MMS- ES lllWMTWLi» VOOR SIER Efi 0ISTREKE1 :e. De laatste kus. Ongelijk in Rang. Woensdag: 21 Februari 1206. 61e Jaargang. No. 15. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. ngst vra- 1 HOOFDSTUK II. 7.) jou sprak,» voegde hij er, hoofd- Vrij bewerkt door M.J. KORVING. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. R.IA i de ;orst, i de naar buiten, de zonnige voorjaars- h&è- Maar daar was in eens die angst, die pijn weer. Neen, heden moest het gebeuren. Hce lang had ze al naar den eersten warmen dag ver langd! Ze was den halven winter ziek geweest, veel, veel erger dan ze aan hare huisgenooten had laten blijken. De aanhoudende hoest, waarmede ze zoolang had rondgeloopen, deed haar pijn; telkens voelde ze steken in de borst. Soms werd ze plotseling gloeiend in het gezicht, terwijl ze een oogenblik later in de warme kamer als bevroor. Toen haar man zich daarover bezorgd had gemaakt, had ze hem lachend verzekerd, dat het niets te bedui den had. Maar zich zelve kon ze niet langer ve ihelen dat het niet in orde was, ’t liet zich maar zoo niet weg spotten, het kostte haar slapelooze nachten. Ze wilde voor alles zekerheid hebben. Maar haast nog zwaarder viel het den kleinen man als moedertje eens alleen uitging. En den laatsten keer was het voor ’t ventje al bijzon der moeilijk geweest zich naar moeders wil te voegen. ’t Was namelijk de eerste mooie, warme dag, na een eindeloos barren, guren, treurigen winter, ’s Nachts scheen het wel, of de lente in eens haar intrede ge daan had, of mèn met eene schrede van den winter in het voorjaar was gestapt. Er was iets opwekkends, iets ▼roolijks, een ik en weet niet wat in de lucht, dat tot zingen en jubelen dwong. En moedertje zag er zoo lief uit in haar nieuw grijs costuum, met den kleinen, eleganten voorjaarshoed. Moedertje was in zoolang niet uit geweest. Neen, vandaag kan ik je heusch niet meenemen, jon gen! Binnen een uurtje ga je met Marie wandelen, had ze gezegd. Toen was hij stil teruggegaan naar zijn winkel en paardestallen, had den bruin met het nieuwe tuig ingespannen en hooi in de ruif gedaan voor het dier. Flink, maar altijd door, sprak hij tegen zijn span, als ware er niets gebeurd, als streden in dat kleine hoofdje zijne wenschen niet met zijn gehoorzaamheids- begrip. Zou het beter zijn, als ik nu het andere vandaag maar niet deed en met hem uitging dacht de jonge vrouw een oogenblik. eens, hoe je hier verzeild bent geraakt.* •Zoo, zoo! Dus je logeert bij de familie Bariatinsky,» zei Stwolinsky, toen zijn vriend hem met weinige woorden had ingelicht. »Hm!« Hij streek met zijn ma gere hand langs zijn rooden knevel. «Zij hebben je natuurlijk uitgenoodigd om die doch ter.* •Dat weet ik niet.« •Het is zoo, geloof mij. Ik weet het uit vertrouwbare bron,« zei Stwolinsky. «Ongeveer een uur geleden was Olga’s vurigste vereerder bij mij, en die heeft me ver teld, dat prinses Anna voor haar dochter een vrijer te logeeren had gevraagd. Maar ik kon natuurlijk niet denken, dat hij over jou sprak,voegde hij er, hoofd schuddend, bij. Sulkowsky lachte even. •Is die vereerder misschen graaf Czernischew?» •Ja, juist! Korten tijd, nadat ik hierheen verplaatst was, heb ik hem leeren kennen en achten.» •Nu, die zal wel nauwkeurig ingelicht zijn,« zeide Sulkowsky met overtuiging. •Dat begrijp je! Olga heeft hem alles haarfijn verteld.» •Dat wil ik wel gelooven.» Dat zijn twee harten en één ziel.» •Dat geloof ik ook.» Stwolinsky zuchtte. •Het doet mij werkelijk leed, je te moeten zeggen, dat je bij het meisje van je keuze niet op wederliefde behoeft te hopen, mijn vriend. Het kan je misschien tot troost strekken, dat zij in Czernischew een man krijgt, die haar waard is.« •Zie ik er dan uit, of ik troost noodig heb?« vroeg Sul kowsky, terwijl hij bedaard glimlachend een sigaret aanstak. •Wel, hoe is het dan? Je bemint Olga toch!« AT) VERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar plaatsruimte. Intusschen had Sulkowsky zijn doel bereikt, en vroeg aan den soldaat, of dit de woning van graaf Stwolinsky was. De aangesprokene beantwoordde deze vraag toestem mend, en voegde er uit eigen beweging bij, dat hij oppasser van mijnheer den graaf was. •Goed zoo,« sprak de prins. »En is je heer thuis?» •Waar zou hij anders zijn?« klonk het met eenige verwondering terug. «Hij ligt op de sofa te rookeu en drinkt zijn thee.» Sulkowsky ging naar binnen. »Wie is daar, voor den duivel?* antwoordde een stem binnen op zijn aankloppen. •Ik ben het, mijn waarde Peter,sprak Sulkowsky, terwijl hij de deur achter zich sloot. •Wat? Jij? Jij hier?» riep de officier, terwjjl hij haastig opstond. «Maar ben je het werkelijk?» •Zooals je ziet«, antwoordde Sulkowsky, zjjn vriend de hand drukkende. Welkom, welkom, hartelijk welkom!* riep nu de jonge officier, die evenals Sulkowsky omstreeks dertig jaar oud kon zjjn. »Kom aan, ga zitten en vertel me Sinds vijf jaar waren ze getrouwd en al die vijf ja- ren hadden ze het innig goed samen gehad. Voor en niet naast elkaar hadden ze geleefd, ze waren met en door elkander gelukkig geworden, elkaar ten volle vertrouwend en begrijpend, steeds geestelijk één zich voelend. Goeden nacht dan, lief moedertje! Zijn moedertje bleef ze van nu af aan. En moedertje mag ik dit of dat? klonk het nu van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat door het huis. En als hij niet mocht, wat hij zoo graag wilde, dan kwam het er dapper, ofschoon soms met tranen in de stem, uit: nu, moedertje, dan is het ook wel goed. Want verweekelijkt of bedorven mocht hij in geen geval worden. Hij moest zich leeren beheerschen, niet zeuren, niet om alles schreien, zich over de kleine on aangenaamheden des levens trachten heen te zetten en zich in het onvermijdelijke schikken. Daarbij moest veel overwonnen worden, want het was voor de beide jonge, onervaren ouders voorwaar geen gemakkelijke taak dat streng doorgevoerde opvoedings systeem. Dikwijls zouden ze oneindig veel liever zijn omgekeerd, als Erni het brandend verlangen, om met hen mee uit te gaan, zonder zelfs een spier van zijn lief gezichtje te vertrekken, onderdrukt had, omdat het verbod geweest was: Neen, vandaag niet! Van daag gaat het nu eenmaal niet. Vandaag moetje nu zoet bij Marie thuisblijven. Dat roerende, zoo opgewekt mogelijk zich schikken naar hun zin! Dan, het dag moedertje, dag vader! bij het afscheid nemen, wat lag daarin niet een wereld van flinkheid. Gelukkig hadden ze na Erni’s geboorte geen dokter meer gehad. Die haar toen bijgestaan had, was uit die plaats vertrokken. Wel vond ze het onaangenaam naar een geheel vreemden toe te gaan, maar aan den ande ren kant had het dit voor, dat ze nu nemen konwien ze wilde. Den meest gezochten, als knap bekenden arts koos ze, Van te voren had ze goed geïnformeerd, want ze wilde alleen gaan zonder haar man, hem zoo lang mogelijk onkundig laten van het leed, als dat hem te wachten stond. Was het echter niets, dan zou ze hem later lachend vertellen, wat ze hem had willen be sparen, en waarover ze zich onnoodig bezorgd had ge maakt. Dag, vent! Eet smakelijk en wees maar zoet. Hij springt met een ruk van zijn paardenverzorging op, vliegt op haar toe, strekt zijn armpjes uit, en roept: Dag, lieve, lieve moedertje! Het dappere kereltje houdt zich flink. Mijn eigen lief moedertje, herhaalt hij nog eens, op hartelijken toon, terwijl hij haar nog eens goed in de oogen kijkt. Wat scheelt hem nu toch in eens? Hij rent terug naar zijn paardje, doet alsof hij het druk heeft met teugels en toom en buigt zich diep over zijn speelgoed. Wat hij in zich zelven mompelt, wordt tegen den bruin gezegd! Die loopt veel te hard, hij wordt er boos om, tot hem de tranen in stroomen over de gloeiende wangentjes loopen. Zijne moeder staat er nog en ziet hem vol verbazing aan. Snel kijkt hij op en kan zich niet langer bedwingen. Daar ineens barst hij in een onbedaarlijk snikken uit. Lief, lief moedertje! Mag ik toch mee, mag ik niet? wil hij vragen; maar niet te vergeefs hebben vader en moeder hem geleerd s ze •Oho! De hemel beware me •Niet Maar zeg me dan eens, waarom ben je slaa toch bij de familie Bariatinsky gekomen •De 'prinses heeft mij herhaalde malen zoo vriendelijk uitgenoodigd^ dat ik onbeleefd zou geweest zjjn, wan neer ik er geen gevolg aan had gêgefen.» •Maar dat is haha!« Stwolinsky barstte iff /tijd gelach uit. «Prinses Anna ziet in jou een rijken vrijer voor haar dochter. Ah, die is mooi zoo •Waar heb je Czernischew leeren kennen •Bij de familie Bariatinsky, bij wie ik mijne opwach ting heb gemaakt, evenals bij eenige andere familiën.» •Dus je komt nog al veel in gezelschappen.* Stwolinsky haalde de schouders op en zei •Je kent me wel, niet waar? Ik loop niet gaarne het eene huis uit, het andere in. Wat heeft men er aan Men verslijt ei ziin schoenen mee, dat is alles Sulkowsky lachte en klopte zijn vriend op den schou der. •Ik zie het al, je bent nog steeds dezelfde •Dacht je dan, dat ik veranderd zou zijn in het half jaar van onze scheiding Al word ik zoo oud als Methusalem, dan blijf ik toch altijd dezelfde. Dat verzeker ik je.» •Maar ik behoef je daarom nog niet te gelooven, niet waar Zie eens, mijn vriend, je verandert heelemaal op het oogenblik dat je verliefd wordt.» •Een man als ik? Zou ik? Och, komMaar nu in ernst gesproken zie ik er dan zoo onncozel uit, dat je zoo’n dommen streek van mij kunt verwachten? Als jij je nu nog liet verlokken door een mooi gezichtje; maar ik Denk je dan, dat ik niet weet, hoe ik er uitzie? Welke gevolgen zou dat voor mjj hebben? Een gebroken hart, dat zou alles zijn. Daar dank ik voor. Laat anderen maar een blauwtje loopen, ik heb daartoe zich te beheerschen. Onder het opstaan zijn de stoute bui en de eigenzinnigheid bedwongen. Met het liefste gezichtje ter wereld vraagt hij al kan hij zijn snikken nog zoo dadelijk niet inhouden: Moedertje, mag ik u nog een kusje geven? Zij heeft haar lieven jongen al in de armen geno men, zijn frissche roode lipjes op de hare gedrukt. Een wereld van liefde stroomt uit dat kleine hartje naar het hare. Vroolijk en tevreden keerde hij toen naar paarden en spelen terug. En zij ze ging lucht in. Het lange wachten in de volle wachtkamer viel haar mede. Ook was het gevreesde consult niet zoo heel erg. Al wat de verstandige, vriendelijke medicus haar na een lang, zeer nauwkeurig onderzoek, zeide, klonk niet beangstigend. De lente kwam in het land, dat trof goed. Ze moest veel melk drinken, den zomer ergens op een stille plaats aan de zee doorbrengen. Dan nog heel veel raadgevin gen, die rustig en opgewekt op aangenamen toon gege ven werden. Niets om zich eenigszins ongerust over te maken. Neen, hoe doordringend ze hem daarbij ook aaukeek, niets om angstig te worden, niets vreesaan jagends. Hij scheen de zaak in ’t geheel niet ernstig in te zien. En zij voelde zich ook oneindig opgelucht. Ze beloofde dikwijls terug te komen, ze kon haren man nu ook alles vertellen. Vriendelijk reikte de geneesheer haar de hand tot afscheid. Nog dit ééne- Ze stond met haar hand nog in de zijne, al dicht bij de deur. Een verzoek! üw zoontje betreffend. Ze keek hem angstig aan,getroffen door iets in zijne gelaatstrekken. En toch, neen, hij was nog dezelfde Hij keek haar zoo goedhartig zoo vriéndelijk gend aan. Kust u liever uw zoontje niet- ’t Was alsof hij zijn zin niet uitsprak, omdat zjjn plotselinge schrik hem deed ophouden. Zij zelve vol eindigde, en de doodsangst eener veroordeelde klonk uit ’t eene woord, waarmee ze dat deed. Niet meer Ze wist zich te beheerschen. Hij sprak haar zoo goed, zoo vaderlijk toe. En dan, ze had niet voor niets haren jongen geleerd dapper te zijn. Bedaard nam ze afscheid, reed naar huis, alleen doodelijk bleek. Nu kon er van verzwijgen geen sprake meer zijn. Een noodzakelijk uitspreken tusschen de echtgenoo- ten volgde. Toen een streng, onwrikbaar, liefderijk verbod aan haar kleinen schat, zonder waarom. Toen het kind geboren was, hadden ze het liefderijk opgenomen in hun bond, en ondanks hun jeugd en onervarenheid trachtten ze naar hun beste weten hun jongen tot een flink en degelijk mensch te vormen, ’t Is waar, het viel hun soms verbazend moeielijk, maar beiden waren te diep doordrongen van den ernst dier opvoedingstaak, om er niet al hun krachten aan te wijden. Tot hun groot geluk groeide het jongske voor, spoedig, lichamelijk zoowel als geestelijk, ’t Werd een lief, aanvallig, verstandig kind, wild met een echte jongensaard. Elke dag van zulk een huwelijk, met zulk een kind in huis, is eigenlijk een feest. Ieder, die de drie dan ook op straat, in een rijtuig of waar anders zag, moest wel denken: Wat zullen die gelukkig zijn! Het zachte, lieve gelaat der jonge vrouw, het aan trekkelijke, flinke wezen van den man en het aardig, vriendelijk kindergezichtje bleef iemand nog lang bij, en vooral de lieve toon van het stemmetje, waarop de kleine het woord «moedertje» zeide, klonk hem of haar nog lang in de ooren. •Moedertje Niemand had hem juist dien vorm doen kiezen. De jonge echtgenoot had bijna van het begin van hun huwelijk zijn jeugdig vrouwtje schert send »moeder« genoemd, en Erni had als zijn eerste woorden: «moeder» en »mag ik?« leeren zeggen. Moeder en mag ik, waren dan ook twee woorden, die hij het meest gebruikte, en die deel uitmaakten van zijn on gelooflijk, grooten eigenbedachten kinderwoorden- schat. Mag ik? Die vraag lag hem als ’t ware in den mond bestorven, den kleinen man, al vroeg gewend zjjn ouders strikt in alles te gehoorzamen en hun wil als wet te beschouwen. Gehoorzaam te zijn, vooral aan zijne moeder, had zijn ridderlijke vader hem steeds voor oogen gehou den. Vandaar, dat wel honderdmaal op een dag het moeder, mag ik? herhaald werd. Moeder, dus kwam ’t op zekeren avond bij het naar* bed gaan eenigszins bedeesd uit het kindermondje, mag ik moedertje tegen u zeggen? Wel zeker, jongen! geen lust. Doch ik zit hier te babbelen en vergeet heelemaal je iets aan te bieden. Wil je niet wat eten of heb je lust in een glas wijn •De samowar staat op de tafel, geef me maar wat thee.« «Nu als je maar zooals je wilt.« De vrienden spraken nog een poosje over dienstaan- gsjsyeiiheden, doch toen stond Sulkowsky on en ver zocht zijn vriend Peter hem een naard te leenen. •Waarom wil je heengaan vroeg Stwolinsky. »Kun je hier niet blijven soupeeren, of vrees je dan te laat bij je gastvrouw terug te komen?» •Ik ben volstrekt niet van plan daarheen te rijden,» verklaarde Sulkowsky. »lk wil naar E., over de gren zen. Voor zonsondergang ben ik hier terug en als je er niets tegen hebt, blijf ik dan tot morgen je gast.« •Wel, dat is heerlijk Hé, Jefim Je-e-e-fim riep de officier uit alle macht, nadat hij de kamerdeur had opengedaan, »die kerel is weer aan beide ooren doof,» sprak hij tot zijn vriend. »Och, je kunt niet begrijpen, wat een ezel die Jefim is •Neem een anderen oppasser, als deze niet deugt,* raadde de prins hem aan. Stwolinsky haalde de schouders op. «Och kom Wat word ik beter bij zoo’n verwisseling? Dan heb ik misschien last met nog grootere gebreken, dat is alles Je-e-fim Eindelijk kwam de oppasser. Met een vriendelijken grijnslach luisterde »de ezel« naar bet bevel van zijn heer om spoedig een paard te zadelen, en een kwar tier later reed Sulkowsky in draf naar de herberg van Ferrari. «Ah, Excellenza, welk een eer welk een eer!« zei de Italiaan, die voor de deur stond en onophoudelijk boog. «Waarmede kan ik u dienen? Ik ben slechts een arme man, maar - 3. r, iURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1906 | | pagina 47