71 NIEUWS- EK ADVERTENTIEBLAD De ontwikkeling van den Handel. geld. Sen meisje mei IMR SHI D MS'MkD. >le Jaa No. 60. Zaterdag ,28 Juli 1606. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. 4 Billijkerwijze wordt men. HOOFDSTUK I. 3.) die daar (Wordt vervolgd.) l: I Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. van de Door AMO. van van en dit dus route, tegen zijn wil te verzetten. .Laat mij los, ik wil niets van hem weten, de ondeugd staat op zijn voorhoofd geschreven!* schreeuwde hij en stiet zijn vrouw terug. De zoon wierp een enkelen blik op de zijnen, maar allen begrepen dien blik. Daaruit sprak de oude trots, de opvlammende drift, en toch ook een wee, een be rouwden troosteloosheid, die pijnlijk aandeed. Met zijn gewoon trotsch gebaar wierp hij zijn rijke lokken van het voorhoofd naar achter, hij knarste met de tanden en toen was hij verdwenen. Krakend viel de deur achter hem in het slot. Met een jammerkreet zonk vrouw Burgman naast haar man op de knieën. .Vader! Vader!» En .vader* riepen ook Magdalena en Frederik met tranen in de oogen, terwijl ze allen den strengen man angstig smeekend aanzagen. .Houdt je mond! Ik weet heel goed, wat ik doe!* zeide Burgman barseh; hij weerde vrouw en kinderen at en verdween met bleek toornig gelaat in de kamer daarnaast. Zijn vrouw lag op den vloer te snikken. Magdalena en Ernst Seelink deeden vergeefsche moeite om haar op te richten. Frederik haalde water, legde het hoofd zijner moeder aan zijn borst en liefkoosde haar onder heete tranen, terwijl hij haar smeekte een beetje water te drinken. Lma Binder was intusschen stil verdwenen. Na een afwezigheid van vijf jaren was de verloren zoon teruggekeerd. Was het een droom? Was het moge lijk, dat de vader zoo zijn lieveling van zijn deur jaagde? En hoe zag die lieveling van zijn hart er uit? Wat was er van Johannes geworden? En waarheen zou het noodlot hem nu voeren? Wat zag Ernst er gelukkig uit. Magdalena zat naast hem met haar hand in de zijne. Ja, men kon zich geen gelukkiger paar voorstellen, dan zij waren. Zoo dacht Lina Binder ook, die op dat oogenblik juist binnentrad. Deze kwam dikwijls zoo ’s avonds een half uurtje praten, wanneer haar werk af was en haar moeder te bed was gebracht. Dit meisje had een lief gezichtje, waarop zoowel vroolijkheid als verstand te lezen waren. Soms echter vertoonde zij meer verstand, dan men van haar ouder dom kon verwachten. Ook nu toonde haar gelaat een lachje, waaraan haar hart geen deel nam. Bij haar binnentreden had zij met één oogopslag bemerkt, hoe de aanwezigen gestemd waren en vooral had zij den ouden man in het oog gevat. Lina Binder was een gezond, vlijtig, braaf meisje; mooi was zij niet, maar ze had heldere oogen en was recht van lijf en leden. »Wat zien jelui er vroolijk uit!* sprak zij schertsend tot de twee geliefden. »Ja, wij zijn ook vroolijk,* antwoordden beiden een stemmig, »wij krijgen de woning van den kleermaker en gaan met November trouwen!* .Wel buurvrouw, dan moest gij mij meenemen, als ge de meubelen voor het bruidspaar gaat koopen. Zoo iets mag ik graag doen en voor mij zelve zal liet daar wel nooit toe komen,* zei Lina, die nu ging zitten en een breikous uit haar zak haalde. .Och, waarom niet, Lina? Je hebt zeker ook wel een aardigstuivertje opgespaard voor je uitzet,«sprak Burg man, die haar bijzonder goed mocht lijden. »Ja, buurman, ik heb wel een aardig sommetje op gespaard,* zeide Lina met een vergenoegd lachje, .maar ik zal wel als oude vrijster sterven en daar is ook niets aan verbeurd; ik blijf bij moeder, dan is ze niemand tot last.* .Maar Lina, als iemand je toch lief heeft,* viel Ernst op verwijtenden toon in. .Dat is nu eenmaal zou! Dan heb ik hem nog niet lief, en hem, dien ik graag mag lijden Die laatste woorden ontsnapten haar onwillekeurig. Den geheelen dag had zij aan Johannes gedacht; als men altijd zwijgen moet van dengene, dien men bemint, komen de woorden soms onverwacht over de lippen, voordat men zelf weet hoe. Daar buiten regende het zacht, zeer ten nutte van de dorre velden. De vochtige lucht, die door het open venster van de kamer binnendrong, vermengde zich met de wolken tabaksrook van Burgman’s pijp. Heimelijk drukten de geliefden elkaar de hand en schoven dich ter bjj elkaar. Daar liet Frederik, die bij het venster zat, plotseling een kreet hooren. Een man kwam dicht aan het ven ster voorbij. Frederik had hem reeds een poosje in het oog gehad, terwijl hij in den regen besluiteloos naar de woning stond te kijken en eindelijk met zijn stok voortstrompelde. Bij het venster wierp de man door borende blikken naar binnen. Nauwelijks was de kreet over Frederik’s lippen, toen de moeder ook toeva.llig naar buiten keek, haar breikous liet vallen en doodsbleek werd. De huisdeur ging open, er werd geklopt. .Binnen!* riep Burgman. Daar ging de deur van de kamer open, langzaam, weifelend en daar kwam een man in afgedragen plunje en met een gezwachtelden voet binnenstrom pelen Het was nog licht genoeg, om hem goed te onder scheiden. Daar stond hij met zijn rijke blonde lokken, het jonge, verwilderde gelaat, nu ook nog rood en ge zwollen door de heetezonnestralen, en bij de onmisken bare sporen van een woest leven, thans een uitdruk king van schaamte en grievend wee. Vrouw Burgman liet een luiden kreet hooren. Toen sprongen allen op en staarden zwijgend den man aan, die daar stond. Ook deze sprak geen woord. Wat hij misschien had willen zeggen, bestieif hem op de lippen toen hij de vreeselijke ontsteltenis opmerkte, die zijn komst veroorzaakte. .Wat wil je?« vroeg Burgman, een schrede nader tre dende. Nog nooit had zijn gelaat zoo’n harde toornige uitdrukking getoond al de kommer, al de hooplooze angst kwamen nu als vereenigd in een wee, bij hem boven. .Wat wil je?« vroeg hij nog snijdender, daar de ver- loopen man aan de deur niets zeide, ofschoon zijn lip pen zich zenuwachtig bewogen. .Vader ...I* klonk het eindelijk heesch. »Ik ken den gemeenen schobbejak niet, staat,* schreeuwde Burgman woest. .Vader!*stamelde zijn vrouw in doodsangst, en tracht te zijn hand te vatten. Nooit had zij gewaagd zich door het uitbrengen van bemanning van het wrak XII. Het verkeer te water. (Vervolg.) Van niet minder belang is voor de zeevaart, voornamelijk voor de zeilvaart, de kennis van lucht- en zeestroomingen, op welk gebied de wetenschap in de laatste kwarteeuw cok ont zaglijke vorderingen gemaakt heeft. Profi- teerende van die bewegingen in dampkring en zee is het dikwijls mogelijk langs een schijnbaren omweg spoediger het gestelde doel te bereiken. Alles wat dus dienen kan om de bekendheid met die stroomingen uit te breiden, moet in de hand worden gewerkt. Vooral de fles- schenreizen, die georganiseerd zijn door de .Deutsche Seewarte* te Hamburg, zijn voor de uitbreiding van onze kennis omtrent richting en snelheid der zeestroomingen van groot be lang. Naar het schijnt, waren ook in vroeger tijd de zeelieden met het bestaan dier stroomingen niet geheel onbekend; zoowel de Arabieren in de middeleeuwen als de Hollandsche zeevaar ders van de 17e eeuw maakten voor hunne reizen naar Indië van die bekendheid gebruik. De snelle vaarten, die onze schepen om de Kaap de Goede Hoop deden, kunnen alleen daardoor verklaard worden. Overeenkomstig den geest van die tijden werd die kennis echter zorgvuldig geheim gehou den en dus naar een bovennatuurlijke verkla ring voor die snelle tochten gezocht. Zoo werd het mogelijk, dat het verhaal van den .Vlie genden Hollander* in de wereld kwam. Ook stelt de kennis der zeestroomingen den zeeman in staat, zijn route zoodanig te nemen, dat hij buiten het gebied blijft van de drij vende ijsmassa’s, die elk voorjaar uit de Pool streken naar lager breedte komen afdrijven. Van bizondere beteekenis in verband hiermede is de richting, die de Golfstroomdrift in den Atlantischen Oceaan heeft, daar deze het on mogelijk maakt, dat de groote ijsmassa’s het Noordpoolgebied op den weg komen de talrijke schepen, die tusschen Europa Amerika varen. Het grootste deel van drijtijs smelt in die stroom af en bereikt niet de meer naar het Zuiden gelegen die de stoomschepen volgen. Wat betreft de meerdere veiligheid voor de gelukkig ver achter ons, waarin het barbaarsche strandrecht gold, vol gens hetwelk alles, wat van een schipbreuk aan land geworpen werd, tot zelts de ongelukkige schipbreukelingen toe, het eigendom werd van hem, aan wien de kust toebehoorde. Tegen woordig zijn vaste regelen gesteld, hoe met de aan land gekomen personen en goederen moet worden gehandeld. Terwijl de eersten in de gelegenheid worden gesteld, zich tot den naastbij wonenden consul van hun land te wenden om hulp, worden de gevonden goederen afgele verd aan den strandvonder, in ons land gewoonlijk de burgemeester der gemeente, tot welker ge bied het strand behoort, die er voor zorgt, dat óf de goederen zelf óf de netto-opbrengst na verkoop daarvan den eigenaar in handen ko- voor deze bemoei ingen een zeker bergloon gevorderd, dat ge deeltelijk ten goede komt aan de vinders der gestrande goederen. Gaan wè nu verder na de ontwikkeling de scheepvaart, die het gevolg was van toepassing van de stoomkracht. Terwijl reeds vroeger, naar beweerd wordt, zelfs al in den Romeinschen tijd, raderen tot het voortbewegen van vaartuigen gebtuikt werden, kwam in 1681 Dionisius Papin, professor te Marburg, op het denkbeeld, stoom kracht voor het in beweging brengen van die raderen aan te wenden. In 1707 voer hij met een naar zijn plannen gebouwde boot van Kassei de rivier de Fulda af met het voornemen naar Engeland over te steken. Toen hem echter bij Münden de door- tocht van overheidswege verboden werd, schijnt hij dien te hebben willen dwingen en werd zijn boot bij die gelegenheid door de schippers, die van die nieuwigheid niets wilden weten, vernield. Dit ontmoedigde Papin zoo, dat hij van alle verdere proefnemingen afzag. In den loop der 18ê eeuw werden meerdere stoom vaartuigen beproefd, doch met geen van alle kon men een behoorlijke snelheid verkrij gen. Eerst een eeuw na Papin’s proefneming scheepvaart in vergelijking met vroeger, dienen we allereerst te letten cp de zooveel juistere zeekaarten, die men tegenwoordig gebruikt. Door tal van onderzoekingen, die nog steeds voortgezet worden, en waarvoor verschillende zeemogendheden grootere en kleinere expedi ties hebben uitgerust, heeft men omtrent de diepte der zee zooveel gegevens verzameld, dat men den verticalen vorm van den zeebo dem vrij nauwkeurig kent en dus op de kaar ten tal van gevaarlijke punten heeft kunnen aanduiden. Bizondere gevaren bedreigen natuurlijk de schepen, wanneer zij in de buurt van de kust komen, zoowel daar, waar deze laag en vlak is, als waar zij zich steil en hoog boven de zee verheft. Branding, het gevaar van op de kust geworpen te worden, of tegen de rots kust te pletter geslagen te worden, ziedaar de gevaren, waardoor de schepen nabij de kust bedreigd jvorden. Ten einde die zooveel mogelijk te kunnen vermijden en den zeelie den de geschikte plaatsen aan te wijzen waar ze veilig kunnen binnenloopen, heeft men vuurtorens opgericht, lichtschepen en lichtboeien gelegd en het vaarwater door zorgvuldige be- tonning aangewezen. Als een eigenaardig voorbeeld hiervan wijzen we op de doelmatige aanwijzing van de vier bevaarbare invaarten van den mond der Wester-Schelde tusschen Breskens en Vlissingen: daar drijft bijv, een reusachtig schip, natuurlijk behoorlijk gean kerd, waarop met groote, op een afstand van eenige honderden meters duidelijk leesbare letters, het woord Wielingen is geschilderd, als aanwijzing voor de best bevaarbare in gang. Bovendien vinden we in alle beschaafde staten een min of meer uitgebreid loodswezen, waardoor van regeeringswege aan de vaartui gen bekwame personen, met het vaarwater nauwkeurig bekend, verstrekt worden om ze veilig naar binnen of naar buiten te brengen. Met een bepaald getal loodsen varen de loods- stoombooten of loodskotters op zee in de buurt van de hun aangewezen zeegaten rond om aan de vaartuigen, die binnenloopen wil len, een geleider te verstrekken of dien van de uitgevaren schepen over te nemen. En mocht nu niettegenstaande al die voor zorgsmaatregelen het ongeluk toch dienen, dat een vaartuig schipbreuk lijdt, dan zijn de verschillende reddingstations de aangewezen Een ijverig colporteur! Neemt u mij niet kwalijk, dat ik eens kom hooren naar de geboorte-advertentie voor dit jaar Tot nu toe placht u altijd, als het tegen dezen tijd - liep, bij ons te annonceeren. slaagde de Amerikaan Robert Fulton er in, op den Hudson met zijn stoomvaartuig «Cler mont* tusschen New-York en Albany eene snelheid te verkrijgen van 4 zeemijlen (ongeveer 7,5 K.M.) per uur. Met deze proeftocht in 1807 was het tijdperk van de stoomvaart geopend zoowel in Engeland als in Amerika werden de rivieren weldra door stoomschepen bevaren en ook voor de kustvaart werden deze nieuwe vaartuigen gebezigd. Spoedig waagde men er zich ook mee op de open zee en den lOen Mei 1816 kwam het Engelsche stoomschip .Defi ance* te Rotterdam aan na een overtocht van 16 uren en vervolgde zijn tocht den Rijn op tot Keulen. (Den kapitein William Wager werd door burgemeesteren van Rotterdam bij besluit van 1 Juni 1816 het eere-Tiurger- schap van die stad verleend). Het eerste stoomschip, dat den Atlantischen Oceaan overstak, was de .Savannah*, die in 1818 van stapel liep in New-York. Het was een driemaster, bestemd voor de vaart New- YorkLiverpoolSt. Petersburg, maar had ook stoomvermogen. In 26 dagen, waarvan 18 onder stoom, bereikte het Liverpool en ging van daar over Stockholm naar Kroon stad. Veel opgang maakten de stoomschepen echter aanvankelijk niet; hun snelheid, die tot 9 a 10 zeemijlen gestegen was, bleef te gering en bovendien was de stoomvaart zeer duur. In den regel gebruikte men de stoomkracht ook eerst dan, wanneer met de zeilen alleen geen voldoende snelheid verkregen kon worden. Een belangrijke verbetering was de vervan ging van de raderen door de schroef, die het eerst werd toegepast door Ressel te Triëst in 1829. Tengevolge van een klein ongeval bij den proeftocht werd hem door de Oostenrijk- sche politie het nemen van verdere proeven met zijn nieuwe vinding verboden en duurde het eenige jaren, voordat ze in Engeland door Smith en den Zweedschen ingenieur Ericsson met een verbeterde schroef werden herhaald. In 1839 deed het eerste door Ericsson ge bouwde stoomschip .Stockton* den overtocht naar New-York, waarmee de grootere bruik baarheid van de schroef afdoende bewezen was. plaatsen, vanwaar hulp op de meest afdoende wijze kan verleend worden. Door het afschie ten van vuurpijlen, waaraan lijnen verbonden zijn, naar de in nood verkeerende schepen, wordt een communicatie met den wal in het leven geroepen of reddingbooten de af gehaald. De tijden liggen ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. A P v’ a 0 -TT u

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1906 | | pagina 227