F o O I e II p ÉBW8- M Uil UI Ti:YHU;i. 1H lo meisje net geU. m|>üs met fraaLi VOOR SIER H OMSTk I I r ei© Ub r r Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. 73. VAT? Tandartè^ÉR Woensdag 12 Septenab Z^e-lliet stand. >oek- -X wie Nat. Wbl. ii DERDE HOOFDSTUK. HOOFDSTUK TL JA LM 15 60 35 Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. een dus 10 70 50 de personen aan wie men wèl en aan men niet behoeft, of behoort te geven. Het laatste idee ter overweging voor ondernemend en de volksziel-afluisterend, handig hotellier. Door AM0. 1 V «Wat is daar aan de hand vroeg Johannes ver wonderd, toen hij buiten ongewone drukte hoorde. Hij stootte het venster open, juist toen de vreemdeling er langs kwam. «Aha, daar is hijZeg, je ouwe heeft me er uit gesmeten! Kom eens buiten, ik heb een boodschap voor je! Of heb je kamer-arrest?« Met die woorden kwam de vreemde' op hem af, voordat Johannes goed begreep, wat er gebeurde. «Lindeman,* mompelde hij werktuigelijk, volstrekt niet verheugd over het wederzien. «Aalders stuurt me naar je toe, ik moet je een boodschap overbrengen. Maar zeg, je ouwe spuwt vuur als een draak. Waarover heb je ’t met hem aan den stok gehad? Kan je niet eens met me mee naar een koffiehuis? Ik moet je toch alles behoorlijk ver tellen, ook wat de jongejuffrouw gezegd heeft. Kerel, als dat rijke meisje zoo verzot op mij was, bedacht ik me geen oogenblik. Maar hoe is dat toch, ben je in het geheel niet bij je ouwe?* «Neen, ik heb twist met hem gehad en hier kan ik je niet binnenlaten vrouw Binder is ziek. Kan je me niet zeggen, welke boodschap Aalders je heeft opgedragen «Oho, ik kan het je wei zeggen. Je moet terug komen, hij heeft niemand, die het fijne werk verstaat en nu wil hij aan het electrische licht, dat tegenwoor dig zoo’n opgang maakt... Maar wat scheelt er aan? Kom er toch uit(Wordt vervolgd). -- -- - -- ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van^‘_ regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naarO plaatsruimte. 8.) Van buurvrouw Binder en haarhuisgenooten hoorde Burgman niets; hij hield scherp de wacht en het zou hem byna verheugd hebben, wanneer hij een van zijn gezin betrapt had op geheime verstandhouding met de buren. Dan had hij als een streng rechter tenminste nog eens kunnen vragen; maar zij namen zich goed in acht, of gehoorzaamden inderdaad meer aan zijn bevel, dan hij zelf noodig achtte. En zoo bleef Burgman in onzekerheid, of Johannes nog bij vrouw Binder was of niet. Daar zag hij op zekeren middag iemand op zijn huis afkomen, die aan zijn uiterlijk dadelijk als een losbol te herkennen was. De gal begon den ouden man te koken bij de gedachte aan zijn Johannes, die er kort geleden ook zoo uitzag. Waarlijk, de kerel klopte aan. «Woont hier baas Burgman? Is u het misschien zelf?« vraagde op lossen toon de jonkman, wien men wel kon aanzien, dat hij van goede afkomst was. «Ik heb ge hoord dat uw zoon Johannes bij u is en ik ben een goede vriend van hem,< vervolgde hij, daar de oude hem slechts even had toegeknikt, om zijn vraag te zwieren van Johannes niets meer aanbij mij is hij niet, mijn huis is te fatsoenlijk, ik duld daarin geen zwabber, dat wilde ik u maar zeggen!* Al luider en kwaadaardiger klonk de stem van den oude door het huis. De ander luisterde eerst ver baasd, maar later toornig toe en viel heftig uit met de woorden «Doel je misschien op mij, onbeschofte vent? Dan behoef je niet zoo te schreeuwen. Miju ooren zijn wel goed, al zijn ze niet zoo lang als die van jou. Ik heb je niet om een aalmoes gevraagd. De duivel zal je halen, jou en je fatsoenlijk huis! Ik ben ook van fatsoenlijke afkomst, of denk je, dat ik op straat gevonden ben? Uw onderdanige dienaar, mijnheer Uw onderdanige Vrouw Burgman was in de aangrenzende kamer en zat doodsbleek te luisteren. Geen woord ontging haar; ten laatste zag zij hoe iemand in onvrijwillige haast de deur uitvluchtte, en onder bedreigingen met zijn vuist voor haar man, op uittartende wijze bui gingen maakte. Burgman wierp de deur dicht en schoof nogal hoorbaar den grendel dicht, waarna hij weer in zijn werkplaats ging staan. Magdalena was uit om eenige inkoopen te doen. Frederik was bij Ernst Seelink, en zoo bleef de be- klagenswaardige vrouw alleen en had ruim den tijd om over het voorgevallene na te denken. Burgman werkte niet, maar dacht er over na. Hij stikte bijna van ergernisJohannes had dus een goede betrekking gehad en zou met de dochter van een rijk man getrouwd kunnen zijn, en hij had zijn geluk verspeeld door zijn liederlijk leven. Het was te erg. Hij kermde van woede en ergernis. En die kerel, die hem zoo in zijn gezicht beleedigd had, noemde zich een vriend van Johannes. Was het wonder, dat van Lub. Vooral bij ’t half onsje wordt er veel omgezet. Ge treft ’t nooit zoo, of er is een werkman om ’n half ons zware; terwijl de bediende hem de tabak afweegt, gooit hij meteen ’n handvol op de toonbank, waarvan de kooper dan gaarne ’n prise neemt. En ik verzeker u, dat de wang er doorgaans bol van staat! Die panden zullen dus per M* wat moeten kosten En zoo' ben ik dan gekomen op «oud nieuws!* Want gij in Sneek weet evengoed als ik, dat Amsterdam, die groote stad met 560 dui zend inwoners, (tusschen haakjes gezegd: in de laatste jaren neemt Groot Mokum, ondanks de welvaart op velerlei gebied, slechts langzaam toe; er zijn maanden, dat ze afneemt!) dat Am sterdam juist op de belangrijkste gedeelten veel te smalle straten heeft. Daar hebt ge nu de richting Vijgendam Damstraatenz. naar de Jodenwijken en ’t verre Oosten. Er is geen kans, dat er ’n trammetje door kan gaan. En wat zou die tram ’n volk trekken! En al is de Vijgendam verbreed ten koste van zeker meer dan twee ton, dan zit men nog. Eerst heeft men daar de behoorlijk ruime Damstraat en Oude-Doelenstr., maar die zijn niet lang, en dan komen de beide veel te nauwe Hoogstraten, die toegang geven tot St. Anthonie- en Jodenbreestraat. Dat Kalverstraat en Nieuwendijk, de beide drukke winkelstraten, zeer smal zijn, zoodat bij ’t verbouwen van huizen een vastgesteide hoogte niet overschreden mag worden, is be kend. Niet booger dan, ’.k meen van 13 me ters. Als ze daar ook eens van die wolken krabbers van 100 plus zoo en zooveel meters bouwden, zou men daar de lucht zien als door ’n fabrieksschoorsteen! Doch deze straten behoeven niet verbreed te w’orden om ’t noodzakelyï verkeen De groote route, StationSophiapleintje wordt door trams en wagens- en zooveel men- schen, als er w illen, genomen o'ver Damrak en Rokin. Wèl gaan zéér velen, die van ’t Station ko men over den Dam door de KalverstaatJ. maar den Nieuw'endijk moet je bepaald door in de richting ligt hij niet. Waarmee ik niet wil zeggen, dat de Nieu wendijk geen hoofdstraat is. Asjeblieft! ’t Is wel de richting voor allen, die uit de Haar- KLEINZAND 13, flb Spreekureit 10 S MULDER te He sdag 18 SeptemM Feikema ti Dezen brief begin ik eens met oud nieuws. Tien dagen geleden liep ik van den Dam over den Vijgendam naar de Damstraat en zag eenige menschen naar boven kijken. Daar ’t helder weer was, geen vuiltjen aan ae lucht, middep over dagen ook nog niet den tijd van ’t sterren verschieten, begreep ik met m’n helder verstand, dat er iets bijzonders was. De gevel van ’t 2e perceel Nes, naast ’t hoekhuis- Vijgendam, trok de aandacht van bezorgd waarschuwende agenten en belangstellende kijkers, ’t Bovenstuk van den vóórmuur met de lijstgoot had kort te voren zich voorafge bogen; ’t scheelde bovenaan wel haast twee decimeter. Natuurlijk was er spoedig werk volk bij ter voorloopige voorkoming van ver dere nederige bedoelingen van bedoelden gev el. Dit kwam mozoo in de gedachte,, toen er dezer dagen geschreven werd, dat -t- stedelijk bestuur plan heeft den zoo smallen Vijgendam, waar toch zoo’n massa menschen, voertuigen en «menschen met fietsen aan de hands pas- seeren, te verbreeden dpor onteigening van de vijf of zes perceelen tusschen ’t Poortje (dat naar ’t Rokin voert) en de Damstraat met ’t zoo pas genoemde perceel Nes 4 met z’r. bouwvalligen gevel. Daardoor zou de Vijgendam meer dan eens zoo breed worden en een flinken toegang ge ven van den Dam, vóór of achter ’t leelijke Commandantshuis langs naar de vrij breede Damstraat. Als ’t gebeurt, zal ’t een vrij dure affaire zijn voor onze stad. Wel beslaan die zes pan den samen niet veel gronds, maar ’t is stand. Ge hebt daar ’n bodega, ’n koffiehuis, ’n zeer drukke tabakswinkel, ’n sigarenwinkel en nog ’n paar andere zaken. Die tabakszaak bijv, van J. Lubjr. (ik weet ’t zoo goed, omdat ik er geregeld m’n onsje tabak haal!) is zeer druk. Een groot deel van ’t mannelijk Amsterdam rookt (of pruimt) tabak van Lub uit pijpen Het is een buitengewoon prettig oogenblik voor alle partijen, als tegen het eind van een huiselijk feest de tijd is aangebroken om aan de fooi te denken. Men ziet de gasten tersluiks in de zakken grabbelen, behalve die uitgeslapenen, vooruit- zienden en ordelievenden, die reeds van te voren een deel van hunne bezittingen in het rechter vestzakje hadden overgestort om aan het opzichtige en onkiesche grabbelen te ont komen. De dienstmeid, of de voor den avond ge huurde knecht, spoedt zich onder de zweep van eene onevenredige hulpvaardigheid naar de voorgang en verlaat het marodeurswerk, dat na den slag in de keuken woedde. Onder wijl in schijn de hulp bij het aantrekken van jas of mantel wordt verleend, wordt toch één hand vrijgehouden en met vertoon van be scheidenheid uitgestoken tot het ontvangen van eene contributie. De bescheidenheid dient om aan te duiden, dat het eene vrijwillige bijdrage is. Maar inderdaad is het sterten dezer contributie meer verplicht dan het be talen eener rijks-belasting. Men moest de eerste eens weigeren! Van den Staat krijgt men in 't ergste geval een soldaat te onder houden, totdat deze ongeveer evenveel van onze materieele bezittingen heeft afgeknaagd, dat we quitte met hem zijn. Daar is dus nog sprake van een grens van de straf. Maar weiger een fooi te geven! Dan wordt er van uwe reputatie op alle wijzen afge knaagd en dat eindigt niet op het oogenblik, dat de moreele schade, u toegebracht, ongeveer evenwicht houdt met de matérie van uwe weigering. Hoe beschamend ge dus een fooi ook vindt, voor den gever zoowel als voor den ontvanger of de ontvangster, ge geeft met een reeds door het vele geven verstokt gezicht, of met een kwalijk bedwongen uiting van tegenzin, als ge beginneling zijt. Nu ge geeft, zijt ge bovendien bang, dat ge u minder geacht maakt door te weinig te geven, of weinig wereldwijsheid openbaart tegenover den veel-wereldwijzer kellner, door dat uw gift te groot was. De laatste moge met gretigheid worden aanvaard, zij verheft u hij in gezelschap <ran zulk een volk een verloopen tnenseh was geworden? Ja, een vagebond, een schande voor zijn ouders, een verloren zoon! beantwoorden. «Zoo? Zijn goede vriend?* «Ja, mijnheer Burgman en namens mijnheer Aalders moest ik vragen, of hij weer terug wil komen zij zouden het weer met elkaar kunnen schikken. Wij hebben gehoord, dat hij weer naar Holland gekomen is en hier in het dorp vernam ik, dat hij bij u ziek ligt,* sprak de vreemdeling verder, moeite doende, om zich aangenaam te maken. «Wie is die mijnheer Aalders?* vroeg Burgman. «Mijnheer Aalders? Wel, dat is de rijke mijnheer Aalders, die overal het electrische licht maakt! Uw zoon werkte drie jaar geleden bij hem en nu kan mijnheer niemand krijgen, die het fijne werk zoogoed maakt als Johannes!* «Hm En heeft hij met dien heer twist gehad W aarom?* «Heeft Johannes u daar niets van verteld?* vraagde de ander lachend, maar in twijfel, daar hij zijn makker niet wilde verraden, wanneer deze het beter geoordeeld had te zwijgen. De man keek hem doordringend aan en daarom vervolgde hij op gedwongen toon «Het was om de jongejuffrouw.* «Oh zoo! een beetje vrijage! Nu, dat is wel te be grijpen!» sprak de oude scherp. «Nu, mijnheer Burgman, dat was ’t niet precies. Zij wilde hem graag hebben, maar hij wilde niet, en toen heeft ze haar papa aan de ooren gebabbeld, dat Johannes veel uitging och mijnheer, niets dan jaloerschheidMijnheer Aalders had wijs gedaan, wanneer hij «Ja, wanneer hij zijn knecht in koffiehuizen en dans zalen had laten rondzwabberen! Ik kan begrijpen, dat u daar zoo over denkt! Overigens gaat mij dat niet in de oogen van den ontvanger en over daad zal nooit in staat zijn om uwe réputatie, zoo die één keer door eene te kleingeschatte gift mocht hebben geleden, in de oogen van de onschuldig uitziende, maar op dit punt zeer deskundige, verspieders weer in evenredigheid te herstellen. Beide, het te-veel en het te- min, blijven u aangerekend. De gastheer en de gastvrouw nemen een houding aan, alsof zij van den prins geen kwaad weten. Het gebedel moge hen ergeren, zij bemerken het in schijn niet eens. Misschien hadden zij Koosje zelfs op het ontvangen van een zeker minimum bedrag aan fooien ge huurd en moeten ze bijpassen, als de gasten te weinig of te karig waren. Dat men zich voor de geheele historie schaamt, dat men allen beseft van bezig te zijn met een minderwaardig bedrijf, blijkt uit het feit dat alle deelnemers zoo hard mogelijk komedie spelen. Allen doen alsof ze niet zien en weten wat er eigenlijk gebeurt en het werk moet tersluiks worden gedaan; dat eischen kieschheid en goede vormen. Allen hebben het land aan deze dégéneree- rende vormen van belooning en niemand brengt haar uit de wereld. Het wil ons steeds schijnen dat hotelliers, die vaak zoo moeten zoeken naar middelen om hun hotel tot eene aantrekkelijkheid voor gasten te maken, het een heel eind zouden kunnen brengen, door er voor te zorgen, dat aan hunne bedienden geen fooien konden worden gegeven. Zij zou den het beslist moeten verbieden en aan de gasten bekend maken, dat, zoo iemand hunner een fooi opdrong want zelfs daartegen moe ten maatregelen worden genomen, omdat het immoreele stelsel zoo diep is ingevreten hij daarmede het onverbiddelijke ontslag van den aannemer op zijn geweten zou hebben. Natuurlijk zou hij hooger loon moeten geven en dit weer uit hoogere prijzen moeten halen. Maar we zijn er van overtuigd dat, wanneer aan de gasten het pijnlijke fooien-oogenblik in bepaalde hotels werd bespaard, dit voor zeer velen een reden zou zijn, om daar hunne tijdelijke huisgoden te vestigen. Zelfs al vroeg de hotellier eene grootere compensatie dan met het bedrag van de dan-onnoodige fooi zou overeenstemmen. Want het onaangename zit voor de meesten nog niet zoozeer in het be drag van de gift, als wel in de onzekerheid over het behoorlijke van het bedrag en over tl F 20 1 1111 -i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1906 | | pagina 247