B
t)
VOOR WEK EJi OMSTREKEN
I
De nederlaag van Tom Tabb.
SlUIWS- ES IHHillTESTIEliLMI
Zaterdae 20 October 1006.
No. 84.
61e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
1
••'b.
-'I
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
'4
;r
Nu, mama? vroeg Annie in spanning.
Het staat er niet best voor, mijn kind! zeide de tweede
mevrouw Tabb glimlachend, terwijl zij knikte in de
richting van de kamer, die zij zooeven had verlaten.
Het staat er inderdaad slecht voor! Hij weigert niet
alleen zijn toestemming, maar heeft ook plan ons te
brengen naar een badplaats, waar Grant ons waarschijn-
4/
niet eens geïnformeerd naar de maatschappelijke po
sitie van den jongen man en Grant Wilberfoss kon
evengoed een millionair zijn geweest, zonder dat mijn
heer Tabb het tegendeel had kunnen bewijzen. Neen,
de reden, waarom mijnheer Tabb weigerde zijn toe
stemming te geven, lag dieper. Ofschoon de wereld
het niet wist en zelfs de tweede mevrouw Tabb
hiervan onkundig was bestond het inkomen van mijn
heer Tabb bijna geheel uit de rente van het geld dat
aan zijn dochter toebehoorde. Over deze rente kon hij
beschikken tot den dag een treurige dag voor Tom
Tabb waarop Annie zou trouwen. De eerste me
vrouw Tabb had in haar leven haar man gevreesd. Bij
haar dood had zij hem in hooge mate teleurgesteld,
door haar geheele fortuin aan haar dochtertje te ver
maken. In dien tijd was mijnheer Tabb nog een wel
gesteld man, maar roekelooze speculaties hadden se
dert zijn tegoed bij de bankiers aanmerkelijk doen slin
ken. Derhalve streed mijnheer Tabb voor de beurs en
niet vooreen beginsel.
Annie zou ook zonder zijn toestemming hebben
kunnen trouwen. Maar zij had iets van het karakter
barer moeder en mijnheer Tabb rekende daarop. Waar
op hij echter niet rekende, was de mogelijkheid, dat
eens die lijdzaamheid, die zij van haar moeder had,
zou plaats maken voor de eigenschappen, die zij van
papa had meegekregen.
Penelope!
Tommy!
Meneer Tom Tabb was een weinig kregelig gewor
den. Zoo langzamerhand was hij tot de overtui
ging gekomen, dat hij, door een tweede vrouw te nemen,
een groote dwaasheid had begaan. Zijn eerste vrouw
had hij om zjjn vinger kunnen winden, maar met
de tweede andere ervaringen opgedaan.
Meneer Tom Tabb had dat «Penelope* geroepen op
een toon, die er op berekend was indruk te maken.
Maar helaas. De natuur had den armen heer Tabb
parten gespeeld en hem op zjjn levensweg een piepe
rig stemmetje meegegeven; ook had hij de grootte en
de gestalte van een jockey.
Sla maar niet zoo’n toon aan, Tommy, lachte me
vrouw Tabb. Daarvoor is je borst niet breed genoeg
en je zult je pijn doen. Wanneer je op die luidruch
tige zonderlinge manier voortgaat, wil ik niet naar je
luisteren.
Ik zweer
Doe dat niet, betoogde mevrouw Tabb, dat is zoo
alledaagsch.
Ik zweer mevrouw! schreeuwde meneer Tabb en hij
was nu niet meer te houden, ik zweer dat Annie met
mijne toestemming nooit mevrouw Wilberfoss zal
worden. Hoe verstandig jij ook moogt wezen, je zult
in Tom Tabb je partij vinden. Die Grant Wilberfoss!
Annie krijgt geen cent van mij mee, wanneer zij het
doorzet. Wat is die bengel? Wat heeft hjj?
De liefde van Annie en de manieren van een welop
gevoed jongmensch.
En het vermogen van een bedelaar, mevrouw, van
een bedelaar zeg ik. Een klerkje zonder een cent in
den zak, durft hij dingen naar de hand van mijn doch
ter! Het is onbeschaamd mevrouw onbeschoft zelfs.
En jij duldt het, ja, je moedigt het aan. Maar ik
ik zal een eind maken aan die vervloekte geschiedenis.
Ik heb gehoord, dat die melkmuil eenige dagen voor
zaken uit de stad gaat. Mijn dochter mag zijn adres
niet weten en ik zal er wel voor zorgen, dat hij het
onze niet te weten komt! Zeg aan Annie, dat zij ter
stond haar koffers moet gaan inpakken. Morgenoch
tend vertrekken wij naar een badplaats.
Dat is prachtig! riep mevrouw Tabb in vervoering
uit. Waar gaat de reis heen?
Dat behoef je nog niet te weten, antwoordde meneer
Tabb scherp, daar ik meer dan een sterk vermoeden heb,
dat jij deze inlichting vraagt voor dien armen slokker.
Meneer Tom Tabb verbeeldde zich, dat hij een
meesterlijken zet had gedaan. In werkelijkheid was
dat echter niet het geval, De opmerkzame deelgenoote
van zijn vreugden en smarten wist eigenlijk zeer goed,
waar de reis heenging.
Een heele stapel brieven was dien morgen uit de
zelfde plaats aangekomen en op de enveloppe van
verscheidene dier trieven had zich de naamstempel
van een pension of familiehotel bevonden. Mevrouw
Tabb was bijgevolg in een bijzonder vroolijke stemming,
toen zij naar haar stiefdochter terugkeerde, die vol
spanning het resultaat van dit bezoek afwachtte, de
eerste poging om papa’s toestemming te verkrijgen.
En het moet direct gezegd worden, dat de armoede
van Grant Wilberfoss niets bad uit te staan met de
weigering van Tom Tabb. In werkelijkheid had hij
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
-
en «De Courant* veel gebruikt voor zulke goed-
koope «vraag- en aanbod«-annonces, ’t eigenlijke
blad daarvoor is toch »Het Nieuwsblad van
Nederland*. Dit veelgelezen blad wordt uitge--
geven midden aan ’t breedste deel der NieuwcS
Zijdsvoorburgwal, waar ruimte genoeg is voor
dubbele tramrails en zeer breede trottoirs, die j
hier juist enkele vaste banken dragen, ’s Mid- 1
dags 12 uur staat voor de groote poort van J
»flet Nieuwsblad* reeds aangeschreven, hoeveel
advertenties er dien middag te wachten zijn
en reeds even na drie uur komen de eerste
personen, die op ’n krant wachten. Tegen vier
uur scharen zich geregeld een 40-tal of nog
meer personen in ’t gelid, de portier maakt een
soort barrière en als klokslag vier uur deelec-
trische bel luidt, ten teeken dat de eerste n-ieu-
we bladen van de rofSiig^ers komen, hee ft elk
der wachtenden z’n tweecSSjgll in de fia.nd
gereed en binnen vijf minuten zijn er
een veertigtal nummers verkocht. In den rui
men omtrek van ’t »Nieuwsblad-gebouw«, op de
reeds genoemde banken, op trapjesstoepen, of
staande op straat ziet men de koopers, haastig
de rijen annonces doorloopende. Hier zoekt
men in de rijen «dagmeisjes gevraagd*, daar
doorloopt men de reeks «loopmeisjes en loop
jongens* en reeds om vijf uur bemerkt de
adverteerder, dat zijn advertentie succes heeft.
Want dan reeds komen de gegadigden voor
’t loopbaantje solliciteeren en hierbij gaat ’t
ook: Wie eerst komt, eerst maalt, of heeft
ten minste de eerste kans. En nog denzelfden
avond komen menschen met brieven aan de
bus van «Het Nieuwsblad* en «De Courant*,
om te trachten door die brieven nieuwe kost
gangers te vangen.
Voor «De Courant* gaat ’t gemakkelijker toe.
Dit blad, eventjes verder, ook op de N. Z. Voor
burgwal verschijnend, stoffeert steeds zijn ven
sters met de laatst verschenen nummers en
daar verdringen zich den halven dag men
schen, die den tijd hebben, het nieuws te
lezen of moeite doen de advertentie-lijst te
doorsnuffelen.
Ook «Het Handelsblad*, «Het Nieuws van den
Dag*, «De Tijd* en «De Telegraaf* hebben
hunne drukkerijen aan dezelfde straat, doch daar
wachten auto’s en rijtuigen op hun papieren
vrachtjes.
L’ embarras du choix! Verlegen met wat ik
kiezen zal!
Er is altijd zooveel te doen in onze stad,
dat men eigenlijk denkt, voor men een weke-
lijkschen brief begint te schrijven: Waartoe
zal ik mij beperken.
In de zomervermaken ben ik blijven steken,
en dat, nu we reeds diep in den herfst zitten,
volgens de kalender.
October doet echter net, alsof ze in de war
is; deze maand verbeeldde zich in z’n begin
September of Juni te heeten. Alleen de steeds
korter wordende middagen doen ons aan Oc
tober denken.
Wat een maand! Daar zit de Amsterdam
mer, waratje, in ’t eerste decennium van Oc
tober ’s avonds nog met genoegen buiten, vóór
de café’s z’n potje bier, door ijs verkoeld, te
drinken.
Des Zondags vooral wordt men nog aan de
zomergenoegens herinnerd door de hengelaars
(peueraars ziet men hier weinig!), die dien
rustdag gebruiken om aan de vischsport te
doen.
Ik heb al eens gezegd, dat zoo’n Amster
damsche hengelaar z’n zaakjes doorgaans goed
in orde heeft. Vaak ’n keurig mooi vaatje,
dat natuurlijk nooit veel zwaarder wordt ge
durende de sport; een vaatje, mooi met koper
werk versierd en van een riem voorzien, om
’t gemakkelijk te kunnen dragen.
Waar ze heengaan, de visschers, meen ik
ook wel eens gezegd te hebben. Wie maar
een paar uur tijd heeft, blijft aan een gracht,
geuriger gedachtenis; wie even meer tijd kan
besteden, gaat naar den Ykant, aan Ruyter- of
Handelskade, of bij de Houthavens.
Met bootjes ziet men den Amsterdammer
niet zooveel uitgaan; dat is beter voor de
Haarlemmers, die niet zooveel water en naar
verhouding meer bootjes ter hunner beschik
king hebben.
Doch de Amsterdammer, die den tijd heeft,
gaat over ’t Y met de tram het Waterland in,
tot zelfs dicht bij Purmerend; gaat per trein
naar Halfweg (HalfwegHaarlem), waar ook
nog breed water isgaat naar de Oranjeslui
zen, die ’t Y van de Zuiderzee afsluiten.
Echte liefhebbers ook gaan er in den nacht
van Zaterdag op Zondag op uit, zoo vroeg, dat
ze bij zonsopgang op de vischplaats zijn; dus
van een te mooie standplaats verdrijft.
In een stad als Amsterdam zijn meer eigen
aardige beroepen. Kom eens kijken bij de
hooge bruggen (pijpen, sluizen) over de grach
ten. Reeds vroeg, des zomers wel vóór vijf
uur ’s morgens, staan daar mannen gereed.
Hun geheele bedrijfskapitaal, ge rekent dat al
spoedig uit, steekt in het touw met ijzeren
haak, dat hun over den schouder bengelt.
Komt er een vrachtkar, dadelijk zijn zij er bij,
om die kar op ’t hoogste punt van de brug te
trekken, ’t Vast tarief voor elk trekje is één
cent. En ze snappen op die manier zpkar nog'
al verscheidene centen. Eerst, ’s morgens heel
vroeg, de volle groentekarren, die van de
Groentekade (bij de Marnixstraat) naar de bin
nenstad rijden. Even later komen de brood-
karren en den geheelen dag door komen er
nog zoovéél beladen karren.
Nu en dan verdwijnen die «brugbeambten*
even, om een hartversterking te nemen, het
geen ze echter niet vaker doen dan om de vijf
karren. Ge begrijpt!
Vroegwerkers zijn ook de porders. Reeds
om vier uur zijn de eersten des zomers in
touw en hun wapen is een stevige knuppel,
die in de stilte van ’t nachtelijk uur zooveel
leven maakt op de een of andere buitendeur,
dat men verwonderd mag zijn over ’t feit,
dat niet een halve straat door één zoo’n wek
kerspoging ontwaakt.
Een druk bestaan hebben ook de courant-
bezorgers. Des namiddags ziet men de zwaar
ste pakken, meest door vrouwen en kinderen,
of door afgeleefde mannen gedragen. Weer
of geen weer, hun baantje vraagt alleen
naar «juist op tijd zijn*.
Doch ’s morgens vroeg moeten nog de
ochtendbladen bezorgd worden. Die ochtend
bladen komen reeds vóór zes uur uit en iemand,
die erg matineus wilde zijn, zou ’s morgens om 6
uur reeds z’n ochtendblad in de bus kunnen
vinden.
Nu ik toch over couranten spreek, wil ik
hier het volgende aanstippen:
In een stad als Amsterdam zijn steeds tal
van ledig loopers, tal van baantjes zijn geregeld
slechts tijdelijk door denzelfden persooïi ver
vuld. Heel gemakkelijk wordt ’t echter eiken
winkelier of kleinen patroon gemaakt, nieuwe
hulp te vinden. Een enkele advertentie (voor
25 cent) in de krant en ze kunnen weer te
kust en te keur gaan. Worden nu «De Echo*
lijk niet zal zoeken.
Maar, protesteerde Annie op een toon, die mevrouw
Tabb niet weinig verbaasde, dat is schandelijk. Wij
gaan niet.
Zeker, mijn beste, wij gaan wel, antwoordde mevrouw,
ik voorzie mogelijkheden, heerlijke mogelijkheden!
Maar naar welke badplaats?
O! Je papa was zeer slecht te spreken. Hij zeide
dat wij den naam van de badplaats eerst zouden ver
nemen, wanneer wij er waren. In elk geval zal ik
Graat terstond even een paar regeltjes schreven, om
hem mee te deelen dat wij een poosje naar Whitby
gaan. Hij moet voor zichzelf weten, of hij ons wil
volgen. Wie weet? Ik weet niet het juiste adres,
maar waarschijnlijk zullen we in een der pensions aan
de westzijde onzen intrek nemen.
Mevrouw Tabb had de zaak goed ingezien en kon
lachen over meneer Tabb’s voorzorgsmaatregelen, die
inderdaad belachelijk waren.
Meneer Tabb zou niet zoo rustig zijn geweest als
hij geweten had dat Grant Wilberfoss reeds te Whitby
was aangekomen. Een uur voor de aankomst van de
familie Tabb was de jonge man daar gearriveerd en had
kamers gehumd in een der eerste hotels, wat zeker
een sterk stuk was voor een arm klerkje.
Een der voornaamste redenen waarom meneer Tabb
zijn oog op Whitby had laten vallen, was de uitsteken
de gelegenheid, die men er had om te visschen. De
dames hielden niet van de zee. Zij gevoelden zich
veiliger op de wandelwegen. Mijnheer Tabb stemde
er volgaarne in toe, dat Annie en haar moeder lange
tochten maakten in de mooie omstreken van Whitby.
Hjj wijdde zich aan de vischsport.
Wordt vervolgd.
des zomers na twee uur, thans na vijf uur
trekken ze uit. Ze gaan den Amstel op, soms
vrij ver buiten de stad, met de wetenschap,
dat er geregeld bootjes varen om hen de terug
reis gemakkelijk te maken. Ze gaan zelfs tot
Aalsmeer, een uur of drie van Amsterdam met
een der laatste bootjes, die des Zaterdags va
ren. Tot groote schade en hinder voorde
Aalsmeerders, die ’s nachts soms wachten uit
zetten, om hunne groentetuintjes te be
schermen.
En men herkent de drukste visschers ge
makkelijk op hun terugtocht. Gaan de kalm-
sten gewoon kalm terug met hun gerei bij
zich, als ze dat niet ergens onderweg in
een koffiehuis laten liggen; de druksten doen
op hun retour ook een heilig huisje aan, ver
geten daar hun hengelwerk en nemen een
rijtuig, als ’t wat laat is geworden, om
thuis te komen. Soms ziet men meerdere
van die »snorders«-rijtuigen achterelkaar, alle
gevuld met ex-visschers, die door luidruchtig
gedoe zich schadeloosstellen voor de gedwon
gen kalmte, die tijdens ’t hengelen vereischt
werd.
Ook voor moeder de vrouw, die thuis op
heete kolen zit te wachten, is deze terugkomst
soms spannend.
De snorders, aapjeskoetsiers, die geen vaste
diensten doen en vaste standplaatsen hebben,
zijn ook typisch Amsterdamsch! Men ziet ze
overal met hunne magere paardjes, voor ver
sleten wagens gespannen. Zij hebben ’t is
een verplichting een gedrukt tarief in hun
rijtuig en men vindt ze nu hier, dan daar, waar
ze een vrachtje hopen te verwachten. Bij ’t
station, niet te dicht bij, want daar staan de
vaste koetsiers, en niet te lang op dezelfde
plaats gestationneerd; ’s middags tegen 5 uur
op de De Ruyterkade, als de bootjes van
Marken terugkomen, of de Zaandammer boot
kans geeft, ’s Avonds laat wachten ze in de
buurt van Warmoesstraat of Nes, om vermoei
de uitgaanders te snappen, ’s Zondagsmid
dags aan den Amstel, om een vrachtje henge
laars op te scharrelen. Ook rijden ze des
Maandags en des Dinsdags vaak nafuivende
diamantwerkers, die de zekerheid hebben, in
de laatste drie dagen der week genoeg te
kunnen verdienen. En hoe ze verder hun geld
verdienen, mag Joost weten.
Ze hebben een zeer wisselvallig bestaan en
nog al eens ruzie met de politie, die hen vaak
5
1
iNEEKER COURANT