t)
i
■WS- EN AIIÏERTENTIEliLAl)
De tweede vrouw.
I
Q
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
3
Feuilleton.
1.
i
I
-40
ES
iwvwvwr
▼wv
an.
T?:: die zich nu op ons blad
abonneeren, ontvangen de
tot 1 Januari a.s. verschijnende
nummers GRATIS. - - - - -
5!
4). II.
4
AAAAAt
3
3
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
k
Naar het Duitsch.
f
S(*>
»Ik kan het,* antwoordde ik flink en fronste daarbij
het voorhoofd.
aanspraken voor uw eigen persoon kunnen opoti~""
voor een goede zaak?«
«Bliksemsnel vloog mij een gedachte door het hoofd.
«Spreek rond voorde vuist, mijnheer! U is een nihi
list en u wilt mij ook aanwerven!*
«Hij scheen geheel van stuk gebracht.
«Welnu, geef u geen moeite! Ik haat het nihilisme,
dat ongezonde mengsel van grootheid en laagheid, van
kracht en machteloosheid, van moed en lafhartigheid!*
«Dat alles voerde ik hem heftig tegemoet. Een
heldere lach deed mij schrikken. Üit dien dichtgekne
pen mond kwam dat geluid zoo onverwacht, dat ik
geheel bedremmeld was.
«Leest u nihilistische romans?* spotte hij. Zoo iets
als bijv. «Am Horizont* van Friedrich Friedrichs?*
«Nu Rese, ik heb dat boek gelezen. En hij was zoo
kalm en bedaard, dat ik mij vreeselijk schaamde over
mijne dwaasheid. Maar dien triomf gunde ik hem niet.
Met de grootste kalmte antwoordde ik«Den roman
ken ik; misschien spookte er nog wat van in mijn hoofd
toen ik u verdacht. Vergeef mij dien misplaatsten ijver,
heer baron!*
«Hij greep ongegeneerd mijne hand.
»U is een kostelijk wezen, juffrouw. Strijdlustig,
eerlijk, getrouw aan uwe overtuiging. Inderdaad, u
past mij.*
«Waartoe, baron?* vroeg ik zeer angstig. Ik trok
onwillekeurig mijne hand terug. Zijn gezicht veranderde;
hij zag er weemoedig uit. Zijne donkere oogen verloren
hun vasten blik. De harde trekken verdwenen uit mijn
gelaat, ik zag hem vriendelijk aan. «Val mij nu niet in
de rede,* zei hij haastig, «ik zal kort zijn.* Wordt vervolgd.
^DVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regeïs'%'*l9nt en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte^^—--
t__ode
Alleen hebbend11 ^uisgn
:oogenaamde kermis,’er minstens
tiental plaatsen verdeeld; te zamen hoog-
»U is trotsch,* zei hij betrokken, «zoudt u '^billijke
in de oogen. Hij verzocht nog, of je vriendelijk aan
hem wilde denken, als aan een afgestorvene.
«Met ontroering had mijne goede tante mij dat alles
verteld, zij wilde mij troosten, maar ik lachte hnonend
en keerde naar mijne vriendin Rese terug. Hoe verachtte
ik hem! Bijna nog meer dan je trouweloozen student
in de philosophie. Die had tenminste den moed tot
trouwbreuk, maar deze ontvluchtte de liefde uit lafhar
tige vrees voor zijne en mijne armoede.
«Wraak konden wij niet nemen, wij konden alleen
bevrediging vinden in den stouten eed, dien wij zwoe
ren in elkanders hand. En gehouden hebben wij hem
ook, zeker omdat wij niet in verzoeking kwamen, Rese?
Maar bij mij heeft de verzoeker aangeklopt. Naar den
uiterlijken vorm ben ik overwonnen, maar naar den
geest ben ik nog dezelfde, geloof mij, Rese!
«Wie mijn verloofde is? Een baron Tiefort, uit Corls-
wald, een man, dien ik weinige uren vóór mijn verlo
ving leerde kennen.
«Wie minde ooit en niet bij den eersten aanblik?*
«Ach, spreek die woorden niet uit, Therese. Onze
verbintenis is een beklonken zaak, een nieuw, zon
derling soort van betrekkings-engagement. Je weet,
die beste mevrouw Ruscheweyh gaat naar Lotharingen,
ik moest eene betrekking hebben. Baron Tiefort gaat
op reis. Hij is weduwnaar, een beschermeling van
mijne mevrouw, die hem hoogschat. Zijn kleine zeven
jarige Armgard heeft eene moeder noodig, die kloek
moedig en trouw den slechten invloed onschadelijk
maakt, dien hare grootmoeder op haar uitoefent.
Mevrouw Ruscheweyh heeft mij warm bij hem aanbe
volen.
«Wil je zijn aanzoek hooren? Hij overviel mij daaimee
na een levendig gesprek over zijn voorgenomen reis,
zijne belangstelling daarin enz. Maar eerst zijn portret:
«De zaligste vreugde was op je gezicht te lezen en
hoe snel verdween ze weer als een bloezem, die door
den ruwen wind wordt afgerukt. De trouwelooze stu
dent had met je hart gespeeld. Met een mengeling
van afschuwelijke teerhartigheid en lichtzinnige stout
moedigheid verontschuldigde hij zich wegens zijn onver
wachte openbare verloving met de dochter van den
rijken wijnhandelaar. Je verbleeken en je tranen wekten
mijn toorn tegen den ellendige. Ik was zóó boos, dat
ik hem in koelen bloede had kunnen neerschieten.
«Daar kwam een meisje mij roepen, om bij mijne
tante te komen. Bedroefd ging ik heen, niet vermoe
dende dat mtj iets dergelijks wachtte.
«Mijne tante zat op de sofa en voor haar lagen ver
scheidene blanke thalers, netjes in een rij uitgeteld.
«Marie, mijnheer Bauer heeft mij de volle huur be
taald, hoewel het nog een volle week duurt voor de
maand uit is. Hij is vertrokken. Hij was een goed
mensch, hij laat je groeten, «duizendmaal* zeide hij.
Hij heeft je veel te lief gehad, om slecht met je te
handelen. Mijnheer Bauer heeft geen vermogen en moet
nog veel studeeren. Jarenlang zal hij nog moeten
kampen eer hij een zelfstandig bestaan heeft. Hij had
je niets gezegd van zijn vertrek naar Heidelberg, maar
daartoe ontbrak hem de moed. De tranen stonden hem
Hij zal zeven en dertig jaar oud zijn. Hij is een
schoon man, doch verouderd vóór den tijd. Niet be
vredigde wenschen, een gebroken carrière en een
ongelukkig huwelijk hebben aan zijn trekken een ge
strenge uitdrukking gegeven. Zijn teint is bleekbruin,
zijn haar begint reeds te grijzen. De oogen staan
trotsch, houding en stem zijn gebiedend. Stel hem je
zóó voor, en denk dan aan den toestand na ons levendig
gesprek. Mijn lieve mevrouw bladerde intusschen in
een familiën-journal.
«Juffrouw Zemplin,* begon hij weer met zijn heldere
stem, «wilt u even met mij op het balkon gaan? Ik
moet u een gewichtige levensvraag voorleggen. U
permitteert, nietwaar, mevrouw?*
«Hij sprak zonder aandoening. Nieuwsgierig, zorge
loos volgde ik hem. De zon was ondergegaan, het was
koel, moedwillig speelde de wind met de lokken langs
mijn voorhoofd.
Vol verwachting zag ik hem aan.
«Wilt u niet even gaan zitten?* vroeg hij galant.
«Daarvoor is het mij te winderig,* antwoordde ik
vrijmoedig. En waarlijk, ik rilde.
«Hij lachte zonderling en zag mij doordringend aan.
Ik voelde het bloed naar de wangen stijgen, maar ik
hield zijn blik goed uit.
«Hebt u moed?* vroeg hij uit de hoogte.
«Wilt u dien op de proef stellen, heer baron?* gaf ik
hem als antwoord koel terug en mat hem van het hoofd
tot de voeten.
»U is strijdlustig,* zeide hij met een treurig lachje,
«dat voldoet mij. Iets anderskunt u ter wille van
een goede zaak ergerlijke dingen van allerlei soort
vergeten?*
«In gespannen verwachtig hing zijn onderzoekend
oog aan mijne lippen.
intrad en er zeer grof geld verdiend werd
een diamantslijper verdient per week wel f 50
en als hij wil, nog meer door deze heeren(!),
toen wilden ze hunne kinderen op de 2e-klasse-
scholen hebben en ze waren daartoe ook wel
gedwongen, doordat de gemeente vrij goed
met hunne inkomsten bekend wasinkomsten,
die de begeerte van duizenden werkelijke
heeren in onze stad kunnen opwekken.
Men begrijpt, dat op de le klasse-scholen
genoeg fatsoenlijke arbeiderskinderen gaan
maar dat ze ook voor een groot deel bevolkt
zijn met het aller-allerminste, wat in een groote
stad te vinden is. En dat zegt nog al iets.
Laat ik niet uitweiden over het kroost der
armsten, het kroost der menschen, die leven
van bedelen, stelen, enz. enz., en dan het kroost
van «darkest* Amsterdam, van het «donkere*
Amsterdam, van de buurten der zonde, der
liederlijkste zonde dus. Doch genoeg
hierover; ieder begrijpt, dat juist in een groote
stad de verschillen veel grooter zijn dan in
een kleine, èn in de hoogte, èn in de laagte
steekt het wereldstadsleven boven of beneden
’t provincie-leven uit.
Ieder begrijpt nu ook, waarom_ veRn, als ze
eenigszins kunnen, hunne kinderen liever 'wi
de le kl. scholen afnemen en naar een 2e
klasse brengen.
En ieder begrijpt ook, dat ’t gehalte der le
klasse-scholen afhangt van de buurt waarin ze
staan; daar is nog heel wat verschil in.
Ook is er nog iets. Laten we Friesland en
Groningen eens samennemen en dan vergelijken
met Amsterdan, dat bijna evenveel bevolking
heeft als die beide gewesten te zamen.
Nu dan, is er geen verschil tusschen Fries
en Groninger, tusschen Fries en Fries?
Zoo is er ook verschil, al is dit misschien
niet zóó erg, (omdat alles overgoten wordt
met de «groote stadslucht!*) tusschen Amster
dammers en Amsterdammers. Een Jordaner is
niet gelijk aan iemand uit de Jodenbuurt, of
uit het Vondelparkkwartier, of uit de echte
binnenstad, of uit de eilanden. Er zijn buur
ten, waar zeer vele Friezen samen wonen en
het stads-Friesch nog heel wat gesproken wordt.
De lezer zal nu wel begrijpen, dat er heel
wat verschil kan bestaan tusschen de verschil
lende le klasse-scholen,
Doch voor heden genoeg, tot een volgende
keer.
Ik heb al eens geschreven over onze «ker-
mis«, die eigenlijk geen kermis meer is.
Want, de Amsterdamsche kermis, de eigen
lijke van September, is al lang afgeschaft. Als
overblijfsel, als traditie-opvolging zou men al
leen nog kunnen noemen, dat de schouwbur
gen gewoon zijn, na de zomervacantie, in de
maand September met zoogenaamde kermis-
stukken te beginnen. Maar die gewoonte
verandert ook al, juist volgens den smaak
van het publiek; en daar’t de schouwburg
directies te doen is, met het oog op de hoogst
dierbare cassa, om ’t publiek te lokken, moeten
ze zich wel regelen naar den smaak van dat
zelfde publiek; en daardoor hebben we eigenlijk,
heele jaar door, September- of te wel
die scliouw-
bestaat
’t voor-
duizend monden van kermislui en derzelver
kinderen worden gespijzigd, en die menschen
zijn ook bijna allemaal Nederlanders.
En nog hartroerender beweert ’t adres, dat
zoo’n daad van afschaffing onstaatkundig zou
zijn, omdat de kermislui wel degelijk 't hunne
bijdragen tot instandhouding der gemeenschap!
De kermisvakgenooten
uit
«.ermisstukken, in deze,
burg. Dus, de eigenlij'1-^
niet meer.
jaar, een zi
een
stens een kïeinsteedsch kermisje vormend.
En over die nagemaakte kermis ging ’t
druk in een der laatste zittingen van onzen
achtbaren Gemeenteraad. De heer Harmsen,
anti-re volutionair, stelde voor om die «zooge
naamde voorjaarskermis* af te schaffen. De
voorsteller en zij, die met hem meegingen,
schilderden deze kermis af als ’t minst goede,
dat van de 30 jaren geleden afgeschafte Sep-
tember-kermis nog was blijven bestaan, wezen
op den last, welken de omwonenden van deze
zoogenaamde markt ondervonden en spraken
van de walgelijke tooneelen, welke er dik
wijls te zien zijn. Van de andere zijde werd
die schildering erg overdreven genoemd. Men
wilde den kinderen en des avonds ook den ou
deren dit vermaak niet ontnemen, en de politie
zou wel zorgen, dat de kermisvierders niet te
maken in Nederland
een waardeerend deel der bevolking,
die in alles toonen, mede te willen werken
tot veredeling en beschaving der kermis; zelfs
een tegenstander zal dit moeten erkennen
Enfin, die kermislui-veredelaars hebben ’t ge
wonnen.
In een groote stad zijn steeds groote kwes
ties onder handen of in wording.
Eene dier groote vraagstukken was dit
de samensmelting van de scholen der le en
2e klasse.
Wat zijn daarover een aantal pennen, wel
versneden en minder goede, in bewegipg ge
zet, vergaderingen gehouden enz. enz.
Ik heb, meen ik, al eens gezegd, dat we
hier vier klassen van scholen hebben. De
eerste klas telt natuurlijk het grootste aantal
scholen en deze worden met getallen aange
duid, dus bijv.school no. 81 der le klas.
De 2e-klas-scholen worden onderscheiden door
de letters van het alphabet, ’t geen al terstond
bewijst, dat daarvan niet zooveel scholen in
onze stad zijn. Ge hoort dus zeggen de
school der 2e klasse letter M, of zoo iets.
De 3e- en 4e-klasse-scholen worden genoemd
naar bekende mannen, die zich vooral op
schoolgebied een naam verwierven, en verder
ook wel naar andere personen. Zoo heeft men
bijv, een Bredero-school, een J, P. Heye-
school enz.
Bovendien zijn hier zeer vele instituten, zeer
vele particuliere inrichtingen dus, doch daar
over wil ik niet spreken.
U begrijpt al, zonder dat ik het aanduid,
dat de le-klasse-scholen de z g. armenscholen
zijn en de 4e-klasse-scholen de duurste en
deftigste, terwijl de 3e-klasse-scholen daar
zeer weinig van verschillen. Laat ik nu zeg
gen, dat de 2e-klasse-scholen iets deftiger zijn
dan bijv, te Sneek de tusschenschool.
Op sommige tijden groeit de behoefte aan
die 2e-klassers. Bijv, toen, voor korte jaren,
de diamant-industrie, waarbij thans 9000 per
sonen werkzaam zijn, een tijdperk van bloei
veel uit den band sprongen.
Met 20 tegen 17 stemmen werd het voor-
stel-Harmsen afgestemd, en de voorjaarskermis
dus behouden.
Er waren ook raadsleden, die meenden, dat
men deze voorjaarsdrukte, welke zich toch
verliest in de steeds doorgaande groote-stads-
beweging, gevoeglijk kon doen verdwijnen,
door langzamerhand minder stadsgedeelten
voor ’t plaatsen van caroussels, kramen, enz.
beschikbaar te stellen. Dus een langzame
dood.
En toch, wat beteekent in een groote stad
als Amsterdam die heele zoogenaamde ker
mis. Tot negen uur ’s avonds mag ze slechts
open zijn. En ieder weet wel, dat juist de
veel latere uren de eigenlijke beruchte kermis-
drukte geven. Bovendien is er, ’t heele jaar
door, in ons plaatsje genoeg gelegenheid om
voor wat anders dan den «braven Hendrik*
of den «stillen Piet* te spelen.
Ook gaat ’t kermis-idee er nog niet zoo
hard uit. Men berekent, dat er bij voorbeeld
dit jaar bijna honderd duizend personen uit Am
sterdam naar de kermissen van Haarlem en
Zaandam getogen zijn.
En dat is nog altijd meer
beetje.
Geloof ook wel, dat er tegen ’t voorstel-
Harmsen geprotesteerd is.
Namens de Nederlandsche vereeniging ter
behartiging der belangen van Kermis-vakge-
nooten «Ons Belang*, Koninklijk goedgekeurd
bij besluit van 21 Juni 1901, is door den eer
sten secretaris, den heer Valient goed te Edam,
een request gericht tot den gemeenteraad der
hoofdstad.
In dat adres wordt bevreemding uitgespro
ken, dat nu een Raadslid de pas 12 jaar te
voren ingestelde voorjaarsmarkt wil afschaffen.
Dan wordt er in gerept van behoefte aan zoo’n
volksfeest en wordt betoogd, dat een markt,
eenmaal ingesteld, een onvervreemdbaar recht
bezit, waaraan maar niet eenvoudig door een
Raadsbesluit een einde kan worden gemaakt.
Verder spreekt dit adres van de blijde ge
zichtjes van duizenden kinderen uit alle stan
den, als ze eens in den mallemolen mogen
zittende ouders genieten mede doordat de
kinderen vreugde hebben. En dan, zeggen
adressanten, van de kermissen in ons land
moeten, jaar in jaar uit, zestig a zeventig
dan een klein