NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
meisje met geld,
- 4 Augustitus 1906.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Beroepskeuze en standbegrip.
Feuilleton.
en Marktberichten. -
N. W.
HOOFDSTUK T.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Door AMO.
geslacht staande, uit.
neemt men aan zeer
een groot deel van de kansen om
komen in een bedrijf,
4.)
Aan Lina Binder dacht niemand.
Zij echter was Johannes gevolgd. Eerst liep zij de
straat op, maar ze zag hem niet. Toen snelde zij naar
het tuintje achter het huis. Zij zag nog, hoe hij zich
voortsleepte naar het prieel en daar neerzonk op de
bank, die hij als knaap nog getimmerd had. Daar zat
hij nu met de hand onder het hoofd, als een beeld van
machtelooze woede en beschaming.
«Johannes!* Meer kon zij niet zeggen.
Hij keek verschrikt op en werd vuurrood. Toornig
keek hij haar aan, toen sloeg hij de oogen neer, bedekte
zijn gelaat met de handen en plotseling begon zijn
borst hoorbaar te zwoegen. Een vreeselijke aandoening
beroerde zijn binnenste.
«Johannes! Johannes!* fluisterde zij.
De toon, waarop zij dien naam uitsprak, trof hem
tot in het diepste zijner ziel, al zijn trots verdween en
snikkend leunde hij zijn hoofd op haar schouder. Zij
sloeg haar arm om hem heen en fluisterde hem goede
woorden toe zij wist zelf niet wat, en hij ook niet,
maar het viel als balsem in zijn hart. Hij had Lina,
zijn speelmakkertje, altijd goed mogen lijden, hij zag
een tobbe vol lauw water, een brandende lamp en eenig
oud linnen. Hij was eigenlijk bang, haar die vreeselijke
wond te laten zien, en toen ze dien zag, kon ze een
kreet van ontzetting niet onderdrukken.
Toen hij onlangs op een heeten dag zijn oude harde
schoenen had uitgetrokken, had hij op een glasscherf
getrapt en door verwaarloozing en het loopen eiken dag
was de voet zoo vreeselijk verergerd.
Bij horten en stooten vertelde bij dat, op haar drin
gende vragen; hij stierf bijna van schaamte en toch
was zijn hart verlicht en meer tot kalmte gekomen, hij
begreep zelf niet, hoe dat kwam. De ontmoeting met
zijn vader vergat hij geheel bij haar liefdevolle behande
ling. Hoe lang was het geleden, dat iemand zoo lief en
goed voor hem was geweest!
«Och Lina! wat ben je goed,* had hij wel willen uit
roepen; die woorden lagen hem op de lippen, maar de
schaamte drong ze terug. Hoe afschuwelijk zou hij er
wel uitzien. Een blik op zijn verwaarloosde kleeren, op
zijn vuile manchetten die uit de mouwen van zijn jas te
voorschijn kwamen, nu hij zag genoeg, eigenlijk te
veel.
«Lina, ik zou me graag eens willen wasschen,* stamel
de hij op smeekenden toon.
»Wel zeker, Johannes! wacht maar een oogenblik. On-
dertusschen zal ik koffie voor je zetten,* zeide zij in een
opgewondenheid, die hem geheel vreemd voorkwam.
Onvermoeid liep zij de trap op en af.
«Kijk, Johannes, hier heb je ook een schoon hemd en
een borstrok van vader. Moeder wilde nooit iets van zijn
nagelaten kleeren verkoopen en nu is het maar goed,
dat we het niet gedaan hebben. Morgen breng ik je
zijn beste jas; ik kon het wel dadelijk doen, maar moe
der slaapt en de kleerenkasi is in de kamer. Ik zal
nu je koffie gaan halen en dan moet je gaan liggen,
op dit oogenblik nog niets anders in haar.
Hoe lang zij daar bij elkaar gezeten hadden, wisten
ze niet, maar toen zij het prieel verlieten, was het
geheel donker geworden.
»Kom mee, leun maar op mijn arm, Johannes*, zeide
zij, en hij volgde haar als een kind. De sterke jonkman
was uitgeput door de hevige gemoedsaandoeningen.
Daar was het oude gat nog in de heg, waar zij als
kinderen doorgegaan waren. Ook nu gingen zij daar door
en kwamen in den tuin achter Lina’s woning en traden
toen die woning binnen.
Hij volgde haar als in een droom, zijn voet deed hem
vreeselijk pijn, hij kon zijn kermen niet geheel onder
drukken, ofschoon hij zijn tanden stevig op elkaar
drukte. Maar er hielp niets aan, hij moest die smalle
steile trap op. Het was stikdonker, maar hij kende van
vroeger den weg. Ze kwamen boven en Lina opende
een deur. Daar stonden ze op den droogzolder. In een
hoek lagen op een kist een paar bedden opgestapeld.
Lina ruimde haastig het droge waschgoed van de
drooglijnen en wierp die in een mand. Vervolgens
spreidde zij een bed op den zolder en legde daar een
laken over.
»Zoo, hier zal je zachter liggen, dan je zeker in lan
gen tijd gedaan hebt! Maar ik heb niets om je toe te
dekken, Johannes! Och ja, toch, ik zal je den ouden
mantel van mijn vader geven. Kijk, nu komt die nog goed
te pas. En hier staat de kist, ga daar nu zoolang op
zitten, ik ga gauw naar beneden om water te halen.
Wij zullen eerst naar je voet zien, die doet je zoo’n
pijn. Maak de windsels ondertusschen los, Johannes,
ik kom dadelijk terug!*
Hij verkeerde als in een droom, maar in doffe rade
loosheid deed hij alles, wat zij wilde.
Nauwelijks vnf minuten later kwam Lina terug met
Het kiezen van een beroep voor de aanko
mende menschjes brengt allerlei moeilijkheden
met zich mede, dat behoeven we niet te dé-
creteeren.
Voor een buitenstaander, dus voor een blad,
is het zeker onmogelijk leiding te willen geven
in het kiezen van een beroep voor afzonder
lijke personen.
Op zijn hoogst kan het den lezers in kennis
trachten te stellen van de voorwaarden, aan
welke voldaan moet worden en van de oplei
ding en de gelegenheden daartoe, welke men
in ons land vindt. Verder zal het wèl moge
lijk zijn om aan te geven, vcor wie bepaalde
beroepen niet geschikt zijn, of wie voor
deze beroepen zelf niet geschikt zijn. Maar
dan toch nog meest in algemeene trekken en
gegrond b. v. op overwegingen van sanitairen
aard.
Voor dezen keer echter willen we ons bezig
houden met een hinderpaal in de vrije keuze
van bedrijven en beroepen, die van algemee-
nen althans zeer verbreiden invloed is. De vrije
beroepskeuze wordt méér nog dan door licha
melijke en geestelijke ongeschiktheid gehinderd
door het standbegrip.
De standtrots hindert het meest van alle
ongunstige invloeden de aankomende mensch
jes om een veld te gaan bewerken, waarop
zij zich een tevreden en gelukkig bestaan
zouden kunnen veroveren. En gewoonlijk is
het nog meer de geestelijke hoogmoed der
ouders, dan de standtrots der jongeren zelf,
die hen van het arbeidsveld, dat hen het beste
zou passen, heeft verwijderd gehouden.
Een zeer groot deel van de ontevredenheid
en onvoldaanheid in de wereld zou verdwenen
zijn, als de geestelijke hoogmoed der ouders
in zooverre gekortwiekt ware, dat zij een be
roepskeuze toelieten aan hunne spruiten onaf
hankelijk van standbegrippen.
Wanneer arbeid om zich-zelfswille ware
geëerbiedigd en geëerd, onder welken vorm
ook verricht, dan ware eene der grootste
oorzaken voor eene verkeerde beroepskeuze
vervallen. Men spreekt nu immers in wijde
kringen van beroepen, die wèl of niét in de
familie passen en sluit die, waaraan handen
arbeid is verbonden, voor telgen van menig
geslacht, als beneden de waardigheid van het
Johannes! Ik hoop dat je maar goed slaapt en dat je
voet je niet meer zooveel pijn zal doen!*
«Wat ben je toch goed, L;na«, riep vol dankbaarheid
een stem in zijn binnenste, maar geen woord kwam
over zijn lippen, integendeel, hij boog met schaamte
zijn hoofd nog dieper.
Zij zag, hoe hij zich schaamde en dat deed haar harte
wee. Zij bedwong de tranen, die in haar oogen opwel
den en ging naar beneden.
Na verloop van een half uur klopte zij weer aan de
deur van den droogzolder.
»Ik ben gereed,* sprak hij, de deur voor haar openen
de. Hoe flink en mannelijk zag hij er nu uit, volstrekt
niet meer zoo verwilderd. Nog was hij wel anders, dan
toen hij vijf jaar geleden heen ging, men kon nog wel
zien, dat hij woest geleefd had.
«Ik dank je, Lina!* bracht hij met moeite uit.
Met haar heldere oogen zag zij hem vriendelijk aan.
Nimmer nog had een vrouw hem zoo bekoorlijk toe
geschenen, als zij nu en toch had hij haar nooit mooi
gevonden. Hoe goed en vriendelijk was zij voor hem en
ze behandelde hem volstrekt niet, als ware hij de ge-
meene kerel, de landlooper, van wien zijn vader niets
wilde weten. Zij liet geen tijd om verbitterd te zijn,
haar woorden vielen als balsem in zijn hart.
«Kom Johannes, eet en drink,* zei ze vroolijk, alsof
hij een geëerde, welkome gast was. En nu schonk zij
koffie in, gaf hem twee dikke boterhammen en ver
ontschuldigde zich nog, dat zij niets beters in huis
had.
«Nu, eet smakelijk! En wel te rusten,* zei ze en
verdween toen. Nog eenmaal keerde zij terug en fluis
terde: «Denk er aan Johannes, dat je de lamp voor
zichtig uitblaast.
(Wordt vervolgd.)
Maar daarmede ont
velen van deze telgen
terecht te
waar hunne natuurlijke
gaven kloppen en dat hen bevrediging zou
kunnen geven, terwijl zij in het hun opge
drongen bedrijf zich steeds bekneld voelen.
Wij meenen hierin eene van de ernstige
oorzaken van verkeerde beroepskeuze te moeten
zien en eene van de meest tegennatuurlijke
tevens.
Als het goed mogelijk is, zouden wij ook
bij voorkeur zien, dat onze kinderen ongeveer
in eene gelijke maatschappelijke sfeer bleven,
maar dat toch niet ten koste van de in
nerlijke bevrediging, die verloren zou kunnen
gaan, als wij ons slaaf van dit begrip en daar
mede onze kinderen tot slachtoffers van ons
klein inzicht zouden maken. Het daghet in
het Oosten; het fatsoensbegrip wordt hoe
langer hoe minder gekoppeld aan de soort
van arbeid, welke men verricht. En gelukkig
in gelijke mate meer aan het begrip van ar
beiden in nuttige richting op zichzelf. Maar
het oude fatsoensbegrip omtrent beroepen
speelt toch nog wel een groote rol mede in
de keuze en is zeker oorzaak nog van menige
mislukking.
Vooral de handenarbeid moet het ontgelden,
alsof die per sé minderwaardig is en hoogerc
aspiraties en geestesinspanning uitsluit of on-
noodig maakt.
Wij nemen aan dat menig arbeider voor
zijn vak vrij wat meer geestesinspanning noodig
heeft en omgekeerd van zijn vak geestesont
wikkeling terug krijgt, dan vele met titels
versierde z.g.n. studiemenschen van hunne
verrichtingen erlangen, of er aan geven.
En menigeen van de laatsten die nu
een ongelukkig bestaan voeren, omdat ze wel
beseffen dat de ornamenteele versiering, zonder
stevige innerlijke constructie, hun eene schijn
waarde geeft; dat zij slechts opgepoetste strevers
zijn zou een gelukkig leven kunnen hebben,
zoo zijne ouders over de fatsoensbezwaren
waren heengestapt en hem een beroep hadden
laten kiezen en leeren, waarvoor hij van moe
der natuur wèl de krachten heeft meege-
krêgen.
Ook op dit veld ligt in Nederland nog
veel oud stof.
Of ik ’t nu tref?
Eigenlijk handel ik een weinig dom, met
juist nu te beginnen. Nu, in den komkom
mertijd en vooral voor Amsterdam in den
komkommertijd!
Want ’t is toch eigenaardig, Amsterdam is
de hoofdstad des lands, en toch eigenlijk ook
niet.
’t Is de hoofdstad, omdat het de voornaam
ste stad is, omdat men in ’t Amsterdamsche
leven den polsslag voelt van ’t leven der
geheele natie, omdat Amsterdam vermaagschapt
is met alle deelen des lands, of zit er in de
hoofdstad geen stuk Friesland, evengoed als een
deel van Limburg? omdat het is de kronings-
plaats der vorsten en omdat de Grondwet ’t
zelf zegt.
En eigenlijk weer niet de hoofdstad, omdat
alles, wat Rijksregeering betreft, in Den Haag
zetelt. Wat dit betreft, is onze stad even stief
moederlijk bedeeld als Friesland of Drente.
Ze is waaratje, zou Pieter Stastok zeggen, nog
niet eens de hoofdstad van de provincie Noord-
Holland.
’t Is eigenaardig! Want, laat ’t waar zijn,
dat A’dam steeds massa’s reizigers trekt, dat de
Amsterdammers-zelf ’t heele land doortrekken
als reizigers-voor-zaken; laat ’t waar zijn, dat
ook in den zomer heel wat pleizierreizigers
naar onze stad komen; toch is 't vast en
zeker waar, dat juist in den warmen tijd, als
andere plaatsen hun «saison* hebben, Amster
dam alles doet om een stille stad te gelijken.
Scheveningen, Zandvoort, Wijk-aan-Zee, Eg-
mond, Noordwijk, Domburg, enz. trekken de
vacantie-menschen en de andere pleizierreizi
gers naar zee en moeten ’t er van hebben,
moeten in dien korten tijd verdienen voor een
heel jaar.
Zuid-Limburg, Nijmegen, Arnhem, Apel
doorn, enz. trekken 't reizend en 't geldverte-
rend publiek naar de bosschen en de heuvelen.
En dan trekken er zoo velen naar ’t bui
tenland.
Al die »saison«-plaatsen hebben alles er op
ingericht om gasten te lokken. Want laat ’t
heeten, dat de menschen naar Scheveningen
enz. gaan, omdat de zee zoo gezond en sterk
maakt, ’t overgroote deel der gasten komt er om
pleizier te maken, om «eens uit* te zijn, omdat
't mode is, eens in ’t jaar naar een badplaats te
gaan en om wat geld stuk te slaan. Ga eens
naar Scheveningen in ’t winterhalfjaar! Dan is
Waarde Lezeressen en Lezers,
Ik zou zoo nu en dan eens een enkel briefje
in de Sneeker Courant willen plaatsen.
Niets geen geleerdheid, hoor! Neen, zoo
maar dagelijks weg geschreven. Dus een
praatje om den tijd te korten, meer niet.
En veel nieuws zal er ook wel niet in staan!
Want, och arme! schrijf als gewoon burger
tje der hoefdstad, die geen apart werk maakt
van nieuwtjesjagerij, schrijf eens nieuws, dat
niet in 't geheele land voor algemeen bekend
zal doorgaan.
De groote Amsterdammer bladen, met hun
ne talentvolle redacteuren, rr^et hun staf van
medewerkers, verspreiden ’t nieuws uit 't heele
land, maar vooral uit de eigen stad, zoo handig
en vlug, dat er van nieuws, door een particu
lier opgemaakt en geschreven, haast geen
sprake kan zijn.
En dan nog, wat wist men nog af van wat
er in je eigen hoofdstad gebeurde, zoo de
kranten ’t je niet eiken morgen, middag en avond
haarfijn vertelden. (Tusschen haakjes: de groote
bladen geven hier ook nog een middageditie,
hoofdzakelijk met de vroegbeurs er in!)
Ik had ’t onlangs nog! Ik was ’s avonds
halfelf naar mijn slaapkamer gegaan en den
volgenden morgen vóór 7 uur las ik in den
trein m’n ochtendblad: Tegen half elf was er
dien avond schuin over me, aan dezelfde gracht,
een felle uitslaande brand geweest, die der
brandweer nog heel wat moeite had gekost. Ik,
als buur, had er niets van bemerkt-
’t Is maar goed ook. Er is hier al kans
genoeg om niet heel vroeg in de veeren te
liggen, en zou dan zoo’n alledaagsch ding, zoo’n
brand, je ook nog afleiden!
Is ’t een gevalletje van beteekenis, zooals
voor eenige maanden de brand in de groote
bierbrouwerij «De Gekroonde Valk* aan den
Kadijk, op een laten Zondag vond, dan lees je
’t den volgenden morgen toch, zoodra je buiten
deur komt, daar’t allerwege gebulletineerd is.
Of je bakker of melkboer vertelt ’t je en de
eerste weet de nieuwtjes veel warmer over te
brengen dan ie ’t z’n brood doet, en de laatste
doet je bij ’t vertellen «geen water door de
melk.*
U begrijpt dus, waarde lezer(es), ik bedoel
zoo maar ’n gewoon praatje met m’n geschrijf.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
vm san u MSTiiwa.