De nederlaag van Tom Tabb.
1
NÏEIW- EN ADVE1TENT1EBL1D
VOOR SNEEK EN OSTREKEN.
I No. 85
61e Jaargang.
Woensdag 24 October 1906.
FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Uitgever:
B.
HERFSTSTEMMING.
Feuilleton.
VARIA.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ver-
zon-
om-
Wiegen.
Wiegen worden over de geheele wereld gebruikt, maar
daar zijn er, die heel wat verschillen van de zachte
warme nestjes, welke in onze streken gewoonlijk wor
den gebruikt.
In Lapland bijv, wordt een klein kind in den schoen
den sneeuwschoen natuurlijk van zijn moeder te
bed gebracht. Deze eigenaardige wieg, die tegelijk
dienst doet als voetbekleeding voor mama, is met een
dierenhuid overtrokken en van zacht mos voorzien. De
schoenwieg kan aan een boom worden opgehangen,
wanneer mama ergens heengaat, waar kleine kinderen
niet gebruikt kunnen worden.
De Engelsch-Indische baby wordt dikwijls in een
mandje gedragen, dat van het hoofd van zijn moeder
afhangt of wordt gewiegd in een hangmat, die langs
moeders heup slingert. In sommige streken wordt de
neus van den kleinen wereldburger met een ring ver
sierd zooals bij ons de biggetjes of het gezichtje
wordtin een sluier gewikkeld, »juist zooals van mama».
De vreemdste manier om kinderen te wiegen bestaat
zeker wel in Nieuw-Guinea. De moeders begraven daar
de kinderen tot aan hun middel in het zand, zoodat ze
niet kunnen wegloopen of kattekwaad uithalen.—en
dit is de eenige wieg, die zij kennen.
Geert xr
Jongbloed,
Sneek.
Wijnen,
Gedist. enz.
Aanbevelend.
het vischnet heen en weer slingerde, alsof hij den jon
gen Wilberfoss er mee wilde verbrijzelen.
Met een blik op het vischnet antwoordde Grant
vroolijk:
Een mooie vangst, mijnheer Tabb een zeer mooie
vangst!
5i, toch
b uderin-
jen nog
vóoflf» *re-
A
Het getal %even.
Van oudsher is aan het getal 7 bijzondere waarde
gehecht. Telkens treffen wij het aan.
In ’t Oude Testament lezen wij de verordening van
7 dagen. Noach nam van het reine vee 7 stuks mee in de
ark. Farao droomde van 7 koeien. De kandelaar in
het heilige van den tempel had 7 lampen. lu ’t boek
Daniël treedt het getal 7 op den voorgrond. Binnen
7 maal 10 jaarweken zou de Messias komen (Daniël 9:
24.) Om de 7 jaren viel het Sabbatsjaar bij Israël in,
en om de 7-maal 7 jaren het Jubeljaar. In het Nieuwe
Testament, met name in het Boek der Openbaring,
treedt het getal 7 bijzonder op den voorgrond. Tot 7
gemeenten van Klein-Azië wordt het woord gericht
enz. Zeven beden zijn er in het Onze Vader. De kruis
woorden zijn 7 in getal. De Sadduceën komen tot
Jezus met een vraag aangaande 7 broeders, die achter
eenvolgens met eenzelfde vrouw gehuwd waren. Jezus
zond 10-maal 7 discipelen uit.
Rome had zijn 7 koningen en was gebouwd op 7 heuvelen.
Engeland had 7 koningen over 7 koninkrijken, die in
827 werden vereenigd. Alva hield er zijn 7-stuivers-
lieden op na (verspieders.) In Holland bestond eer
tijds het zeventuig (rechtspraak.) In Duitschland het
»Siebengericht«. Bekend is voorts wat van de 7 sla
pers de zoogenaamde broeders van Ephese wordt
verhaald, welke volgens de overlevering onder keizer
Decius in een spelonk in slaap gevallen, en ingemet
seld waren (250) en eerst onder Theodocius on waakten
(plm. 380). Voorts worden er genoemd 7 hemelsferen, 7
Wijzen van Griekenland, en 7 wijze meesters, die de
opvoeders van Diocletianus waren (plm. 300). In de
aardrijkskunde is bekend Zevenbergen (Hong.); Zeven
hoven en Zevenhuizen (Z.-H.); Zevenwouden (Fr.).
Sprèè--^
men, maai'
gedachten achteffTJJB
overdenkingen, als gij^'w
maar terloops van zijn ziekte.
Zie er zoo frisch en vroolijk uit,
en wees als onbewust een opwekkend middel
vriend of vriendin.
Draag vooral ook geen schoenen, die kraken, of ritse
lende kleederen.
Als gij opstaat om afscheid te nemen, ga dan spoedig
heen, zonder een mooi woord tot slot te willen be
denken en zonder overdreven betuigingen van mede
lijden.
"V oorts draagt een sterrenbeeld
gesternte; de regenboog hee**
zou het einde zijn van
Die lust heeft z^M
Ze zijn gekomen, meneer.
Meneer Tabb onderbrak zijn morgenwandeling en
keek den ouden Dan Rudder nieuwsgierig aan.
Wat bedoel je Rudder? vroeg hij.
De makreelen, meneer, De baai krioelt er vanen we
zouden er genoeg kunnen vangen, om na een uur vis-
schen de boot te doen zinken. U zult er natuurlijk ge
bruik van maken, meneer?
Dan sprak alsof hij geheel enthousiast was. Vroeger
had meneer Tabb eens een prachtigen dag gehad met
de makreelenvangst en hij herinnerde zich dat nu.
Hij keek op zijn horloge. De dames zaten aan
het ontbet. Zij zouden niet zoo spoedig gereed zijn.
De verleiding was groot en wat beteekende een uurtje?
Hij aarzelde echter nog en zag naar de lucht. Er
schijnt onweer te zullen komen, Radder, zeide hij, zou
het gaan regenen?
Regenen, lachte de oude Dan. Hitte, meneer, alleen
hitte. Wanneer het in eerste twee uren regent, mag u
mijn boot een week lang gratis gebruiken.
De zomer vlood heen als een zomernachtsdroom.
De herfst klopt alweer aan de deur.
Reeds gelen de blaadren aan heester en boom.
En derven de bloemen haar geur.
De morgen krimpt in en reeds vroeger begeeft
De zon zich te rust weer in ’t west.
Den 21 September is een om het zeerst ge
prezen vriend van velen heengegaan. De zo
mer van 1906, bij herhaling om het luidst ge
prezen om zijne heerlijke gestadigheid en on
afgebroken lange reeks van mooie dagen, is
verdwenen, en zijn heengaan heeft velen met
weemoed vervuld. Na het genieten van ruime
zomerweelde daagt de herfst met zijn wonder-
schoone kleuren en tinten in veld en bosch,
in hof en gaarde. Het herfstgetijde met
zijn oneindig weemoedige kleurschakeeringen
is de aankondiger en voorbode van den winter
vorst dan breken ze aan die dagen van
storm en regen, dat de wind woest spookt door
het woud, dat droevig weeklaagt om het ver
lies van zijn tooi. In die soms nog zoo heer
lijke najaarsdagen ziet men die dorre gele
bladeren elkander als wilde horden van
bacchanten door het luchtruim najagen. Hoe
droefgeestig kan op meer stormachtige herfst
dagen ons dat onophoudelijk aanjagen en voor
bijsnellen van die tallooze bladeren stem
men, die door den wind als van de boomen
gezwiept, één lange rondedans schijnen te
doen.
Voor velen, die een open oog en een warm
hart hebben voor de heerlijke natuur, is de
herfstmaand een eigenaardige tijd bij een
aandachtig ingaan in het leven der natuur
zwijgt in hun de hartstocht voor de machtige
stem van de natuur, dan komt er in hun
neerdalen een weldadige kalmte, dan stijgt er
een woordeloos gebed uit hun binnenste op
tot den Allerhoogste, wiens oppermacht zij
juist dan zoo diep gevoelen.
Sommigen slaken een zucht bij het aanbre
ken van den herfst en treden hem tegemoet
met een uitdrukking van smart, zeggende »wij
hebben het gehad.Deze gemeenzame
zegswijze, die in de allereerste plaats leedge
voel teekent, kan gelden als het bewijs, dat
alle bezit slechts »bruikleen« is. Al had men
gaarne die heerlijke zomerweelde bestendigd
gezien, toch wijst de onverbiddelijke natuur
wet tot wijken van alle zomerpracht, evenals
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
-
er voor alle wereldsche dingen een tijd van
heengaan is vastgesteld. Deze stemming
wijst op vergankelijkheid, doch die zucht zij ook
een uiting van berusting. Dwazen zouden het
zijn, die hun stemming slechts zouden harmoni-
eeren met de stemming der natuur in het zon
nige en heerlijke en niets in het donkere en
ernstige. Geenszins zal het ons schaden, indien
wij ons voor een wijle losmaken van onze da
gelijks wederkeerende bezigheden en beslom
meringen, om eens een wandeling met ons
zelf alleen te maken door de dorre en bleeke
loovers van den herfst om op te zien naar
de vlucht der heentrekkende zomervogels, om
te luisteren naar de stille stemmen der stervende
natuur. Is er ooit een tijdstip in het jaar, dat
als aangewezen is om tot ons zelven in te
keeren, dan is het voorwaar de tijd, dat al het
schoone en bekoorlijke, hetwelk ons in den
zomer omringde en van welks heerlijkheid wij
zoo ruimschoots genoten, van ons ging. Hier
spreekt luide tot ons allen de on verzettelijke
wet van komen en van gaan, waaraan elk
levend organisme is onderworpen. Weemoe-
dig zien wij den scheidenden vriend van ons
gaan, berustende in het onvermijdelijke. Niet
mokkend of wrevelig gestemd zij onze stem
ming bij het heengaan der zomerpracht, want
bij eenig nadenken wordt het ons eerst duide
lijk, dat gelijk het blad van den boom ook wij
op den weg zijn eener ontwikkeling, die, na
haar hoogtepunt bereikt te hebben, schijnbaar
uitloopende op een eindpaal waarachter niets
zichtbaars ligt, zich voorbereidt voor een nieuw
leven. Al het schoone dat werd afgeworpen
en achtergelaten als een waardeloos tooisel,
het zal weer dienen om een nieuw gewaad te
vervaardigen de in het stof vertreden over
blijfselen van blad en bloem, zij hebben hun
taak volbracht, aan hun bestemming voldaan,
zij zijn de bouwstoffen voor een nieuw leven.
Dat nieuwe leven kondigt zich nu reeds
aan merk slechts op hoe juist op de plek
waar het oude blad is afgescheurd, zich het
knopje vestigde binnen welks omkleeding het
lenteleven wordt voorbereid. Eer dit nieuwe
leven zich baanbreekt, zal er heel wat strijds
moeten worden gestreden en zullen er vele
stormen over henen gaan, doch lente’s wekstem
zal ook eindelijk dit jonge leven ten arbeid
roepen. Veler oog, dat slechts de oppervlakte
der dingen beziet, speurt niets van verganke
lijkheid, doch voor den meer ernstigen be-
Bij al deze uitstapjes der dames was Graat Wil
berfoss van de partij, want dit was een van de •heer
lijke mogelijkheden,»: die mevr. Tabb had voorzien.
Het behoeft nauwelijks gezegd, dat Annie overgelukkig
was. En mijnheer Tabb dobberde in een klein bootje
op de baai, was ook gelukkig, veel gelukkiger dan hij
zou geweest zijn indien hij alles had geweten.
Een week lang duurde deze toestand van algemeene
tevredenheid. Toen barstte de bom los.
Meneer Tabb had een goede vangst gedaan en keerde
een uur vroeger dan gewoonlijk terug. Zijn zoo ruim
gevuld vischnet wekte opzien bij de kleine jongens op
de pier en in zijn vreugde over de door hem
oorzaakte sensatie liep mijnheer Tabb verder,
der voldoende aandacht te schenken aan zijn
ge ving.
Het resultaat was noodlottig. Terwijl hij een hoek
omdraaide, kwam hij in botsing met een heer en dame,
die van de tegenovergestelde richting kwamen. Een
mooi vleeschkleurig toilet was geheel bedorven door
de aanraking met het net met natte visch en meneer
Tabb nam zijn hoed af met het doel zijne excuses te
maken. Maar inplaats daarvan deinsde hij terug en
het woord dat over zijne lippen kwam, had niet veel
van een verontschuldiging. De draagster van de bedor
ven japon was Annie, die vreeselijk bloosde, terwijl
zij leunde op den arm van Grant Wilberfoss.
Wat is dat? schreeuwde meneer Tabb, terwijl hij
schouwer ontvouwt zich in deze geheimnis
volle raadselachtige wereld een wonderschoone
en beteekenisrijke herfst-idylle opwaarts
blikkende ontdekken wij het eeuwige.
Mogen de voorwerpen onzer liefde ons ont
vallen, de liefde blijft. De wisseling der
seizoenen is als de eb en de vloed van den oce
aan bij het laag getij, toch is er geen golf
minder op het eindeloos watervlak dan bij_'
vloed. Geen atoom der stof wordt vernietigd^
alles ontvangt een. nieuwe bestemming; ui.n
den dood rijst een verjongd leven. Aldus zïgT]7
wij dat uit de ordening der dingen te leeren
valt, dat wij niet behoeven te wanhopen, ook
al ontzinkt ons veel, waaraan het hart zich
gehecht heeft. W. C.
-
F°0r»,- S
?5
0 at
Jij bedriegster!
Dit was een van de kleine onaangename uitdruk
kingen, die mijnheer Tabb zijn dochter toevoegde bij
hun komst in het pension.
En Annie, die haar vrees voor den verschrikkelijken
twistzoeker, zooals zij haar vader noemde, nog niet
had verloren, kromp ineen onder de heftige terecht
wijzing.
Gelukkig had mijnheer Tabb het niet alleen te zeg
gen. Penelope mengde zich ook in de zaak en het
resultaat van een koele, scherpe woordenwisseling
was, dat Tabb zich uit de voeten maakte daar hij
bij dergelijke twistgesprekken toch steeds aan het
kortste eind trok.
Zijn verblijf te Whitby zou waarschijnlijk van kor
ten duur zijn geweest, indien er niet een omstan
digheid gekomen was, die even welkom of onverwacht
mocht heeten. Grant Wilberfoss zelf verliet Whitby
den dag na die ongelukkige ontmoeting met zijn toe-
komstigen schoonpapa. Mijnheer Tabb overtuigde zich
door navraag aan het hotel, dat hij inderdaad was ver
trokken en toen er brieven van Grant aan Annie kwa
men, stelde meneer Tabb zich tevreden met een nauw
keurig onderzoek der poststempels.
Grant, zoo redeneerde meneer Tabb, is waarschijn
lijk door zijn chef teruggeroepen en zal wel niet spoe
dig weer verlof krijgen. Niettegenstaande dat vergat
hij niet maar dadelijk wat hij noemde het schandelijk
bedrog, waarvan hij het slachtoffer was geweest. In
het vervolg zou hij op zijn hoede zijn.
Er verliep weer een week, en Grant was, zooals uit
zijn brieven bleek, nog te Londen. Meneer Tabb wilde
echter niet opnieuw bedrogen worden, ofschoon het
hem reeds verveelde de dames steeds op hare tochten
te moeten vergezellen.
Eens stelde hij voor, een vischtochtje te ondernemen,
maar zijn vrouw was daarvoor niet te vinden.
Ga maar alleen, zeide zij, Annie en ik gaan het
Dambykasteel bezoeken. Wij hebben dat nog niet
gezien.
Toen herinnerde meneer Tabb zich ook plotseling,
dat hij het evenmin had gezien.
Het was voor hem weer een verloren dag. Wat
gingen oude kasteelen-ruïnes en dergelijke zaken hem
aan? Een uur in een kleine visschersboot op zee was
een grooter genot voor hem.
Op den dag van het bezoek aan het Dambykasteel
keerde Grant Wilberfoss naar Whitby terug. De jonge
man was geen vreemdeling meer in de plaats, de amb
tenaren op het station sloegen voor hem aan en nauwe
lijks had hij het station verlaten, of een reusachtige
visscher hield hem staande, met luide stem uitroe
pende
Wel allemachtig, meneer Grant!
Hoe gaat het Dan? antwoordde Grant en drukte har
telijk de hem toegestoken hand, jij bent juist de man,
dien ik noodig heb.
Verbazend, riep de oude zeeman, terwijl hij vol be
wondering keek naar de krachtige gestalte voor hem, u
is groot geworden! Mij bijna over het hoofd gegroeid.
Dat is wat anders, dan toen ik u als knaap in de boot
droeg voor den eersten zeiltocht in de baai. Dat wa
ren nog eens tijden. Toen waren er menschen, di^le
tijden goed wisten te maken. Daar was toen de oude
Wallace
Grant viel hem in de rede en zeide, dat hij eigenlijk
r.iet gekomen was om over tijden te spreken, maar nu
meer aan de toekomst moest denken. Eu samen
hadden zij daarna een langdurig onderhoud.
Denk er aan, Dan, zeide Grant ten slotte, geen ge
weld gebruiken. Ik wil uitsluitend een scène vermij
den en kan me op jou verlaten om een paar uurtjes op
hem te passen?
Dat kunt u, meneer Grant! lachte Dan. Desnoods
een paar jaar lang, als u het wenscht. Zooals u zegt,
geen geweld maar u heeft maar een woordje te zeg
gen, of ik vermorsel die kleine wesp.
,Ae*J
W*’J
J
J
tb
JREE
V
gG:
r
U RAKI.