn dus,
aantreffen in de Edda, op Ijsland neerge
schreven als het dichterlik testament van de
Noren, en we hooren als enige zanger van
het Germaanse vasteland een Fries Bernlef
vermeld, »die zijn buren
minzaamheid en omdat hij de daden
voorgeslacht en de oorlogen der koningen
goed in zijn harpzangen wist te verhalen*,
dan is het zeker niet een te stoute gevolg
trekking, als we zeggen, dat er waarschijn
lijkheid bestaat, dat de Friezen, de bewoners
van de kust van Zwin tot Wezer, de bemid
delaars waren tusschen Duitsers en Noren. En
als wij Friese bouwstijl terugvinden in de
kustlanden van de Oostzee, hebben we een staaltje
van hetzelfde waar te nemen. Die trek-aard
loochende zich nooit en ook in onze tijd vinden
wij ze overal; maar wat is nu het vreemde
verschijnsel? Dit, dat in de laatste 10 jaar
al die Friezen buiten hun provincie neiging
vertonen, om zich aaneen te slui ten, vereeni-
Tot uw dienst, antwoordde de aangesprokene met
een blik van veistandhouding en snelde heen om de
noodige seinen te geven. Onmiddellijk vertraagde de
eerste boot haar vaart, terwijl de tweede met versneld
tempo avanceerde en op een handbreed afstand naast
de eerste kwam. Pirk sprong nu op deze tweede boot.
Wat dunkt u er van, meneer Wernicke, riep hjj, als
p hieldt en ook mijn boot eens
ilstrekt geen gevaar bij.
De heer Wernicke ging, ondanks het angstige afra-
A2AA_11121_1L4_1
bereikte met behulp der beide luitenants ook gelukkig
als vroeger in het kielwater der eerste te volgen.
Nu, voor de afwisseling wat spectakel?
ven, de seinvlaggen werden gezwaaid en klinkend begon
Het schouwspel begon. Weldra schoten de booten, in
in het opgewoelde water dook en de menschen aan
boo
i
5
s 1
Wit
I
i
TOT HET
«end, i
ULmVUmo
ei
ADvEF rcrprnp
i Ge-