t) Is er ook iemand vergeten BB RB TB AVQNBJB. f VMll WEK M OISTBEJ. r id Sneek. Ai 61o Jaargang. Woensdag 28 November 1806. o No. 85. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. --1. 1 - - Bestrijding van het Stengelaaltje. Ij I ►r onden, i NEE 4 i Ik vreesde 1 Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. kerk mbts- ieten ners aan iteljjke te Ab- loofs- hem voor- danig n ge- chten idden ding nder jsch, nieuws- eh nimmmiii ADVEBTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnemen^'è*1 ®00 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. GrooteAnddeeiaar plaatsruimte. i i i 3326 3327 ■3916 COURANT. opdat het in dat vertrek tegen den avond eenigszins warm zou zijn. Ik droeg turf en cokes en houtskool en briketten en houtjes en zelfs petroleum aan en toen de kachel om 11 uur uit was, maakte ik haar ten tweeden male aan. Mijn vrouw intusschen veegde de glaasjes nog eens droog uit; etaleerde gebakschalen, schoteltjes, zilver en kristal, tot de huiskamer een vendt-lokaal leek. En deed bovendien haar gewone huiselijke plichten. ’s Middags gingen wjj samen inkoopen doen van koekjes en gebak, zoute bolletjes en petit fours, en toen we thuis kwamen, maakte ik nog eens de kachel in den salon aan en zette de ramen open omdat het vertrek vol rook stond. Hoe meer de avond naderde, hoe zenuwachtiger wij werden en hoe meer dingen wij ontdekten, die we nog vergeten hadden. We aten staande en mijn vrouw zei vol trots Ik wil toch eens zien, of ik niet een partijtje kan geven zonder meid. Zij noemt een theefuif, waar meer dan vier menschen bijeen zijn, altijd een partijtje en ik laat haar die illusie. Het zou ook al te gek zijn, zeide ik, als je van dat vee afhankelijk was. Toen de kleine wijzer naar VII schoof, hadden we een prettig gevoel van eigenwaarde. Ik stak overal de lampen aan, ontkurkte den wijn, zette water op voor de thee. Mijn vrouw poetste den grooten zilveren trekpot, waar ze ’s middags in de drukte niet aan gedacht had een mensch kan toch ook niet aan alles denken en toen gingen wij ons kleeden. Ik ontruk alleen de allervoornaamste momenten aan de vergetelheid. Zelfs de naïefste, onhuisljjkste lezer zal begrijpen, dat je alleen met water opzetten en den zoo aanzienl^ ook herbergde^H||j faffissjg het lieve, trou^sa Gij allen, die wensch ik toe een ifan NKg ƒ.7 door de uiterlijke g<SI worden, doch door de ir. u bezielt en die voortkl 1 g aer vragen; Zr er ook lema'r Weet ge wat reup in de rogge is? Niet? Dan hebt gij misschien gehoord van haverreup? Of reup in klaver en boekweit? En anders weet gij misschien wat kroef of»de kreef ziekte* is? Ook al niet? Welnu laat ik het u dan zeggen. In sommige onzer land- en tuinbouwgewassen, in sommige bloemen, bv. in rogge, haver, uien, hyacin ten, boekweit, aardappelen, klaver en lucerne, leven zekere aalvormige wormpjes, die tot de spoelwormen behooren en stengelaaltjes heeten (tylenchus devasta- trix). Deze stengelaaltjes kunnen soms in zoo grooten getale in de-fdanten voorkomen, dat zij een ziekte ver oorzaken, die vQvongenoemde of nog andere namen draagt. Het stengelaaltje leeft uitsluitend in stengels, takken en bladeren, niet in wortels. Op de plaatsen, waar zij zich bevinden, zwellen de plantendeelen op, de groei in de lengte staat stil, het bladgroen verdwijnt en de sterk aangetaste deelen sterven af. Ook ontstaan reten en scheuren in de stengels. Het is echter dui delijk, dat de verschijnselen bij verschillende gewas sen zeer uiteenloopen. Laat ik er eens één in bijzon derheden beschrijven, nl. de reup in de rogge. Gij zult de ziekte dan wel herkennen, want zij komt, vooral in die streken, waar veel rogge geteeld wordt, veel vuldig voor. De kieming van de rogge is op de met stengelaaltjes besmette akkers geheel normaal en men ziet in den herfst en in den winter meestal wei nig bijzonders aan de jonge roggeplanten. In het voorjaar vertoont zich de ziekte. De planten, die aan stonds zeer sterk worden aangetast, worden spoedig geel en sterven; die, welke in den beginne slechts weinig worden aangetast, groeien eerst bijzonder weelderig, zij hebben een fraaie, blauwgroene kleur en stoelen buitengewoon sterk uiten wel vóór haren tijd. De stengel zwelt van onder sterk op en de planten zien er uit, alsof zij een bovenaardschen bol aan haren voet dragen. Verder hebben de plantjes weinig wor teltjes. De bladeren blijven gewoonlijk kort, maar worden soms vrij dik; zij kronkelen zich, ja worden soms geheel kroes. De halmen komen meest niet tot ontwikkeling. De sterk aangetaste bladeren sterven, of blijven dwergachtig. Hoe moeten wij nu het stengelaaltje of de daardoor veroorzaakte ziekten bestrijden? Er zijn daaromtrent proeven gedaan, waarvan o.a. een beschrijving voor komt in het ^Tijdschrift over Plantenziekten*, onder redactie van Prof. Dr. J. Ritzema Bos. In »het rapport over het proefveld in den Nieuwlandschen polder, ter opsporing van bestrijdingsmiddelen tegen het stengel aaltje,* 1905, lezen we o. a.: »Het is gebleken, dat men de schade, die het sten- trekpot poetsen geen voortreffelijk theetje krijgt. En zoo meer. Maar kan een mensch niet aan alles denken, nog minder kan hij alles opschrijven. Daarom heeft mijn pen sierlijk van mijlpaal tot mijlpaal den dag langs gecancaneerd en verzonken duizend wel te verbeelden kleinigheden in de donkere, raadsel volle diepten tusschen de regels. Mijn vrouw kleedde zich in feestblouse, feestrok en alles geëvenredigd aan de idee partijtje. Al moest ze dan ook een paar dagen voor meid spelen, ze wilde toch toonen, dat een handig mensch makkelijk twee menschen tegelijk kan zijn en dat zij handig was. Ik die drie keer de kachel had aangemaakt wrong me in een blank gesteven overhemd als een oud ridder in zijn maliënkolder ik dwong mijn nek over eind in een van die hooge manchetboorden, welke thans gelukkig uit de mode zijn, omdat ze te hevig er in zijn geweest, doch die toen in hun lente waren, ik enfin, ook ik kleedde mij voor een partijtje. Toen togen wij naar den salon, in steeds hooger spanning. Tot ons beider verbazing maar tot de mijne het meest vonden we daar de temperatuur aange naam, wat echter niet aan de kachel te danken was, doch hoogst vermoedelijk aan de lampen, die al bijna een uur in volle glorie brandden. De theetafel zag er zeer hebbelijk uit, het lichtje onder den trekpot wierp intiemen goudschijn. Meer voor de zekerheid dan wel omdat ik er aan twijfelde, lichtte ik het deksel even op er was thee in. De klok wees kwart voor achttegen acht uur zouden de gasten komen. Intusschen was het buiten hondenweer geworden. Een felle, scherpe sneeuwjacht kletterde tegen de ruiten en de noordenwind loeide in de uitgedoofde kachel. Het was een echte gemeene Decemberavond. En wij waardeerden nog meer de intieme gezelligheid In deze dagen van Sint Nicolaas-voorbe- reiding ziet men al weer zoo langzamerhand beweging komen in de winkels en op straat en ontmoet men zoo telkens vrienden en bekenden die het te druk hebben om eens even een praatje te maken. Vooral het vrouwelijk ele ment, bijzonder geschikt voor een feest als dit, waar het hart een groote rol vervult, weert zich op allerlei manier. Terwijl de jongeren meer op straat zich bewegen om te zien wat werd uitgestald, zitten de ouderen thuis en hebben een niet gering deel aan de voorbe reiding; want allerlei handwerken komen te pas en zoo gaarne wil men een wensch vervullen ot het al was tot versiering van het salon of aanvulling der linnenkast. De geest tot verzen maken, anders nooit vaardig, is plotseling omgekeerd, en men rijmt er maar op los. Aardige verrassingen ont staan als met een plotselinge ingeving. Heerlijk dat feest der feesten, dat ge zoo aan ieder eens wat kunt schenken waar anders de ge legenheid zich niet toe voordeed. En toch is er ook iemand vergeten? komt telkens weer bij de mensch op, zal hij waarlijk zelf ten volle meegenieten. Nu eens is het die lieve kleine vent, die u ’s morgens, als gij voorbij gaat, altijd toelacht, dan weer is het die oude werkvrouw, die ge nog niet op uw lijstje had gezet en die ge zoo’n prettige avond bezorgen zoudt met uw praktische gave, waartusschen een versnapering school; heusch, er komt haast geen eind aan en ge rust niet voor 5 Decem ber weer daar is. Er zijn menschen, die voor dit feest de voor naamste zaken hebben, dat is geld, tijd en lust; doch hoeveel men daar ook mee doen kan, toch is er iets, dat men zoo geen naam kan geven en dat wel no. 1 is. Het is het waarachtig gevoel van naastenliefde, het vrien delijk hart dat doet vragen: Is er ook iemand vergeten? en we zouden die vraag in aller har ten wenschen. Want zeker, talloos velen worden blijde ge maakt op den feestavond; dat is een heerlijke gedachte. Ons hart klopt met de kinderen, de behoeftigen, de ouden van dagen, die een goeden Sinterklaasavond hebben. Met allen klopt het, aanzienlijken en geringen, vroolijke jongens en meisjes en opgewekte bejaarden, enkelen nog wel boven bidden en denken, verre boven verdienste onthoudt het kin deren! en laat het klinken door uw later leven als een spoorslag der dankbaarheid en der wederkeerige welwillendheid. »Dubbel en dwars bedacht!* dat zij de weerklank uit uw omgeving als gij zelven in later jaren de vraag doet hooren: Is er ook een vergeten? die pleizier hebben in hun pakjes, en den goeden Sint hun dank hebben te brengen. Maar, wij weten het meerderen blijven er over, die van de weldaden en de vrien delijkheden van den Heiligen bitter weinig bemerken. Er zijn menschen, die zich zoo iets moeielijk kunnen voorstellen, die leven in hun welgestelden kring en gansch de wereld naar dezen schijnen af te meten. Bij jonge lieden zonder nadenken, bij rijke-lui’s kinder tjes, die nooit verder hebben kunnen kijken dan hun neusjes lang zijn, is zulk een naïe- viteit te plaatsen. Wie wat meer levenser varing heeft, weet beter. Er behoeft nog geen armoe te zijn, geen behoeftigheid of nood, om toch een omgeving te scheppen, waarin de Sint-Nicolaasgeschenkjes noodwendig een aller- bescheidenst karakter hebben te dragen. In zulk een kring kan wel degelijk, wanneer te vredenheid, gezelligheid en liefde er thuis zijn, wanneer broers en zusters graag elkaar een genoegen doen, opgewekt worden feest gevierd. Soms is er meer pret dan waar de schel niet stilstaat van de aangedragen ge schenken. Maar dat neemt de waarheid niet weg dat in deze kringen bij duizenden wor den gevonden de knappe en degelijke huis houdens, waar in de verste verte niet te den ken valt aan de verrassingen, de genie tingen en de versnaperingen, die bij anderen over vloeien. En dan al wat daar beneden valt, wat tobt om het bestaan en werkloos is, en wat wel voor andere dingen heeft te zorgen en aan andere dingen te denken dan aan Sint- Nicolaas-vieren! Neen, waarlijk, er is nog plaats te over voor de vraag van goede harten en vrijgevige beurzen Is er ook iemand ver geten? .Is er ook iemand vergeten?* ’t Zij we geven, ’t zij we ontvangen, laat ons bedenken dat de waarde van een geschenk zit in het hart. Geschenken zijn als menschen zij hebben een lichaam en een ziel. Het lichaam, dat is de kostende prijs. De ziel, dat is de moeite, die besteed is om het ware geschenk te vinden, de arbeid er aan ten koste gelegd, de opoffering, de inspanning, die het aan onze beurs, onze vlijt, onze liefde waard was. Daarom, boog er niet op, dat gij niet ver geten zijt omdat gij veel moois en sierlijks hebt ontvangen, want evenmin vergeten en niet minder liefdevol bedacht is die andere, die geschenken mocht ontvangen, wel niet »Er is toch niemand vergeten?* roept een stem om ’t hoekje van de kamerdeur. Badend in het licht van een vroolijke feest viering antwoordt het jonge volkje: .Verge ten? Wij zijn dubbel en dwars bedacht, allemaal!* De jongen, die een gart verwachtte, het meisje dat den avond in ietwat bedenke lijke stemming afwachtte om den wille van de afdwalingen van het pad der schooldeugd in de laatste dagen, het liep met beiden boven verwachting af; zij juichen in de krach tigste tonen mee. .Dubbel en dwars bedacht allemaal!* en van ons feestelijk verlicht huisje. De menschen^ zouden echter stellig komen; ze hadden beloofd zich niet door het weer te laten afschrikken, dat ze voor zien konden, en desnoods, nietwaar, zouden ze een rijtuig nemen. Daar ratelde al een rijtuig voor. We vlogen beiden op. Doch het was niet voor or en vijf minuten later rolde het weer weg, waar schjjnlijk gevuld met onze buren, die naar de komedie reden. In ieder geval konden nu elk oogenblik de gasten komen. In afwachting wachten is altijd vervelend zette mijn vrouw zich aan de piano en zong een van haar lievelingsstukken. Het werd acht uur, zelfs kwart over achten, maar er kwam niemand. Nu en dan keek mijn vrouw eens om en we zagen elkaar aan met vreemde, bleeke, strakke gezichten dan speelde zij haastig verder, ze wilde haar gedachten geen tijd gunnen. De thee begon te pruttelen. Buiten reden rijtuigen af en aan, maar geen een was er voor ons. Om half negen sprong mijn vrouw op; in ’t eerst nog sprakeloos. Maar waar blijven ze toch allemaal! riep ze einde lijk uit. ’t Lijkt wel afgesproken werk. ’t Is toch geen 1 April, opperde ik. Zij liep onrustig het vertrek op en neer, voor een crisis. O! ik geef nooit meer een partijtje! snikte zij opeens. Dit is de eerste en de laatste maal, ’t Is afschuwelijk! Zou het een vriendelijkheid moeten beteekenen om dat we geen meid hebben? Het was niet handig, daaraan te herinneren. Als ze niet begrijpen, dat ik het zonder meid even goed af kan, ja nog beter dan kunnen ze voor mijn part allemaal weg blijven! riep zij uit. Doch het was een feit, dat ook ik te vergeefs naar We waren in een van die perioden, dat we zonder meid zaten, toen we ons eerste avondje zouden geven. Het was kortzichtig, de gevaren te onderschatten aan dezen toestand verbonden, doch er was een van de tantes over bij mijn ouders, die wij zelden te zien kregen, en die, naar mijn vrouw vond, noodzakelijk betheefuifd moest worden. Dus waagden we ons aan de gevaar lijke proefneming. We vroegen mijn ouders, en de tante wie alle hulde gold. Verder, behalve nog eenige nadere familieleden, een paar vrienden van ons, een paar kennissen van mijn ouders en twee gezinnen, die dol waren op mijn tante. We hadden een lijstje van achttien neuzen wanneer niemands neus sedert de laatste ontmoeting was afgevroreu, want het was win ter en vinnig koud. Allen beloofden met het meeste genoegen te komen, en zelfs het onaangenaamste weer Olsl ^Tïfeeren- ^en moet nooit van iemand kwaad O ve r l e d tD(’ men niet zeer 8e.Sroa(ie reden er voor ten Cate 36 jr -29“ ik de onderstelling opperen, dat de 1 e zeldzaam volledig bij achttien n deel misschien ook wel wortelde 383stC t_te z'e“’ h°e we het er zouden pot t wr'T'T? i?’1 den winter zonder meid. r. gOe(i fe gaan. Onbewust Eerste klasse. Eerste trekki"7611 het hoofd hing, veron- Prüzen v dag mijn werk en alle ver- qqqq Q.Q.'s “ij te wachten. Ik maakte ö49'achel aan in de voorkamer, 4128 5227 1037: 4153 6390 10387 »Is er ook iemand vergeten?* Men kan toch niet aan de heele wereld denken? Neen! en aan de halve evenmin. Maar elk heeft zijn gebied van omgang en verkeer onder zijn medemenschen. En met een weinig nadenken en wat goeden wil, bakent ieder zich gemakkelijk zijn eigen kring af en kipt daar binnen zijn eigen candidaten uit. Menigeen, dat weet ik wel, moet dien kring beperken, noodzakelijk, om den wille van zijn beurs. Maar met loome hand trekt hij den cirkelomtrek nauwer, verzet hij de paaltjes naar binnen, 't Is een werk waarbij zijn ziel in opstand komt en zijn hart bloedt. Hij zou het geld waard zijn! Meer en beter dan die ander ongetwijfeld, wiens middelen hem zouden veroorloven de grenspalen van zijn weldadig- heidsgebied uit te zetten verre, verre weg, maar die liever heel dichtbij een hoogen muur op trekt ter beveiliging van zijn schatten en van zijn koude hart. Doch den zoodanige laten we aan zijn lot over en gunnen hem zijn over peinzingen achter zijn hoogen muur. Een ieder zie maar toe op zichzelven. Het is zoo gemak kelijk gezegd Als we rijk waren De weelde wordt alleen door sterke beenen ge dragen.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1906 | | pagina 371