r-
VOOR Mffi ES MSTREffi.
MfflWS- Mi IbVERTEJTIEIILAD
er
Ongelijk in Rang.
te
J,
n.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
BRUGGE-GELDEN.
Feuilleton.
ITo. 9.
het
HOOFDSTUK I.
1-)
>9
Vrij bewerkt door MJ. KORVING.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
n<
rr
heeft, wat
elk snip-
100
van
door
het door de brug
was dat dan beter
Daarover geraakte ik aan
het
dat
kwam
met de belangen
men
Dat gaat
Czernischew fronste het voorhoofd en op zijn lippen
'zweefde blijkbaar een scherp woord. Hij sprak dit echter
niet uit, want over den schouder der prinses keken een
paar groote, grijze oogen hem smeekend aan.
•Goeden avond, Olga,* zeide Ejj eh ep de jonge dame
toetredende, stak hij haar de hand toe.
Zij liet haar blik een oogenblik rusten op zijn gelaat,
dat niet bijzonder schoon was, doch veel verstand en
gezonden levenslust verried, daarbij liet zij haar slanke
vingers eenige seconden in zijn hand rusten. Doch
onmiddeliijk daarna sloeg zij de oogen neer en ging
een schrede achteruit, want prinses Anna Petrowna
keerde zich ijlings om, keek met dreigenden blik eerst
haar dochter, daarna Czernischew aan en stelde daarop
den garde-officier, prins Roman Sulkowsky en graaf
Czernischew aan elkander voor.
Prins Roman Sulkowsky had in den afgeloopen winter
te Petersburg kennis gemaakt met de familie Bariatins
ky, bestaande uit de prinses-weduwe Anna Petrowna
en haar twee kinderen, Fedor en Olga. Gevolg gevende
aan eene uitnoodiging van de prinses, vertoefde hij sedert
eenige dagen als gast op het landgoed der familie Ba
riatinsky, gelegen aan de grenzen van Pruisen.
Het was de vurigste wensch van prinses Anna, haar
dochter Olga uit te huwelijken aan een rijk man, daar
de rijkdom der Bariatinsky’s sterk was afgenomen. Wat
niet ten offer gebracht was aan de speelwoede van
den overleden heer des huizes, werd verslonden door
de uitgaven van Fedor om aan zijn hartstochten bot te
vieren en door de onverstandige verzamelwoede
der prinses-weduwe, die elke oude, beschadigde schilde
rij, elk bronzen voorwerp beschouwde als een kunst
werk van groote waarde en die daarom door de kooplui
in antiquiteiten op onbeschaamde wijze werd bedrogen.
In Sulkowsky meende de prinses den man gevonden
te hebben, die door zijn huwelijk met Olga het blazoen
der familie Bariatinsky met nieuwen glans zou doen
schitteren. Alleen om deze reden had zij Roman Sul
kowsky uitgenoodigd eenigen tijd op haar landgoed te
komen doorbrengen. Op de verschillende bals te Peters
burg had Sulkowsky aair Olga niet meer oplettendheid
..betoond dan aan elke andere dame, dat wist zij wel;
doch de pnnses hoopte, dat bij het verblijf op het land,
waar Olga verre-eg' uvt schoünste meisje was, door den
dagelijkschen om vang bij Sulkowsky liefde voor haar
dochter zou worden opgewekt.
Daar Fedor van ouds de lieveling van zijn moeder was
geweest en Olga niet alleen verwaarloosd, maardftwjjls
ook zeer liefdeloos behandeld was, had het oorspronke
lijk openhartige karakter van het meisje zich gewijzigd
en was zij terughoudend en stil geworden; algemeen
hield men haar voor ongevoelig en koud. De jonge man
nen bewonderden haar schoon gelaat, zooals men een
schoon beeld bewondert; maar geen van hen kwam op
de gedachte naar de hand te dingen van de »gevoelloo-
ze«, verarmde jonkvrouw.
•Lach toch, huichel! Doe je voor, alsof je een hart
hadt, al heb je er in werkelijkheid geen,« fluisterde hare
moeder haar dikwijls genoeg toe. »0f wil je, dat ik op
mijn ouden dag bij vreemden om een onderkomen zal
gaan bedelen? Je moet trouwen, een rijk huwelijk doen:
vergeet dat niet!*
•Maar er is niemand, die naar mijn hand verlangt te
dingen,antwoordde Olga eens zacht afwerend.
•Als je moeite deedt om je anders voor te doen, zou
het huis vol vrijers zijn,« riep haar moeder.
•Ik houd van geen van allen, die ik ken,« zeide Olga
met neergeslagen oogen, terwijl hare wangen kleurden.
•En Czernischew dan?» beet de prinses haar toe.
Olga kleurde nog erger.
versiersel bezat. Binnen was het volgepropt met meii:
beien van allerlei aard en overladen met schilderijen,
bronzen en dergelijke kunstwerken; doch, helaas, er
was eigenlijk niets aan te wijzen, dat werkelijk kunst
waarde had.
Toen Czernischew het salon was binnengetreden en
zich met moeite door den drom van genoodigden heen-
werkte, voelde hij plotseling een hand op zijn arm
leggen; hij keek om en bemerkte Fedor, den zeven-en-
twintig-jarigen zoon des huizes, die hem met een spot
tenden glimlach aan zag.
•Je bent weer de laatste, Gregor,* sprak hij zacht.
•Het verwondert me, dat die kleine grauwtjes je nog
hier gebracht hebben. Zoo vijf wersten ver!«
En daarbij zette hij een gezicht, dat voor grappig
moest doorgaan.
•Verwonder je maar gerust; dan heb je ten minste
iets te doen*, antwoordde Czernischew met een kalmen
glimlach.
•O, als je denkt, dat ik me tegenwoordig verveel,
dan heb je het mis,* fluisterde prins Fedor Baria
tinsky, een weinig geprikkeld.
•Ik geloof: je verveelt je altijd, Fedor. Dat heb je
me ten minste herhaalde malen verzekerd.*
•Dat was ook zoo, maar nu
•Neem me niet kwalijk,* viel Czernischew hem in
de rede en stapte met vluggen tred op de meesteres
des huizes toe.
Anna Petrowna was eene dame met tamelijk beperkt
verstand, die van zich zelveeen hoogen dunk koesterde.
Zij was juist in gesprek met een langen, breedgeschou-
derden garde-officier en beantwoordde slechts vluchtig
den groet van Czernischew.
•Zoo, zijt ge ook hier?* was alles wat zij zeide en
daarbij wendde zij hem niet eens haar gelaat toe.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2l/> cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
scheepvaart vrij laten en dat moet toch wel,
dan zou men de brug een vier meter boven den
waterspiegel moeten brengen. Vier meter is
óg een zeer beperkte hoogte. Wat een op-
iv^zou men dan moeten maken! Wat een last
voor de rijtuigen! Stel, dat de omgeving zich
voor zoon oprit leende!
Men maakte dus de brug beweegbaar, men
maakte ophaal-, draai- en bascule-bruggen.
Men kon dan over en dóór het water. Maar
dan moest men bediening bij de brug
hebbes»; men moest één of meer menschen
op de brug stellen, die, wanneer een schip
moest passeeren, het beweegbaar gedeelte der
brug open maakten. Die menschen moesten
uit hun functie een bestaan putten, moesten
worden beloond. Wie moest die belooning
betalen? Natuurlijk de gemeente of de provin
cie of het waterschap, dat die menschen had
aangesteld. Maar gemeente-, provincie- of
waterschapsbestuur betaalt niets, kan niets
betalen of het moest door het innen van
belastingen daartoe in staat worden gesteld.
Men vond dus een brugbelasting uit. Wie
liet men die belasting betalen? Hen, die over
de brug gingen? In zeer enkele gemeenten,
getuige mijn knipsel, ja; maar in verreweg de
meeste plaatsen: neen. Men liet daar de brug
belasting opbrengen door degenen, die dóór de
brug gingen. Dat waren de schippers.
De schippers waren echter met dien brug
genbouw niets gecharmeerd, ’t Zou dwaas en
onverstandig zijn zich tegen een brugbouw
te verzetten maar hunnentwege had men
die karreweien gerust kunnen nalaten. De
schippers hadden van zoo’n brug hoegenaamd
geen gemak. Hinder wél. Niet alleen dat
men is sommige streken, in Friesland bijv., de
bruggen bij voorkeur op een kritiek punt in het
vaarwater legde, op een hoek bijv., maar
de bruggen hebben veel maar één doorvaart-
gat. Komt een tegenliggend schip gelijktij
dig met een ander voor de brug, dan moet
een van beide stoppen, aanleggen. Dat geeft
niets dan moeite. Bij het passeeren van een
brug moet zeil worden geminderd, ook al
moeite. Is de wind wat schraal, dan is het
dikwijls een moffentoer, om, zonder raak te
varen, door de brug te sturen. Bij bruggen
wordt nog al eens een averijtje beloopen. En
kele brugwachters hebben de eigenaardige ge
woonte, om eerst op de laatste seconde, nadat
een schipper zich schor op den misthoorn
heeft geblazen en in arren moede zit, dat
de man »er niet wezen zal*, te voorschijn
te komen. Bij nacht moet zoo’n brugwachter
de man moet toch slapen worden op
geklopt. Neen nogmaals: met een brug te
bouwen doet men der schipperij zeker geen
pleizier...
Nochtans men laat den schipper betalen
en den man, die over de brug gaat, die ge
mak en profijt daarvan heeft, laat men vrij.
Ouderkerk en enkele andere bruggen uitge-
derd. Is dat billijk?
Maar, schipper, zoo zegt nu de walbewoner,
de brug wordt toch voor u gewipt of gedraaid,
open gemaakt; de man, die dat doet, moet toch
door u worden betaald; daar kunt gij toch niets
op tegen hebben...
Ja, ziet u als het op betalen aankomt,
vindt men soms van die eigenaardige opvat
tingen. Ik ben er van overtuigd, dat zoo’n
schipper antwoorden zal en ik vind dat
antwoord zeer correct:
Voor mij kunt gij heel de brug opruimen;
maar als gij haar dan toch hebben wilt
voor uw gemak niet voor het mijne dan
wordt die brugwachter niet beloond voor
het ophalen of afdraaien van de brug, mij
nentwege laat hij haar open; hij wordt beloond
voor het neerlaten of toedraaien, opdat gij
er over kunt gaan. Gij zoudt die man moe
ten betalen, niet ik. Voor mij is er geen brug
noodig; ergo ook geen brugwachter. Als
gij een inrichting wenscht, waarop zoo’n man
noodig is, dan moet gij en uw medestanders
dien man beloonen ook. En goed beloonen.
Gij hebt gemak van dien man, niet ik.
En bleef het nu voor den schipper nog maar
bij het beloonen van den brugwachter. Maar
men maakt in de meeste gevallen een
gansch andere berekening. Men zegt: zóó
veel kost de brug. Dat kost aan rente en af
schrijving per jaar zóóveel. Het jaarlijksch
onderhoud is zóóveel. De bediening zóóveel.
Summa summarum zóóveel. Dat moet dus
door de schipperij worden opgebracht. Langs
welken weg men al de bruggekosten der
schipperij op den hals schuift, die daarvoor
een struikelblok in ruil terugontvangt.
Is dat billijk?
En zoo’n brug brengt nog al wat op.
Noemen wij slechts een paar van die struikel
blokken. Te Scharsterbrug passeerden in 1903
17653 schepen, d. i. a 5 ct. per schip, een
Nu eens klagend, dan weer gierend of loeiend joeg
de Maartstorm over de velden.
•Die brengt ons de lente*, zei een van de koetsiers,
wier rijtuigen stilhielden op het plein voor het hoeren
huis, dat tot woning diende voor de prinselijke familie
Bariatinsky, aan welke het landgoed toebehoorde. Daar
werd nu een avondfeest gegeven, waarop vele aanzien
lijken uit den omtrek genoodigd waren.
•Och kom, kameraad, dat heeft den tijd nog,* zeide
een ander, wiens haar reeds tamelijk grijs was. »Lente?
Ik zou om twee roebels durven wedden tegen één kope
ke, dat in de eerstvolgende acht dagen je neus nog
bevriest. Steek ’m maar niet zoo ver vooruit, hoor! Er
zijn nog in lang geen viooltjes om aan te ruiken, man!*
Allen lachten. De moedige rossen werden uitgespan
nen en in den stal gebracht. Ook de koetsier, die in den
ruwen wind een zachten geur meende opgemerkt te
hebben, maakte de strengen los van zijn grauwe; kleine
boerenpaarden.
Zijn meester, graaf Gregor Czernischew, was intus-
schen »het slot* binnengetreden. Dit was een lang
uitgestrekt gebouw, dat aan de buitenzijde geen enkel
betalen. Ik ben het met hem eens, dat
dergelijke tolheffingen eigenlijk niet meer
aanpassen bij onze twintigste-eeuwsche be
grippen. Maar ik, die in 80 van de
gevallen steeds de schipperij als centrum
mijn gedachten-circulatie kies, kwam
dat knipseltje onwillekeurig weer op mijn
oud chapiter. Bruggegeld voor het over de
brug gaan werd niet in den haak bevonden,
bruggegeld, voor het door de brug gaan,
voor het doorvaren, was dat dan beter ge
motiveerd? Daarover geraakte ik aan het
denken.
Waarvoor is, of neen, zoo is ’t niet goed
gezegd, met welk doel wordt een brug ge
bouwd? Natuurlijk om de verbindingde
communicatie tusschen de tegenover elkander
liggende oevers van eenig vaarwater daar te
stellen, om de gelegenheid te openen, dat
de bewoners van die oevers, hetzij te voet
of per fiets of per rijtuig, hun trans-vaar-
watersche buren kunnen bezoeken, zonder
dat zij daarvoor een roeibootje, een pont of
iets dergelijks behoeven te gebruiken. De
brug is gebouwd, om op een gemakkelijke ma
nier over het water te kunnen komen. Zij, die
van den eenen oever naar den anderen willen
gaan, hebben gemak, of genot, als men
zoo noemen wil, van de brug.
Men had, om die verbinding over
water daar te stellen, ook een dam in
water kunnen leggen. Echtei, men
dan met de scheepvaart,
van het verkeer te water in conflict,
zou dan de scheepvaart afsluiten,
niet. Ook: men zou de afwatering beletten,
een argument, dat in menige plattelands-ge-
meente veel zwaarder nog weegt dan het scheep-
vaartbelang. Men moest dus een inrichting fa-
briceeren, die gelegenheid gaf, om over het wa
ter te komen en tevens de passage van en dóór
het water vrij liet.
Zoo’n ding was: een brug. Men had zoo’n
brug vast kunnen maken; het water behield
dan zijn vrijen loop, de afwatering werd niet
belemmerd. Maar ook dan negeerde men
het scheepvaartbelang. Men zou de schipperij
noodzaken telkens en telkens mast en zeilen
te strijken. Dat ging ook niet. En men
stuitte op een nog grooter bezwaar. Ten
onzent ligt de bodem zeer laag; de oevers
der meeste wateren liggen hoogstens een
halven M. boven het niveau. Wilde men de
Dezer dagen was ik aan het opredderen
de voorraad papieren, brieven, couranten
en knipsels wordt door het steeds verzamelen
zoo ontzettend groot, dat er af en toe eens
een officiëele opruiming, een schifting moet
plaats vinden, wil men niet onder de massa
in figuurlijken, overdrijvenden zin, bedolven
geraken, ’t Is bij zoo’n werkje verbazend
lastig, als men er een aardje van
nieuwsgierig uitgevallen te zijn;
pertje en blaadje papier wordtalvorens
eens gewogen en te licht bevonden te
worden, ingezien, en langs dien weg heeft
men een massa tijd noodig. Maar tevens is
’t een interessant werkje; men wordt weer
herinnerd aan een massa dingen en zaken,
die men anders uit het hoofd kwijt zou
geraken, en als men klaar is met de sor-
teerderij, /dan heeft men een mand vol rom
mel »geen waarde*, maar onwillekeurig heeft
men tevens nieuwe denkbeelden verkregen;
nieuwe denkbeeldenwat voor een kran
tenschrijvertje zeggen wil: nieuwe stof voor ar
tikelen.
Een van de knipsels trok in het bijzonder
mijn aandacht, ’t Was een ingezonden schrij
ven uit het Handelsblad. Misschien ook wel
uit een ander blad, maar op lettersoort en
papier afgaande, was ’t uit het Handelsblad.
In dat schrijven sprak een Amsterdamsch
sportman zijn beklag uit over het feit, dat
hij, wanneer hij met zijn fiets de brug over
den Amstel te Ouderkerk overging, gedwongen
werd idem zooveel tol te betalen, ’k Heb
mijn knipseltjes via de prullemand naar de
belt doen verhuizen, wat mij nu al spijt
hoeveel het was, weet ik niet precies meer,
maar er moest tol worden betaald, brugge
geld, en onze sportman vond dien cijns verre
van billijk. Ja, de onheuschheid, waarmede
die tol werd ingevorderd, zat onzen man ook
niet weinig dwars, maar de tol daar had
hij ook veel op tegen. Betalen, voordat men
over een brug liep of fietste dat was z. i.
blijkbaar wat »al te*.
Het knipseltj.e interesseerde mij. Ik kon
’t mij verklaren, dat een fietser het lastig,
vervelend en bovendien schadelijk voor zijn
beurs vond, als hij gedwongen werd om van
zijn wiel af te stappen en idem zooveel te