1 fo meisje met geld, Door AMO. Heerahuis met Iraali rak ris R- MULDER te He s_. X X—y 18 SeptemA NIEUWS- EJi ADVERTENTIEBLAD S met Stand. k 61e Ja© Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. - TandartÉ^ÉM KLEINZAND 13, -'■Y Spreekureif 10 S r Artis De «Nacht- ’t groot- HOOFDSTUK III. drir (Wordt vervolgd.) H&mstra d. Meid Vest he □urn ir ïMll 81IM n 011811' 58 DEEL, oer 1906. ptnans en Margje vd le Schakel en Antke ■Sjirk Wittermans en Anna dv Jan Hee- Dirk, zv Sane Post- te Heeg. I Sr> we- i u i er er als de rijke Aalders. Misschien is de zaak binnen acht dagen in orde en dan zal u eens zien, vrouw Binder, of ik een kerel ben om met den nek aangezien te worden.* •Als hij met de vrouw ook het geld getrouwd heeft*, dacht Lina bitter. En toch werd deze gedachte overweldigd door een andere, nl., dat hij wegging, weg zonder eenig leed wezen. Zij was voor hem niets, niets! Johannes sprak opgewekt over het werk, dat hem wachtte en hoe hij z(jn vader bewijzen zou, dat hij een degelijk werkman was, al had hij het tot heden niet nauw genomen met zijn verdiende geld. Hij was in dertijd bij Aalders weggeloopen en naar Amerika gegaan. Daar had hij in de beste fabrieken gewerkt en veel geld verdiend. Maar toen het groote verbroederingsfeest in Londen gevierd zou worden, was hij naar Engeland overgestoken en had het feest meegevierd. Vervolgens had bij in Londen in vroolijk gezelschap al zijn geld opgemaakt, zoodat hij zijn horloge moest verkoopen om de reis naar Holland te betalen. Van Rotterdam was hij te voet naar bet ouderlijk huis gekomen, zonder ergens onderweg werk te vinden. Voortdurend was hij ellendiger geworden en toen hij eindelijk thuis kwam, had zijn vader hem als een hond van de deur gejaagd. Zoo ging hij in opgewonden stemming voort. Door al die spraakzaamheid werd zijn moeder van haar stuk gebracht; ook Lina keek hem vreemd aan, maar hij was geheel nuchter. Hij bemerkte die blikken, begon te lachen en zei: Ha, zoolang ik hier ben, heb ik geen druppel bier gehad om mijn keel nat te maken.* Vrouw Burgman was bevreesd, dat haar man in- tusschen zou thuiskomen en vertrok spoedig met de vriendelijke groeten van Johannes aan zijn broer en ju A 10). Wat Johannes zeide, meende hij ook. Hij werd onder het spreken koortsachtig en gejaagd; zjjn bloed begon sneller te vlieten. De rijke bruid, het groote, fraaie huis, dat zij hem zou aanbrengen, het groote vermogen dat alles deed zijn hoofd draaien. »Denk je al aan je rijke bruid,* vroeg Lina om hem uit zijn droomen te wekken. Hij keek op. Werkelijk, hij moest diep in gedachten gezeten hebben; daar stond brood en koffie bij hem en hij had er niets van bemerkt, dat Lina dit bij hem neerzette. »De trein gaat om tien uur, Johannes*, sprak ze vriendelijk. »Eet eerst nog eens goed en neem wat mee voor de reis.* Toen zaten zij een tijd bij elkaar, zonder dat iemand sprak. Hij dacht aan zijn goede voornemens, aan juf frouw Aalders en aan het werk, waarvoor de rijke patroon niemand kon krijgen, die zoo bekwaam was als hij. Zijn trots werd daardoor gestreeld en hij gevoel de lust om te werken. Ha, nu kon hij toonen, wat voor een man hij eigenlijk was. Daar hoorde hij de deur opengaan, daar kwam iemand Ulo* vAir Feikema t<~^ Het is nu midden in ’t reisseizoen. De komkommertijd zwaait ’z’n zwakken scepter. Het is voor velen vacantie: voor de scholen en dus zoowel voor de leerlingen als voor de leeraren; voor de rechtbanken en dus voor de rechters, ik k an er niet achtervoegen, zoo wel als voor de beschuldigden. En voor zoo- velen is ’t vacantie. Of men neemt vacantie. De ouders, die schoolgaande kinderen heb ben, of zonen, die studeeren, de papa’s en mama’s die hunne jongelui van de kostscholen krijgen, voor allen is ’t nu de vacantietijd. De spoorweg- en stoomvaartondernemingen zorgen voor speciale tarieven, zoodat ’t reizen-zelf, ’t zich bewegen van de eene plaats paar de andere niet buitengewoon veel van de beurs vordert; al blijft het andere gelijk; al kost ’t verblijf op vreemde plaatsen en ’t deelnemen aan de genoegens, die overal aan geboden worden, evenveel als op andere tijden. Dat men thans in ’t reisseizoen is, kan men over al bemerken. Al komen bijv, bij u in Fries land niet zooveel vreemdelingen, dat het ka rakter van ’t dagelijksch leven er noemenswaard door verandert, toch bemerkt men ’t bij u. Mijnheer die is met de zijnen er op uit, mevrouw er naast is ook voor ’n paar k<nr vntert thuis.* En ~zö<5 vindt men bij menig huis gesloten. En dan vertrekken uit uwe plaatsen tal van menschen, die ’t eens voor een paar dagen van nemen. Doch vooral in de plaatsen, die de vacantie- menschen en de pleizierreizigers trekken, is ’t thans ’n heel andere tijd dan zoo gewoon weg. Daar is ’t voller dan anders. Daar trekt steeds ’n menschenstroom heen en weer en door. Daar maken de hötels en uitspannings- plaatsen de rekening goed voor ’n geheel jaar. Daar wordt met zorg naar ’t weerglas gezien, of dit ook goed weer, zonneschijn en droogte voorspelt. Vooral de zeebadplaatsen moe ten ’t in drie maanden goedmaken voor ’n heel jaar. Want ’t is waar, in Mei begint er al eenig leven te komen aan de zee en vooral, als ’t ’n mooie Zondag is, komen er tal van daggasten eens even aan ’t strand kijken, in Juni wordt ’t al drukker. Maar Juli en vooral Augustus, (en dan kan Septem ber, als ze zich goed houdt, nog een heel aar dig verlengstuk aan 't saison maken,) moeten ’t ’m doen. met zachte schreden nader. Lina stond op om de kamerdeur te openen. •Kom binnen, vrouw Burgman,* riep zij en Johannes sprong op en vloog zijn moeder in de armen en lachte en weende tegelijk. •O, Johannes! Wat een geluk, je vader is daar juist geroepen. Er is oneenigheid over de kas van het be grafenisfonds! Dat was een mooie gelegenheid om je eens te zien. Maar wat hoor ik, heb je weer werk?* De goede vrouw streelde en kuste haar zoon onder- tusschen en was blijkbaar verrast over zijn goed voorko men. Telkens keek zij hem weer aan; eindelijk betastte zij zijn jas. •Zulk goed laken,* mompelde zij. Een vlammendrood kleurde Johannes’ wangen. •Och, ochvrouw Binder, daar zou u me hebben laten gaan, zonder iets te zeggen*, riep hij verschrikt. Zij hadden hem gekleed, zooals ze hem gevoed hadden en hij had alles genomen, zonder daar bijna bij te denken. •De jas van uw man?* vroeg vrouw Burgman met een beklemd hart aan haar buurvrouw. •Ach, spreek er niét van, buurvrouw. Hij zal het mettertijd wel vergoeden, wij moesten het toch ver koopen*, luidde het antwoord, •Maar je hebt het geld zelf noodig. De arme Lina werkt onophoudelijk, zij is zoo ijverig en ik heb zoo waar geen paar gulden om al vast op afrekening te betalen. De uitzet van Magdalena en de tijden zijn zoo slecht het geld is zoo schaarsch •Moeder, houd toch op, bid ik u! Ik schaam mij, dat vrouwen voor mij, sterke man, alles bezorgen wil len. Ik heb werk en goede verdiensten en als ik wil, kan ik Marie Aalders tot vrouw krijgen. Zij is een eenig kind en haar papa is in de geheele stad bekend Kom thans in Zuid-Limburg, in Arnhem, Nij megen, wat ziet ge een menschen. Om van ’t buitenland maar niet eens te spreken! Hoe is ’t nu met onze hoofdstad, met Am sterdam? Geloof me, ook hier profiteert men van den zomer. Wel zijn er massa’s men schen, bewoners van de hoofdstad, uitgegaan; wel ziet men vele van de deftige huizen ge sloten en is ’t haast niet mogelijk dat er van buiten een voldoend equivalent van geld- verterende menschen voor in de plaats komt, maar waarlijk er komt hier nog al ’n heele stroom menschen binnen. Ge bemerkt dat natuurlijk niet, als ge loopt in de Spaarn- dammerbuurt, of in de Pijp, of in de Indische buurt (buiten ’t Muiderpoort-station), of in de Jordaan. Maar ge bemerkt ’t ter dege, als ge u begeeft op de hoofdverkeerswegen, op Damrak en Rokin, Kalverstraat en Rembrandt- plein, Leidsche en Frederiksplein; als ge eens op de De Ruyterkade flaneert, Museums (vooral natuurlijk ’t Rijksmuseum) en bezoekt. Ge hoort veel meer Duitsch dan anders, (en er wordt hier anders nog al wat Duitsch gesproken!) ge hoort Fransch en veel Engelsch, Engelsch door echte Engelschen en Yankees gesproken. Ge ziet telkens groepjes reizenden, waar van één der personen druk bladert in z’n Bae deker en tracht wijs te worden uit den dool hof van een plattegrond. Ze vertrouwen op hun Baedeker en ge ziet ze daarin zoeken, tot ze nog even wijs zijn als voor 't raadplegen van dien vertrouwden raadsman. Toch zullen ze u, als ze bemerken, dat ge hun verdwaald zijn observeert, niet spoedig om inlichtingen vra gen. Heel zelden vragen ze dan aan iemand, die toevallig een soort uniform aan heeft, (al is 't ook maar alleen ’n geel biesje om den pet) en komen daarmee weinig verder; want gewoonlijk is zoo’n persoon dan ’n kapiteintje van ’n sleepbootje, of ’n stadsambtenaartje, ’n bruggeman of zoo iets, die den vreemdeling toch niet te woord kan staan. Enkelen trekken rond met ’n geleider, op wiens hootddeksel prijkt: Guide,* of •Inter preter*. Zoo’n »guide« verstaat gewoonlijk en spreekt ’n aardig mondje Fransch, Duitsch en Engelsch; en vooral die termen, welke gere geld bij reizend publiek te pas kunnen komen. Zoo’n »guide* weet zich daar wat handig mee te redden. .eischen 11 ADVERTENTIëN 4 oent per regel. Bij (abonnement van regels 3 cent en van 1OOO regels 27, cent,. Groote letters naa?° plaatsruimte. Volgt ’m bijv, eens in ’t Rijksmuseum. Hij ziet al heel gauw, van wat gehalte onze rei zigers zijn. Hij wandelt vlug of minder vlug met ze de zalen door, al naar dit noodig is, staat hij stil bij die stukken, welke hij denkt, dat juist dit gezelschap zullen frappeeren en weet de noodige bon-mots en kwinkslagen, die hij reeds honderd maal gedebiteerd heeft, te gebruiken of weg te laten, waar dit pas geeft. Ook ziet men in 't museum groepen vreem delingen, die liefst geen gids gebruiken maar zelf, met hun catalogus gewapend, alle belangrijke stukken weten te vinden, al kost hun dat vinden nog al eenige moeite. Want, geloof me, ge moet in zoo’n groot museum thuis zijn, om overal alles ’t vlugst te kunnen zien. Voor die er bekend zijn, wijst ’t pad zich van zelf. Ja, ook voor die er niet bekend zijn, wijst 't pad zich gemakkelijk ge noeg; maar dezen vertrouwen zich niet. En dan weet de habitué in elke zaal, in ieder kabinetje precies de frappante stukken te vinden. Natuurlijk heeft tegenwoordig de nieuwe Rembrandt-zaal ’t drukst bezoek. wacht*, daar is ’t om te doen. Jammer, eeuwig jammer, dat dit heerlijke stuk niet kon blijven op de plaats, die er voor gebouwd was en waar 't zoo lang heeft ge staan. Dat was werkelijk de eerezaal van sche museum De eerezaal! Men kwam de royale trappen op, liep door de groote, prach tige vestibule, zoo groot als 'n dorpskerk, met z’n prachtige gebrande ruiten, (wat leken die mooi, toen tijdens de Rembrantfeesten ’t reus achtig zoeklicht van achter boven ’t gebouw z’n negen stralen, in groote manen eindigend, door ’t luchtruim zond, ’t heele gebouw donker was en alleen die drie groote beschilderde ramen verlicht waren!) en kwam dan in de groot- sche entree, breed en diep, aan weerszijden zijzaaltjes met mooie stukken, en dan zag men in de verte tusschen de zware draperieën door, die den ingang der eigenlijke eerezaal mas keerden, dan zag men daar reeds de beide hoofd personen met hunne sprekende trekken, in betooverende kleuren u tegemoet treden. Dat was ’n koninklijke zaal, ’t koninklijk stuk van den grootmeester der kunst waardig, met ’n vorstelijke entree. Doch ’t heeft zoo niet mogen blij ven. Thans prijkt de «Schuttersmaaltijd* van Van der Helst, ook ’n mooi stuk, op de plaats voor ’t godde lijk stuk geschapen. Jammer, werkelijk jammer! Maar ’t licht wilde niet goed vallen en daar om moest er verandering komen. Achter, tegen ’t museum, juist tegen den muur, waar de «Nachtwacht* zoo lang tegen steunde, is 'n »puist« tegen ’t museum aan ge bouwd. (Ze noemen 't hier ’n »puist«, denkend aan ’t gelijknamig uitbouwsel van de nu verdwenen beurs.) Nu moet ge niet minachtend denken over dit uitbouwsel, ’t Heeft meen ’k zoo’n 80 dui zend gulden gekost en ’t is dus geen arbei- derskamer. En dr. P. Kuypers, de architect der rijksgebouwen, de ontwerper van Rijks museum en Centraalstation, en van zooveel schoons in binnen- en buitenland, maakte zelf de plannen. Maar bouw eens 'n stuk aan een groot monu mentaal gebouw, dat nu eenmaal af gebouwd was! Toch is alles gedaan om de harmonie der lijnen niet te breken. De groote passage door ’t museum, die ’n verbinding is van de oude stad met ’t museum- en Willemsparkkwar- tier, is nu voortgezet onder ’t nieuwe deel en daarboven zijn thans de drie zaaltjes, die een zestal van Rembrandts meesterstukken be vatten. Zaaltjes In de grootste, flink hoog en eventjes groo- ter dan ’n flink schoollokaal, ziet men ’t mees terstuk. Er heerscht ’n stemming, ernstig als in ’n Godsgebouw, 't Is ’n culte. Mooi zij licht, dat op alle wijzen geregeld kan worden, (de middagzon valt er fel binnen, als men haar licht niet maskeert) valt op 't stuk, dat in een omlijsting gevat is, die één is met den wand. Op eerbiedigen afstand, als vreesde men 't goddelijke te naderen, staat steeds ’n aan dachtige, eerbiedige menigte. De stappen, die toch al vol eerbiedige ingetogenheid gezet wor den, klinken onhoorbaar op ’t zachte kleed. In de twee kleinere zaaltjes ziet men de «Staal meesters», de «Anatomische les* (of liever, wat er na de verminking door brand van gered is,) een landschap, ’n studiekop en de vrouw bij de bron. ’t »Joodsche bruidje* en «Grootmoeder* zijn in andere zalen op hunne plaatsen gebleven, omdat de schenkers ze bij hunne collecties wilden houden. zuster, alsook aan Ernst. En toen zijn moeder wegwas, werd het hem te eng in vrouw Binders huisje. •Vaarwel dan*, sprak hij, vrouw Binder voor de laatste maal de hand reikende. »God loone u, voor wat u aan mij gedaan heeft. En jij, Lina, ik hoop dat je zoo gelukkig zal worden, als je verdient. Ik heb je zoo lief, Lina •Ach, loop heen,laat juffrouw Aalders dat maar niet hooren*, antwoordde deze. Hij had zijn arm om haar schouder geslagen en keek haar op eens zoo vreemd aan en toen weer zwierf zijn oog in de ruimte. »Ja, zoo is het*, lachte hij verlegen. Toen volgde nog een haastig «vaarwel!* en de deur viel achter hem dicht. Buiten stierf het geluid van zijn voetstappen weg en het werd stil. Lina zuchtte of weende niet, dit verdriet wilde zij haar moeder niet aandoen. Maar toch waren haar ge dachten bij hem. Zij nam het blad met de kopjes op, om het naar de keuken te brengen, maar dit laatste vergat zij en in de kamer rondziende, dacht zij: »Hoe leeg! En hij komt nooit terug!* En zij deed dien avond haar gewone werk zondereen traan te storten of een zucht te slaken en toch was ze zoo bedroefd, dat ze wel dadelijk had willen sterven. Toen ze weer in de kamer kwam, lag haar moeder zenuwachtig te schreien. •Moeder!* riep zij, de zieke omhelzende. •Ach, Lina, Lina, als je er maar niet ongelukkig door wordt*, snikte de vrouw. •Ik, moeder? Om Johannes? Beware me de hemel! Wij moeten dankbaar zijn, dat hij niet zoo erg is als eerst wel leek, maar, ziet u, moeder, ik zou graag een man hebben, die op eigen beeuen kon staan en die den moed heeft om met een arm meisje als ik het leven door te gaan*. (Wordt vervolgd.) Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. S

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1906 | | pagina 257