NIEUWS- EJ .1111 lil! IWIliliLAll
i!
DE HONDERDDUIZEND.
VOOR 81EK Eli OISTfflËI
Sint flieolaas.
I®
8-
id.
Woensdag 5 December 1906.
61e Jaargaag.
ITo. 97>
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
i
1,
Feuilleton.
0,
naderde.
Ze mocht
gen.
nooit
wilde
ook
ze
naderde
lucht
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
antwoord,
langs de
hield.
Piet, die nooit
Zie je nu wel
het
zou
hem
een
kind
I
in de gang. Juffrouw!
’t Is hoog tijd!
en daarop hoorde naar ’t
vloer,
haar hand
maar eens flink door den eersten
zou ze de volgende
Herinnering wordt
tien minuten over zevenen!
was, naderde
er
Wanneer een inwoner van Wevershaven zeide: ik ga
naar stad, beteekende dat, ik ga naar R (de naam
zullen we om den historischen grond van ons verhaal
niet al te duidelijk te doen doorschemeren, maar ver
zwijgen.)
In R gekomen, zocht de heer Verbeek daar een
vertrouwd vriend op en vertelde hem het gebeurde. Ja,
zeide hij, die directeur heeft dat verteld, zoodat het
de geheele stad rond is gegaan als een loopend vuurtje.
En nu vraag ik je toch, wat moet dat worden. Op die
manier kan elk bericht dat je ontvangt, dadelijk aan
iedereen worden overgebracht, dat is toch een onhoud
bare toestand. Neen, ik wil daar een einde aan maken,
die kerel moet aan zijn verstand worden gebracht dat
een dergelijk gedrag in het Vrije Nederland voorbeel
dig gestraft wordt. Het brief- en telegram geheim
(meneer Verbeek zette een hoogen borst) is een van
onze heiligste rechten en daarvoor dienen we te waken
met alle kracht die in ons is.
De vriend was het ten volle met deze redeneering
eens en hij, die als groote-stadsmensch beter met
verschillende toestanden op de hoogte was, wist ook
wel te vertellen, hoe men het aan moest leggen om
dien van Eggen eens duchtig op zijn nummer te laten
zetten. Je moet naar den inspecteur gaan, zeide hij.
Als je hem vertelt wat er gebeurd is, zal hij dien di
recteur wel een ongezouten standje geven. Ik voor mij
zou me niet eens verwonderen, als het dien kerel zijn
betrekking kostte.
Mijnheer Verbeek begon warm te worden en gevoelde
zijn ijver, om het heilig recht van het telegramgeheim
te verdedigen, groeien. Waar zou ik dien inspecteur
te spreken kunnen krijgen?
Ja. daarnaar wil ik wel eens voor je informeeren,
ik heb wel een kennis die bij de telegraphie is, maar
I
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2'/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
[Slot].
Het nieuwtje was afkomstig van den telegraaf direc
teur, van dien vervelenden van Eggen. Die wist het
uit een telegram, dat was aangekomen. Maar dat mocht
hij immers niet vertellen, het was immers verboden
de ir-houd van telegrammen bekend te maken. Wacht
maar van Eggen, wacht maar meneer de directeur,
dat aardigheidje zal je zuur opbreken. Je hebt ook
wel begrepen, dat nu die straatarme Alice Pietersen
mijn zoon, die een mooie slagerij heeft, aan den haak
zou slaan en daarom was je zoo blij dat je je mond
niet kon houden; nu hoor, je zult er pleizier van heb
ben
Den volgenden morgen ontmoetten pa Verbeek en
zoon Verbeek elkander bij het wachthuisje van de tiam.
Waar moet jij heen, vroeg de oude heer norsch.
Ik ga naar Vieren.
Papa vroeg niet verder. Hij wist ook wel, dat de
familie Pietersen op het oogenblik te Vieren vertoefde
en begreep dus maar al te goed, waar zijn zoon heen
ging. Deze op zjjn beurt gevoelde geen bijzondere
lust om nadere uitleg te geven en hield dus ook zijn
mond tot hij het pijnlijke zwijgen meende te moeten
afbreken met de voor de hand liggende vraag Maar
waar gaat u heen vader?
Naar stad, klonk het korte antwoord, uitgespro
ken op een toon, die duidelijk deed gevoelen, dat de
spreker volstrekt niet voornemens was er iets ter
verduidelijking aan toe te voegen.
wel wat van weten. Dan maar dadelijk na aankomst
naar diens huisje gegaan, wellicht zou hij hemwlaar
aantreffên.
’t Kostte natuurlijk wel weer een tijd van wachten,
van ellendig ongeduldig wachten, dat nog te zwaarder
viel omdat het gedeeld werd door de vrouw van den
brievenbesteller, die met haar vertrouwelijke mede-
deelingen en nieuwsgierige vragen mijnheer Verbeek
machtig ergerde en zijn vrees, dat zijn bezoek weldra
de geheele stad rond bekend zou zijn, gestadig deed
toenemen, maar ten slotte kreeg hij toch den brieven-"
besteller te spreken. En, goddank! die wist hem te
vertellen waar de inspecteur gelogeerd was, in de
stadsherberg, dus gelukkig niet bij Van Eggen aan
huis, en ook dat de inspecteur nog geen woord over
het gebeurde tegen Van Eggen had gerept, om de
eenvoudige reden dat hij den directeur nog heelemaal
niet ontmoet had. De inspecteur was namelijk een
bijzonder goede kennis van den burgemeester en had
den geheelen morgen bij dezen doorgebracht.
Met een verlicht hart kwam pa Verbeek het huisje van
den postbode uit. Thans voelde hij weer vasten grond
onder de voeten, nu stonden de kansen, om mijnheer
den directeur eens een fiinken hak te zetten, weer
prachtig. Hij zou den inspecteur zeggen langen tijd
liep hij peinzend mooie zinnetjes te smeden, toen hij
plotseling op zeer onaangename wijze in zijn mijmering
gestoord werd,
Een ruk aan zijn jas: Groote goedheid, man, waar
kom jij vandaan? waar ben je gebleven? Ik ben zoo
ongerust geweest en Willem was ook niet thuis!
't Was mevrouw Verbeek, of liever juffrouw Verbeek-,
zooals de kleinsteedsche Wevershavenaars haar altijd
nog noemden, die haar wedergevonden echtvrind op de?
en
tuig aan
Toen stond
open.
Truusje! riep ze
beneden komen.
Terwijl zij riep
gleed haar blik langs den
kamerdeur, die ze in
En onwillekeurig bleef hij gericht op
het onderste paneel, waar aan den benedenrand
de verf geheel af was. Dat had haar man
gedaan. In dit oogenblik van zenuwover
spanning herinnerde ze zich de nietigste din
gen. Hoe haar man de gewoonte had gehad,
waar over ze de eerste jaren, toen die groote,
ernstige vervreemding er nog niet was,
vaak ruzietjes hadden gehad; die haar nu
o! zoo kleinzielig leken, om als hij de
deur in kwam, haar open te duwen met de
die spreek ik niet voor een uur of vier vanmiddag. Zoo
lang zal je dus moeten wachten.
En meneer Verbeek wachtte, wachtte zoo lang, dat
de laatste tram hem voor den neus wegreed en had
toen juist het bericht ontvangen, dat de inspecteur met
bedoelde tram op een inspectiereis naar Wevershaven
was vertrokken. Woedend keerde de heer Verbeek
naar zijn vriend terug, maar deze kon hem, ondanks
alle vriendschap, onmogelijk te logeeren hebben, zoodat
onze man zich genoodzaakt zag een hot 1 op te zoeken.
Daar bracht hij een slapeloozen nacht do. r. Zelfs zijn
meest gelukkigmakende gedachte, dat de inspecteur
wellicht te Wevershaven het vergrijp van Van Eggen
bemerken en deze daarvoor flink onderhanden nemen
zou, werd vergald door het verdriet dat hij zelf daai-
van niet de aanleidende oorzaak was geweest. Hij had
zoo graag met zijn eigen woorden den inspecteur met
het gebeurde in kennis gesteld, dan was hij zeker ge
weest, dat het niet minder erg werd voorgesteld dan het
wasen hé! dat die beroerde tram nu ook precies
op tijd was weggereden, anders was het ding altijd te
laat, maar hij was nu eenmaal zoo’n ongeluksvogel.
Voor de eerste tram ’s morgens stond hij reeds een
half uur te voren op wacht. Die zou hem nu toch
zeker niet ontsnappen. Maar terwijl hij in de tram zat
kwam er een nieuwe angst in hem op in den vorm
van een reeks moeilijk te beantwoorden vragen. Waar
zou hij den inspecteur kunnen ontmoeten, zoodat nie
mand anders het zag, want hij wilde niét graag als de
aanlegger van een actie tegen den algemeen beminden
telegraafdirecteur bekend zijn. En hoe moest hij te
weten komen of de inspecteur al iets van het gebeurde
afwist en van Eggen er misschien reeds over had ge
sproken? Eindelijk vond hij er wat op. Den brieven- uug uueuiueu, ure i
besteller kende hij nog al goed, die zou er misschien ze wijze aansprak.
Terwijl het kindermeisje Truus boven kleed
de, waren bij de jonge vrouw, die in het salon
den heilige zat te wachten, de gedachten weer
losgebroken als een hoog gezwollen rivier, die
door de dijken heenbreekt.
Ze had alles precies gedaan als de vorige ja
ren, toen haar man nog bij haar was; ze had
Piet, den bode, weer genomen, om voor den
goeden Sint te komen spelen; ze had gedacht,
dat daar geen gevaar bij was dat Willem,
haar man, Piet toch nooit meer zag. Wat
was het nu geweest, dat Piet wou zeggen,
van middag, toen hij kwam vragen of hij om
zeven uur mocht komen, in plaats van half
acht? Hij bediende zooveel families, hij was
er gezocht als Sint Niklaas, en hij haalde er
een aardig duitje uit. Nu had mevrouw Poel
dijk er beslist op gestaan, dat hij bij haar om
half acht zou komen. Dus was hij van mid
dag nog even aangeloopen om te vragen of
het zeven uur mocht zijn. Goed, zij vond
heèToroed, het was haar hetzelfde. Zij had
alirezo'i half acht gezegd, omdat hij, toen Wil
lem nog bij haar was, ook om hall acht kwam,
ied^r jaar.
Maar wat was het toch geweest, dat Piet
(iad willen zeggen, toen hij zich versprak?
Hij had haar man gezien, dat kon ze wel er uit
begrijpen. Maar wat had Willem van hem
noodig gehad? Zou hij hem cadeautjes hebben
gegeven voor kleine Truus? Piet had zich
versproken, en zij had niet verder willen vra-
nu niet meer belangstelling
hebben, voor haar man.
meerEn
hij zich dien dag voor taan gedragen zou.
Dat hij van zich zou laten hooren, was zeker:
Truus meende immers, dat hij op reis was.
Met haar verjaardag had hij Truus bloemen
gestuurd, een mand vol bloemen, uit
Zuiden en de lang-begeerde fiets. Nu
hij natuurlijk weer iets geven. Maar er was nog
niets gekomen.
Wat was natuurlijker dan dat hij Piet had
gevraagd...? Het was toch dom en gevaarlijk
van haar geweest eigenlijk, dat ze den bode
weergenomen had! Ze had er wel öij gedacht;
maar, weekhartig, had ze het willen hebben
net als vroeger. Ook had ze geen lust, aan
een nieuweling alles uit te leggen hoe hij doen
moest.
Zou Truus nog niet klaar zijn? Neen? Hoe.,
hoe... kon dat? Had ze zoo zitten mijmeren?
En waar bleef Piet? Piet, die nooit een mi
nuut te laat was! Zie je nu wel dat er wat
dreigde! Zie je nu wel?
Het was tien minuten over zevenen! En
het iets, dat in de lucht was, naderde en
Zie je nu wel dat er wat dreigde?
Och, die dwaze sentimentaliteit, die kleinzie
lige herinneringen! Ze mocht niet denken!
Ze moest nu
keer heen bijten, dan
jaren vanzelf flinker zijn.
immers uitgewischt door den tijd, en wonden
genezen.
Ze betrapte zich op het woord! Wonden?
Ze schudde zich met geweld los als uit een
greep. Ja zeker, wonden, zei ze hardop, dapper
met klem. Ze luisterde of er nog geen rij-
rolde, door de stille straat.
ze op en deed de kamerdeur
Neen
niet
Hij had zoo van Truus gehouden, altijd
Toen hij wegging, had hij gezegd: ik laat
jou het kind, dat is beter en billijker. Maar
geloof dat het hard is en stel die laatste
opoffering van mij niet op te lagen prijs Als
ik ooit op mijn besluit terug zal komen, zou
het zijn om het kind
Toch wel mooi was het geweest van hern!
Eerlijk was hij altijd geweest; dat was zijn
eenige, maar Jan ook zijn groote en volkomen
deugd. Je kon er van hem op aan, als hij iets
zei, dat hij ’t meende.
Maar ze mocht niet meer aan hem denken.
Ze had nu bijna een jaar geleefd, zonder aan
hem te denken. Hoe kwam ze nu opeens zoo
punt van zijn voet, en als hij er uit ging, en
haar weer gesloten had, achter zich op dezelfde
manier nog eens te voelen of ze wel goed
dicht was.
Dat teekende ook weer zijn ruwen aard.
Dat, en honderd andere kleinigheden, die haar
nu te binnen schoten En toch zou zij er
thans geen herrie meer over maken. De schei
ding had haar wel zachter gestemd.
Truus kwam, met de juffrouw, in haar
Zondagsche kleedje de trap af. Haar kleine
engel! zij was het eenige, dat ze hier
nog had.
En... de herinnering...
Maar ze waren net binnen; haar dochtertje
had haar kleedje uitgespreid, zorgvuldig, aan
beide kanten nevens haar op de sofa, om het
niet te kreuken, en, moe van spanning en
opwinding, zich gedrukt tegen haar aan
zij geloofde nu toch wel weer écht in Sint
Niklaas, en dat het de levende was, en geen
man maar zoo met een mombakkes voor, die
dadelijk komen zou toen tuiten ’t rijtuig
aanrolde en stilhield voor het huis.
Verleden jaar was haar man gegaan, maar
nu ging zy snel naar de kamerdeur en opende
die wijd, noodend:
Kom u binnen, meneer Sint Niklaas; vaR-_
harte welkom weer in deze woning!
Zij wierp een snellen blik op de klok. Ook
de heilige keek. Vijf minuten voor half acht!
Er moest iets gebeurd zijn. Enfin, nu was
de herinnering nog volkomener. Zooals ze het
zich gewenscht had.
Van harte welkom! herhaalde zij werktui
gelijk.
Truus zat te beven in een hoekje van de
canape
Hij struikelde
veel te lang
ander dan
vol herinnering? En zachtheid
Hun huwelijk was een vergissing geweest.
Zooals het nu was, was het goed. En billijk. Ge
heel? Kom, ze mocht niet denken!
Dat was altijd haar ongeluk geweestdat
denken. Ofhaar geluk? Ze wist het niet
meer. Kom, hoe kwam ze van avond toch
zoo weifelend en onzeker van haarzelf? Ze
was toch een jaar lang zeker van alles ge
weest
Neen neen neen boos schreeuwde
ze het zichzelf toe ze wist het zeker, en ze
wou er nu niet meer over tobben, aarzelen
het was goed, zooals het was, en dat denken
en dat dweepen, die illusies en die utopieën,
ze mocht er niet meer mee spelen, want ze waren
haar ongel.uk geweest, van den eersten dag af
aan, haar noodlot, allemaal
Haar man dacht niet, had nooit gedacht.
Hij deed. Hij was een nuchter zakenmensch.
Misschien was het beter? Stellig practischer
in het nuchtere, practisch leven. Maar tus-
schen hen had het de kloof gevormd, die
ieder jaar, iedere maand, iederen dag op ’t
eind van haar mislukt huwelijksleven, breeder
gaapte en weer breeder, tot hij niet meer te
overbruggen was een kloof van volmaakt
antipathieke, elkaar afstootende levensopvat
tingen niet meer te overbruggen zelfs
door hun kind.
Toen waren ze van elkaar gegaan. Gewoon
zonder veel opzien zonder officieele
scheiding. Ze waren ’t zoo volkomen eens
om te gaan, en ze zouden toch niet meer
trouwen. Voor zulke menschen is stadhuis
scheiding een onkiesche komedie. Hij was
gaan reizen. Later had ze gehoord, dat hij
in Den Haag was gaan wonen. En nu die
vreemde ontmoeting met Piet.
Ze voelde zich onrustig. Er hing iets in de
lucht, dat naderde en haar vaag drukte.
Piet had nog meer geweten! Dat zag ze
aan zijn kleur dat hoorde ze aan zijn ge
stotter. Maar, God, wat zou het zijn wat
naderde er dan och, wat?
Ze wrong zich de handen zenuwachtig.
Maar ze trachtte zich te bedaren. Er was
niets. Willem was veel te nuchter om iets
geks te doen! Ze trachtte zich in te praten,
dat het alleen maar een verzoek zou zijn
geweest om het een of ander pakje aan Truus
te geven.
Het was het eerste Sint-Nicolaasfeest na
hun scheiding. Ze wist dus nog niet, hoe
over zijn kleed, dat
was van voren het was
verleden jaar maar het
merkte er niets van.
En het vreemde in de
naderde.
Hij deed gewoon zijn plicht, precies als de
andere jaren, hij bromde in zijn baard dezelfde
vragen en vermaningen, die ze verleden jaar
met haar man van hem had gehoord. En tóch
moest er iets gebeurd zijn!
Truus, niet meer zoo bang, nu zijn stem
goedig klonk, en de cadeautjes voor den dag
kwamen bij hoopen, naderde, dorst hem een
handje te geven. Zij was toch dapperder ge
worden dit jaar, het kinderlijk geloof zou