NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
ii
Ongelijk in Rang.
Zaterdag. 10 Februari 1806.
61e Jaargang.
No. 16.
De maaltijd en de keuken in de
middeleeuwen.
B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Uitgever:
Feuilleton.
3
rd.
3t-
Vrij bewerkt door M.J. KORVING.
er
;e-
sie-
oft.
en,
9,
en.
(Pr. Gr. Cl.)
)0t
ca,
ka.
HOOFDSTUK I.
ee-
HOOFDSTÜK II.
ire,
rm
50.
.e-
m-
•de
ali-
rijs
dln
rm
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
tal
ag.
me
el-
ie-
ite
or
en
en,
>ch
len
Iet
en,
ris-
90.
rm
ee.
rm
IY-
r-
cht
ekt
ues
9
en,
ng
-m,
50.
ht,
0.
llt-
17,
COURANT.
im sim o «istmej.
Het rijtuig verliet den straatweg, aan weerszijden
waarvan vele werklieden arbeidden aan den bouw van
groote huizen. Vervolgens ging het een kleine hoogte
op en eindelijk hield het stil voor een gebouwtje, dat
ruw uit planken was opgetimmerd.
Frederigo Ferrari, de kastelein, twistte onder heftige
gebaien en luid schreeuwen met eenige werklieden.
Toen hij de heeren zag uitstappen, staakte hij oogen-
blikkelijk den twist en trad hen met een vriendelijken
grijnslach tegemoet.
«Welkom, Excellenza!« riep hij tot Bariatinsky en
nam daarbij de pet van zijn reeds sterk vergrijsd hoofd.
Wat een verrassing! Ik had nooit durven hopen u hier
weder te zien, na de behandeling, die Angelina u heeft
aangedaan. Zij heeft zich verschrikkelijk dom aangesteld.
Ja, dom, Excellenza, dom! Zij is niet boos van aard, maar
wat onnoozel, ze is ook pas zeventien jaar oud en nog
half èen kind. Toen u weg was, heb ik haar behoorlijk
de les gelezen, dat kan u gelooven. Het moet een eer
voor je zijn, door zoo’n heerschap gekust te worden,
een eer! Waarom liep je weg, toen hij zijn arm om je
heen wilde slaan, hé? Niet eiken dag komt hier een
prins, en deze komt hier zeker nooit weer terug. Zoo
sprak ik en ten slotte begon ze te schreien.»
»A1 goed,« viel Bariatinsky den spraakzamen Italiaan
in de rede; daarbij sprak hij de Duitsche taal, evenals
de kastelein had gedaan. «Waar zijn je dochters?»
«Daar ginder bij dat boschje,« antwoordde Ferrari vlug
en wees op een weide, welke hier en daar met enkele
dennen en sparren bezet was. «Zij nemen wat beweging
in den tuin; zoo noemen zij die plek,« voegde hij er la
chend bij. o
Bariatinsky en Sulkowsky sloegen den weg in naar
de weide, welke nauwelijks honderd schreden van het
huis verwijderd was. Dadelijk ging Ferrari naar den
in
tro,
me
on-
Slager August, heb je mijnheer Schultz’ lendenen
en juffrouw Meijers’ ribstuk al afgeleverd?
Knecht: Ja, baas, alles is bezorgd
Slager: Dan moetje nu Brummels’ lever en me
vrouw Mullers’ nieren gereed maken en weeg dan met
een mevrouw Willems’ varkenspooten af.
Het was omstreeks vier uur in den namiddag, toen
Sulkowsky, naast Fedor Bariatinsky gezeten, in een
rijtuig met drie paarden uitreed. Het span draafde vlug
den straatweg langs en had binnen een kwartier het
Russische grensstadje K. bereikt, dat juist tegenover
het Pruisische grensdorp E. ligt en daarvan gescheiden
is door een riviertje, waarover hier een brug ligt.
Toen de slagboom achter het rijtuig was neergelaten
en de paarden op Pruisisch gebied voortdraafden, keerde
Fedor zich naar den garde-officier, wees met de rech
terhand zijwaarts en fluisterde hem toe «Daar is de
herberg. Wij zijn zoo dadelijk aan het doel van onzen
tocht.»
volstrekt niet mee ingenomen. Waarschijnlijk
begon men de vorken te gebruiken toen in dè
16de eeuw de halskragen zoo breed waren
geworden, dat het feitelijk onmogelijk was de
spijzen met de vingers naar den mond te bren
gen. De dames moesten het vleesch in zeer
kleine stukjes snijden, zich wachten voor dron
kenschap en niet slapen aan tafel! En een
middeleeuwsch wetboek van goede zeden zegt,
dat men niet op het eten mag blazen, maar
moet wachten dat het koud wordt, niet met
de ellebogen op tafel mag liggen en niet «op
hoofd of hand krabben». Men had maaltijden
van zes tot achttien gerechten; Karei de
Stoute werd tweemaal per dag telkens van 12
of 13 gerechten bediend. De zedemeesters
waarschuwden telkens tegen onmatigheid en
gulzigheid en wilden dat men van eiken maal
tijd iets aan de armen zou afstaan, wat men
dan ook deed. Bij groote feestmaaltijden had
men allerlei vertooningen. Soms spleet de
de zolder en kwamen reukwerk en zoetigheden
neer. Bij een feestmaal te Rijssel verscheen
o.a. «een jonge knaap, gezeten op een wit hert
met gouden horens, die met dit hert een twee
stemmig lied zong«. Een zingend hert dat
is wat de kermismenschen noemen »eene won
derbare speling der natuur.»
te roepen. Prochor stond er nog over na te denken,
wat hij doen zou, toen hij achter Warwara’s rug de stem
van prinses Olga hoorde vragen, wat er toch aan de
hand was. Onmiddellijk sprong hij de deur uit, wierp
daarbij de oude kamenier omver, drukte Olga den brief
in de hand en fluisterde haar ijlings toe «Mijn meester
laat u dezen brief brengen.» Vlug als een hert liep hij
daarop het huis uit; hij was reeds buiten, voordat
Warwara was opgestaan en om hulp kon roepen.
Olga keerde naar hare kamer terug. Daar las zij vlug
de weinige regels, waarin Czernischew haar meldde,
wat haar moeder hem geschreven had, en er bij voegde,
dat hij haar liever vandaag dan morgen als meesteres
van zijn huis zou ontvangen.
Onmiddellijk verscheurde zij liet briefje en wierp de
stukjes papier in den tuin. Prinses Anna, die bevend
van toorn de kamer kwam binnenstormen, kon juist
nog zien, hoe de wind de stukjes papier spelenderwij
ze uit elkaar blies en verstrooide.
4.)
•Stommerik,» dacht prinses Anna; maar plotseling
speelde haar een minachtende glimlach om den mond.
•O zoo!« mompelde zij en met de vingers grabbelde zij
'J 'j': een gering
stukje zilvergeld te voorschijn haalde. Dit reikte zij
brief greep. Doch de trouwe knecht schudde het hoofd,
en grijnslachend zeide hij: «Ik mag den brief alleen aan
prinses Olga overhandigen.»
«Onbeschaamde!» barstte de prinses nu los. «Je weet
toch wel, wie hier voor je staat! Geef den brief of ik
zal hem je met geweld laten af nemen!»
»Oho,« mompelde Prochor halfluid en terwijl hij zijn
mouwen opstroopte, kreeg zijn onnoozel gelaat een
vastberaden uitdrukking.
«Bovendien zal ik je voor je onbeschaamdheid duch
tig laten afranselen» riep de prinses hijgend, terwijl zij
luid begon te schellen.
In den gang lieten zich voetstappen hooren en on-
middellijk daarna verscheen Warwara op den drempel.
Met weinige woorden deelde de meesteres mede, wat
er was voorgevallen, en gelastte haar, den bediende
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
groote strijders voor bruine boonen en sla, die
inderdaad zeer zwaar op de hand zijn. Maar
dat zegt niet veel.
Knoflook en prei komen in oude rekenin
gen veel voor. Zij werden in de sausen ge
bruikt. Vruchten at men graag; maar de me
loenen en andere sappige vruchten hadden een
nadeel: zij benamen den dorst en dorst moest
men hebben om stevig te kunnen drinken. Deze
vruchten waren natuurlijk heel wat duurder
dan tegenwoordig, nu men een sinaasappel
heeft «voor een zuur gezicht». Nog al zuur
somtijds! In 1409 was het Geldersche hof te
Hattem en toen moest een bode naar Kampen
om drie granaatappels en vier oranjeappels te
halen, die te zamen tien gulden kostten.
Men kocht deze vruchten en allerlei spece
rijen bij de apothekers, die een best vak had
den. De wijn werd dikwijls gekruid en hoe
Met allerlei pikante kruiden, zoodat men dorst
kon krijgen van het drinken. Waarom het dan
ook te doen was. Het bier was volksdranken
tusschen wijn en bier stond de mede, uit honig
en water door gisting bereid. Melk werd bijna
niet gedronken. Natuurlijk was van koffie of
thee geen sprake.
In de keuken brandde men onder de ruime
schouw eerst hout, later turf en misschien
soms óök'Belgischë' steenkolen. Maar men gaf
aan hout de voorkeur. De ketel hing aan den
«haalboorm boven het vuur en het vleesch
werd liefst aan het spit gebraden. In Duitsch-
land vervaardigde men reeds in de vijftiende
eeuw kachels, maar zij schijnen hier niet in
gebruik te zijn geweest. Van potten, pannen,
wafelijzers, ketels en allerlei gereedschap was
in welgestelde gezinnen de keuken ruim voor
zien.
En wie er meer van weten wil kan de dis
sertatie raadplegen, waarop in October 1905
mej. Baudet is bevorderd tot doctor in de Ne-
derlandsche letteren.
koetsier en vroeg inlichtingen omtrent den garde-officier.
Toen hij den naam en den rang van den vreemdeling
had vernomen, ging hij op den drempel der herberg
staan, wreef vergenoegd zijn magere handen en staarde
peinzend voor zich uit.
«Ik hoop, dat Angelina vandaag verstandiger is,« dacht
hij. «En Gemma? Misschien valt zij wel bij Sulkowsky
inden smaak.» Hij lachte duivelachtig. «Als ik de beide
meisjes zóó eens kon kwijtraken als ik ze zoo kon
uithuwelijken. Dat zou nog eens een mooi zaakje zijn!
Zooals Frederigo Ferrari gaarne vertelde, was hij i;
zijn jongen tijd een geliefde baryton aan de opera te
Milaan geweest. Inderdaad echter was hij slechts koor
zanger geweest aan verschillende min belangrijke
schouwburgen; overal was hij spoedig weer ontslagen
wegens slechte handelingen. Zoo had hij niet alleen Ita
lië, maar bijna de helft van de wereld doorgereisd.
Eerst leidde hij dit ongestadig leven alleen, later in
gezelschap van een schoone zangeres met weinig talent.
Dat was een blonde Venetiaansche; zij schonk hemin de
vier jaren van hun huwelijk twee kinderen. Wegens
ernstige twisten verliet zij haar man en vond gelukkig
een onderkomen op het kasteel van een Franschen
graaf, waar zij echter weldra stierf. Die graaf was nog
zoo goed, hem bericht te zenden van den dood zijner
vrouw, etT uit medelijden zond hij ook een som gelds,
waarvan de opvoeding der twee meisjes kon bekostigd
worden.
Ferrari kon echter slecht met geld omgaan. In min
der dan vier jaren had hij alles opgemaakt, en daar hij
zijn stem ook verloren had, moest hij door den nood ge
drongen, wel uitzien naar iets anders om den kost te
verdienen. Doch al Wat bij begon, mislukte, omdat hij
geen ijver en volharding bezat.
(Wordt vervolgd.)
de tafels onzer voorouders zien opgediend,
kunnen ons eenig denkbeeld geven van hun
voor ’t overige zeer gezonden eetlust». In 1418
moesten de bewoners van een gasthuis te De
venter het nog doen met twee maaltijden,
’s voormiddags te tien en ’s avonds te vijf uur.
Vcor ’t overige was het etensuur niet voor
iedereen hetzelfde. De avondmaaltijd werd
dikwijls, ten minste onder de hoogere standen,
lang gerekt. Men praatte, liet de speellieden
muziek maken en dronk. Als het etenstijd
werd, legden de bedienden de tafelbladen op
schragen. Over de dus gevormde, dikwijls zeer
lange tafels, werden de lakens uitgespreid en
soms in sierlijke plooien gedrapeerd. In den
loop der 15e eeuw schijnt het gebruik van ser
vetten in de mode gekomen te zijn. Op de ta
fels der groote heeren prijkte zilveren en zelfs
gouden gereedschap. Hertog Arnold van Gel
der had een gouden zoutvat met paarlen en
diamanten versierd. Maar hij leed dikwijls
aan geldgebrek en het kostbare stuk moest
worden verpand «voor dusent R. gulden an
Meyer den joede». Voor dagelijksch gebruik
had men tinnen, aarden en houten nappen en
schotels. Soms gebruikte men borden, «tail-
loren« van roggebrood. Het teeken voor den
maaltijd werd in den riddertijd door hoorn
geschal gegevens’ Soms ook kwamen de «cna-
pen« zeggen, dat het eten gereed was. Dan
kwamen de gasten, mannen en vrouwen, die te
voren de gelegenheid hadden gehad om ken
nis te maken, in de eetzaal bijeen. Zij wasch-
ten de handen, wat zeer noodzakelijk was, om
dat men geen vorken had, maar de vingers
gebruikte. Dan kon men gaan zitten in bonte
rij, de voornaamsten boven aan. En vervol
gens deed een geestelijke een gebed. Twee
personen aten uit denzelfden schotel en dron
ken uit denzelfden beker. Aan vorstelijke ho
ven werden de spijzen ’t eerst door de bedien
den geproefd. Men was altijd en niet zonder
reden beducht voor vergiftiging. En wel had
men onder het tafelgereedschap steenen, die
de werking van ’t vergif moesten tegen gaan
en eenhoorn, serpentijnsteen, haaientanden.
Maar de voorproef was het veiligst. De be
diening Aan tafel was geen kleinigheid. De eti
quette stelde zware eischen aan voorsnijders en
andere vorstelijke dienaren, die echter hun taak
als een eerepost beschouwden.
In Nederland was nog in 1733 het gebruik
van vorken niet algemeen en Van Effen is er
:U9
Men at veel vleesch en visch op reusacfitïgè
schotels voorgediend en brood veel brood
en varkensvleesch was zeer in trek. Het werd
door de artsen aanbevolen als gezond en ver
sterkend. Vooral in de oostelijke gewesten
was de varkehsfokkerij van groot belang.
Men at allerlei vogels: kraanvogels, roerdom
pen, spreeuwen en zeer gaarne pauwen. Het
braden van een pauw was geen kleinigheid,
want de veeren van den kop en den staart
moesten ongeschonden blijven. Men at kost
jes die ons niet zouden aanstaan: zeehonden,
bruinvisschen, ook walvisschen, die zich vroeger
meer dan thans bij onze kusten vertoonden.
In Frankrijk werd de tong van een walvisch
als eene lekkernij beschouwd. Maar de haring
was het meest populair. Onze voorouders wa
ren dol op zoetigheden, »zukereijen« en kregen
die aan ’t nagerecht in overvloed.
Voor groenten was men min of meer be
vreesd. Zij brachten, zeide men, «kwade hu
meuren» voort. Men zou de proef eens kun
nen nemen. Wij hebben thans vegetariërs.
Volgens de middeleeuwsche geleerden zouden
zij onuitstaanbaar moeten zijn en wij kennen
Dit wordt een keukenpraatje.
Moeten wij niet misschien beginnen met
eene verontschuldiging? Vroeger speelde de
keuken zekere rol in veel ernstiger geschriften
dan een dagbladkroniek. Men mocht zeggen,
dat een schrijver zijn publiek smakelijke scho
tels aanbood, vrij stevige kost, of gekruide scho
tels of gepeperde spijs of zoetigheden. Maar
men heeft van die culinaire uitdrukkingen mis
bruik gemaakt. En bovendien, wij zijn zoo ide
alistisch tegenwoordig en wij verachten de ma-
terieele geneuchten
En nogmaals zouden wij ons moeten ver
ontschuldigen als hebbende hoegenaamd geen
verstand van keukenzaken, als niet
Als niet verleden jaar in October aan de al
leszins eerbiedwaardige Utrechtsche universi-
teit een dame, mej. Florence Josephine Mar
guerite Baudet, bevorderd ware tot doctor(es)
in de Nederlandsche letteren, op een proefschrift:
«De maaltijd en de keuken' in de middeleeu
wen.”
Wij stellen ons voor uit die dissertatie een
en ander aan onze lezers mede te deelen en wij
willen hopen, dat het onderwerp niet te zwaar
en onverteerbaar zal worden gevonden. Mej.
Baudet heeft heel wat voorstudie moeten ma
ken in oude keukenboeken, stadsrekeningen,
keuren, inventarissen en allerlei oude papieren.
Maar met die geleerdheid zullen we onze lezers
niet lastigvallen. Waarschijnlijk is nooit iemand
op een huishoudelijk onderwerp als dit, tot een
academischen graad bevorderd. Het was eene
'■me voorbehouden en hare dissertatie is ge-
uStreerd met een aantal platen, wat ook geen
alledaagsch geval is.
Zij begint met den maaltijd en deelt al da
delijk mede, dat onze voorvaders slechts twee
maaltijden per dag hielden. Een Fransch schrij
ver uit de veertiende eeuw vindt drie of vier
malen per dag te eten onfatsoenlijk, ja beest
achtig. Sommigen bepaalden zich tot eenen
maaltijd en zeer matigen aten in twee dagen
maar tweemaal. Maar men behoeft daarom
nog niet te gelooven, zegt dr. Baudet, aan de
matigheid van ons voorgeslacht. «De ontzag
lijke hoeveelheden spijs en drank, die wij op
efs j
6
«stommerik,* dacht prinses Anna; maar plotseling
speelde haar een minachtende glimlach om den mond.
«O zoo!« mompelde zij en met de vingers grabbelde zij
in haar geldbeurs, waaruit zij eindelijk een gering
stukje zilvergeld te voorschijn haalde. Dit reikte zij
Prochor toe, terwijl zij met de andere hand naar den
grijnslachend zeide hij: «Ik mag den brief alleen
c
■Onbeschaamde!» barstte de prinses nu los. «Je weet
«uvu wcl, „ie him vuur je staat: oreer den oner or ik
zal hem je met geweld laten afnemen!»