MW8- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEK EU WlWi. w* In ’t volgend nummer wordt een begin gemaakt met een Hartstocht. Zaterdag 27 Januari 1906. 61e Jaargang. GELEERDE SNEEKERS. Ongelijk in Rang. ITo. 8. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. Verband tusschen Chilisalpeter en Eiwit. nieuw, boeiend Feuilleton, getiteld t eloos nd, i i g Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ide- den ko- lin- i de epu- an is eld, ing is ook ene uur 50 'oor be- van ing Hen be- sa- gen we- ieft, arst ag- be- ge- rens ge- aden fde 500 nu- tiiet :on- oon ■est ten r zij den ten der de f in bts- aoze iene rige 100, :ens ;igd iche 16, rost of ver- op met ;ens ■ijen of Is- ede- niet ge- nst- Iken stil ring lek-, loon twee icht, 2o., zoo- Irag, der ider- t aan ming - ragen in- ihoek in af- t bet rising t als i ten Dokter, ik ben blij dat u gekomen zijt. De zes maanden zijn zes weken geworden, na die schokkende gebeur tenis. Ik heb mijn laatste wilsbeschikking gemaakt ten gunste van de kleine meid. Ik heb getwijfeld aan het meisje, dat ik liefhad, ik heb mijn lijden verdiend. Een uur later was Robert Gilmoreniet meer. ien, Ige- :net dge itig tijd p de •ond over be- 1905; per- ider 1. voor Ik geloof niet, dat er één enkele veehouder bestaat, die niet naast de verschillende voedergewassen, die zijn boerderij oplevert, zooals voederbieten, koolrapen, knollen, spurrie, klaver, gras en hooi en behalve de pulpe of andere fabrieksafval, nog een zekere hoeveel heid krachtvoeder koopt, zooals lijnmeel, lijnkoek, grondnotenkoek, enz. En bij het aankoopen van die voederartikelen wordt dan gewoonlijk aan de landbou wers den raad gegeven: «Denk er aan, dat gij op uw boerderij zelf zetmeel genoeg kunt maken, doch dat ge met uw krachtvoer in de eerste plaats eiwit moet koopen. Het is dus niet genoeg, dat ge bij de waarde- berekening der verschillende veevoeder-artikelen reke ning houdt met het aantal voedereenheden, doch ge moet in de allereerste plaats eischen de aanwezigheid voor mij te winnen, althans wij trouwden. Dan is ze hier ook in huis, zeide Robert. De aderen op zijn voorhoofd waren gezwollen. Zijn stoel kraakte onder het gewicht van zijn greep. Neen, vijf jaren geleden is zij gestorven. Te moeten denken, dat wat toch eigenlijk alleen als plagerij was be doeld, zóó moest eindigen. Arme dwaas! Hij wistnietbeter. Hij dacht dat ze hem had bedrogen. Ik heb haar nooit de geschiedenis van dien ring verteld. Ik haatte toen mijn broeder en ik haat hem nog. Gemeene hond! De stoel werd door de kamer gesmeten. Robert Gilmo re, met een door woede verwrongen gelaat, uitte een kreet als van een wild dier, sprong op zijn broeder toe, greep hem aan en wierp hem op den grond. Dan ben jij het, die mijn leven hebt bedorven, met je boosaardige streek.Weet je wie ik ben? Je broeder Robert! Herken je me niet? Tien jaar geleden heb ik je bijna gedood, nu zal ik het zeker doen. Dat zweer ik je. Met innig welgevallen zag hij den doodsangst van zijn broe der. Wat heb je nog tot je verdediging in te brengen? vroeg hij. Goede hemel, stamelde Albert, jijo,genade? Genade, schreeuwde Robert met een vreeselijken lach. Had jij genade met mij, toen ik van haar heenging als een gebroken man? Neen. Waarom zou ik jou dan sparen? Ik beloofik beloof alles. Maar spaar mij, Robert. Als ]e nog bidden wilt, gauw dan. Je tijd is gekomen. Robert’s gelaat drukte het vaste voornemen uit om zijn broeder het leven te benemen voor het leed, dat deze hem had berokkend. Spaar meikHet verdere stierf weg in een snik, want Robert had zijn vuist vaster geklemd. Toen een laatste worsteling om het leven. Albert trachtte met al zijn kracht-zich vrij te maken, maar Robert’s greep was van ijzer. Nauwelijks kon hij meer ademhalen. Hij worstelde niet meer, hij hijgde naar lucht, zijn gelaat werd blauw, zijn oogen puilden uit, hij kon de wreede greep niet ontkomen. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. In 1400, toen Sneek al meer dan honderd jaren stadsrechten bezat, toen de plaats zich al uitbreidde, leefde aldaar Alvinus Frisius, rector der stadsschool, die eene geschiedenis in verzen van Friesland geschreven heeft; deze geschiedenis loopt tot en met Karei den Grooten. Folkerus Simonis, eerst rector en daarna burgemeester, schreef eene kroniek van Fries land in het Latijn; hij leefde nog in 1496. Dominions Benedix, die in de eerste helft der zestiende eeuw geboren werd, een rechts- en godgeleerde tevens, werd in 1546 pastoor in zijne geboortestad Sneek. Hij was een wetenschappelijk, beschaafd man, een liefheb ber van talen. Hij had zich bekwaamd in de Grieksche en Latijnsche talen en oefende zich geheel door zelfstudie in het Hebreeuwsch. In 1556 werd hij vicaris van de kerk te Ol- denhove en in 1567 pastoor te Leeuwarden. Hij was een gunsteling van den toenmaligen bisschop van Leeuwarden, Cumerus Petri, en moest, wegens zijne strijd tegen de hervor ming, spoedig het land ruimen. Hij overleed in 1586. Maar roemrijker dan een der voorgaanden is geweest de voortreffelijke Friesche edelman Joachimus Hopperus, geboren den 11 Novem ber 1523. Zijn eigenlijke naam was Jochem Hop, maar volgens de gewoonte dier tijden, verlatijnschte hij zijn Frieschen naam. Zijne ouders, Sjoerd Hopperus en Rixt Piersma, woonden eigenlijk te Hemelum. Joachim kwam echter te Sneek ter wereld, omdat zijne moeder, ten huize van haren vader, Feike Piersma, burgemeester van Sneek, van dezen zoon beviel, en weinig dagen daarna overleed. Ook de vader, Sjoerd Hopperus, leefde slechts weinige jaren daarna. Joachim ontving het eerste onderwijs te Sneek en wel met zooveel vrucht, dat men (Slot.) Mr. Bransom? Komt u binnen? Mr. Gilmore had u al verwacht. Hier is hij. Mr. Gilmore, er heeft een spoorwegongeluk plaats gehad. Daardoor heb ik u laten wachten. Robert trachtte zooveel mogelijk de manier van spre ken en doen van Bransom na te bootsen. Hij gevoelde zich niet bijster op zijn gemak, toen de donkere oogen van zijn broeder op hem waren gericht, voor het eerst na tien jaren. Maar geen tee«en van herkenning was op Albert’s gelaat te bespeuren. Kom hier binnen, zeide Albert, hier worden we niet gestoord, kent zeker in ’t algemeen den loop mijner zaak? Ik zou haar gaarne in ruwe trekken nog even van u wenschen te hooren, antwoordde de pseudo-boekhouder. Gaarne. Ik moet tien jaar teruggaan, toen het land goed in het bezit kwam van mijn broeder en mij. Zoo lang het in één hand was, ging alles goed, maar toen wij verdeelden liep het spaak. Vader had ons ieder de helft vermaakt, doch overigens geen aanwijzingen ver strekt. Spoedig bleek, dat Robert’s grond bijna waarde loos was, tenzij hij sommige verbeteringen aanbracht, die mjjn grond ontzettend in waarde zouden doen dalen. Hij ging op geen enkel mijner voorstellen in. Wij haj- den voortdurend twist en gingen elkaar meer en meer ’'aten. Ik beraamde een plan, waarmede ik dacht hem de baas te worden en dat gedeeltelijk op mijn eigen hoofd is neergekomen. Wij waren beiden verliefd op hetzelfde meisje, en hij won de genegenheid. En ik maar ik dwaal af. Het eind was dat hij in een hevige stolfius en kinderen gevolgd waren, heeft de gedurige inspanning en rustelooze arbeid, hem van der jeugd af eigen, zijn krachten geheel ondermijnd, zoodathij in eene uitterende ziekte verviel, die een jaar duurde; slechts weinig voedsel kon hij nuttigen. Twee uren voor zijn afsterven zond hij nog aan Koning Filips een verzegelden brief, daarin te kennen gevende, dat hij altijd eerlijk en trouw zijne plichten vervuld hebbende, den Koning alle geluk en zaligheid toewenschte, en tevens ootmoedig verzocht om onderstand en bescherming voor zijne vrouw en kinderen, die hij achter moest laten. Joachim Hopperus stierf te Madrid den 15 December 1576. Na zijn overlijden zond de Koning terstond een edelman naar de adellijke weduwe, om zijn rouwbeklag over te brengen en haar tege lijk van zijne gunst en bescherming te verze keren. De Koning bezorgde het lijk eene plechtige uitvaart te Madrid en de weduwe bekwam eene gift van 12000 gulden ter te gemoetkoming in de reiskosten naar Nederland en 1000 gulden ’s jaars om te kunnen leven en hare kinderen te laten studeeren. Zij vestig de zich te Keulen. Hopperus bezat groote talenten, een uitge breid en geoefend verstand en een gematigden geest. Hij mag zeker onder de geleerdste oud-Sneekers gerekend worden. met reden iets groots van hem kon verwach ten. Op zijn dertiende jaar ging hij naar Haar lem, waar hij in vier jaren tijds zóódanige vorderingen maakte in de letteren en de wijsbe geerte, dat hij met vrucht het onderwijs op het college te Leuven kon bijwonen, alwaar hij zulke vorderingen in de rechtsgeleerde stu die maakte, dat hij de geleerden verbaasde. Daarna bezocht hij Orleans en Parijs, maakte daar kennis met vele voorname geleerden en vergrootte tevens zijne kunde. Voorts werd hij licentiaat en daarna doctor en professor in de rechtsgeleerdheid te Leuven, in welk ambt hij een roemvollen naam heeft verworven. De faam van zijn grondige rechtsgeleerd heid bewoog de landvoogdes Margaretha van Parma, om Hopperus tot lid van den Hoogen Raad te Mechelen aan te stellen, van welke Raad een andere Fries, Viglius Wigle) van Aytta van Zwichem (Leeuwarderadeel) president was. Hij werd voorts lid van den geheimen Raad te Brussel en grootzegelbewaarder des Konings. Tot de oprichting der Hoogeschool te Douai heeft hij zóóveel bijgedragen, dat men hem ge rust den stichter dier academie mag noemen. Voor den eigenlijken aan vang der Nederland- sche beroerten was Hopperus, in April 1566, op verzoek van Koning Filips II, naar Spanje gereisd, om aldaar den Koning te dienen. Tot aan zijnen dood is hij in dat land gebleven. Hij stond in grooten gunst bij Filips, die hem met de heerlijkheid Dalem begiftigde en tevens de vrije jacht in Gaasterland vereerde. (N.B. Dalem is een klein dorp in Gelderland, nauwelijks een kwartier van Gorinchem, aan den Waaldijk. Het was eene oude bezitting der Heeren van Arkel, op het einde der 11de eeuw door heer Jan V van Arkel gesticht. In 1423 vereerden de edelen deze heerlijkheid aan den Hertog van Gelder. In 1498 verpandde Hertog Karei van Gelder ze aan Maarten van Rossum en in 1568 begiftigde Koning Filips er Hopperus mede.) Hopperus werd op éénen dag met Don Jan van Oostenrijk ridder geslagen, waarbij hem ook het dragen van gouden sporen werd toe gestaan. Na eenige jaren in Spanje te zijn geweest, werwaarts hem ook zijne gade Christina Be- vlaag van woede vertrok, na zijn grond voor een bagatel aan Smythe te hebben verkocht. Smythe, die de zaken goed inziet, wil zijn eigendom nu aan mij verkoopen voor 6000 pd. st. of voor het mijne 1000 geven. De eerste som kan ik niet betalen, de tweede som is mij te gering. Ik zal hem dus nu moeten beletten de voor genomen verbeteringen aan te brengen, die door Robert niet zijn tot stand gebracht. D draagt uw broeder Robert zeker nu geen goed hart toe? vroeg de bezoeker met gemaakte onverschilligheid. Geen goed hart? antwoordde Albert opgewonden Kijk, en hij wees op de rivier, als hij in dat water lag en ik zag hem voor- mijne oogen verdrinken, ik geloof niet dat ik dan een hand zou uitsteken om hem te red den. Zijn toehoorder week terug, alsof hij gestoken was en een woeste uitdrukking was in z’n oogen, toen hij zei: Ik geloof, dat het bewuste plan op een verschrik kelijke manier op u zelf moet hebben teruggewerkt. O, ik moet nog lachen, als ik er aan denk, hoe ik hem heb beet gehad. Hem beet gehad? vroeg de ander, zonder een spier van zijn gelaat te vertrekken, hoewel hij doodsbleek werd en zijne hand beefde. Hoe hebt u dat aangelegd? O, dat wil ik u wel vertellen. Ik beminde Eva Lester en zou me voor haar hebben opgeofferd, als Robert niet reeds hare liefde had gewonnen. Ik had haar zielslief en voor ik van mijn broeders engagement wist, had ik een ring laten vervaardigen waarin ik had laten graveeren: Albert aan Eva. Op den avond, toen Robert en -ik voor de laatste maal twistten, was ik voornemens hem den ring te laten zien om hem te sarren. Hij sloeg me neer en terwijl ik viel, rolde de ring uit mijn zak. Hij zag het en geloofde dadelijk dat ik hem de liefde van zijn meisje had ontroofd. Ik liet hem in dien waan, hij ging naar haar toe en beschuldigde haar. Zij was te trots hem zijn dwaling onder het oog te brengen en te veront waardigd omdat hij aan haar durfde twijfelen. Zoo scheidden zij. Wat mij betreft, ik wist haar gedeeltelijk van een zeker aantal procenten eiwit.* Dat is met het oog op den aankoop der voederartikelen zeer juist ge redeneerd. Immers in alle op de boerderij gewonnen veevoeder zit zooveel zetmeel, dat de aankoop van zetmeel alleen voor den landbouwer-veehouder een groote d waasheid zou zijn, men neemt het zetmeel op den koop toe, doch het is eigenlijk om het vet en het eiwit te doen. Toch geloof ik echter, dat wij bij dezen toestand niet behoeven te berusten. De vraag kan gedaan worden: »Is het totaal onmogelijk op de boerderij ook het eiwit zelf te winnen? Zouden we het niet zoover kunnen brengen, dat we in onze voederge wassen zooveel eiwit verzamelden, dat we bij een ge woon rantsoen ook een geschikte voedingsverhouding hadden? En zouden wij op die manier den aankoop van eiwit niet tot een minimum kunnen beperken?* Eiwit bestaat uit dezelfde elementen als zetmeel met nog stikstof en een weinig zwavel. Deze laatste stof is genoeg in den bodem aanwezig, behoeft in elk ge val niet opzettelijk door ons in den grond gebracht te worden. Wij hebben dus slechts te zorgen, dat ge noegzaam stikstof in den grond aanwezig is. Door be mesting met chilisalpeter brengen wij stikstof in den grond en wel op oogenblikken, dat het direct door de planten kan worden opgenomen en tot vorming van hare organische stoffen worden gebruikt. Er bestaat dus een duidelijk verband tusschen stikstofbemesting en eiwitvorming in de plant en aangezien we om ver schillende redenen bij stikstofbemesting in de eerste plaats denken aan chilisalpeter, is er ook een direct verband tusschen het gebruik van chilisalpeter en de aanwezigheid van eiwit in de gewonnen planten. ♦Alles goed en wel,« zegt ge, «maar het chilisalpeter is zelf zoo duur, dat het te betwijfelen valt, of we zóó voordeel zouden behalen.* De opmerking zou juist zijn, als ik beweerd had dat we alleen tot vermeerdering van het eiwitgehalte met chilisalpeter moeten bemesten. De kwestie is deze: door bemesting met chilisalpeter vermeerderen we in de eerste plaats de opbrengst in hoeveelheid. Wij weten immers reeds uit tal van proeven, dat de hoe. veelheid gras en hooi door een bemesting met chili salpeter aanmerkelijk stijgt; dat voederbieten, - man- gelwortels knollen, spurrie enz. door bemesting met chilisalpeter de bemesting door de grootere kwantiteit rijk betalen. Nu is echter de vraag: «Moeten we hierbij alleen op het gewicht letten?* En dan is mijn antwoord: »Neen, wij moeten als resultaat der be mesting met chilisalpeter ook beschouwen de stijging van het eiwitgehalte.* Door een bemesting van chilisalpeter op gras en Toen een tikje aan de deur. Goeden nacht, vader, riep een kinderstem. Robert hoorde het. Hij liet los en keek verbluft rond. Wat is dat? vroeg bij. Mijndochtertje, was het met moeite uitgebrachte antwoord. Haar kind? vroeg Robert hijgend. Ja, ons dochtertje Eva! Nacht vader! riep het stemmetje weer. Geen woede was er meer in de oogen van den harts- tochtelijken man. Goede hemel! riep hij uit. Wat doe ik! Haar kind! Albert, Albert, sta op. Drink. Ik moet haar kind zien. Zeg haar een oogenblik te wachten. Je zult haar toch geen kwaad doen? Geen haar op haar hoofd zal ik krenken. Open de deur. Is dit haar kind? God vergeve me de misdaad, dien ik bijna had bedreven. Hij nam het meisje in zijn armen en kustte het feeder. Haar moeders gelaat, haar moeders haar en oogen. Albert keek hem verbaasd aan. De man van nu was zoo heel anders dan die hem een oogenblik te voren had willen dooden. Toen had woeste haat uit zijne oogen gestraald, nu waren ze met tranen gevuld. Albert, ik ga heen, om nooit terug te keeren, want slechts weinige levensdagen zijn nog voor mij wegge legd. Maar vertel haar later wie ik ben geweest. Vaar wel, mijn lieveling, vaarwel. Toen drukte hij haar nog een vurigen kus op de lippen en verliet het huis.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1906 | | pagina 21