DE VROUWENHATER. I JlfflWS- H AIIVEUTE5TIEBLA» VOOR Süffi ES MSTIIEÜES. Ongelijk in Rang. ZatercLas 10 Maart 1906. No. 19. A i TJ, ik, Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. S, Slot volgt. on- werk. HOOFDSTUK IV. U.) ia met den - -- Vrij bewerkt door MJ. KORVING. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Waar geluk nagejaagd wordt, is teleurstelling of verderf; slechts tot in het geringste goed doen, wat we te doen hebben, brengt geluk. j Een uur later trad Roman weder de kamer van zijn vriend Peter binnen. «Welnu, kan zij goed thee zetten?» vroeg Stwolinsky, terwijl hij den handdruk van zijn vriend met warmte beantwoordde. «Dat weet ik waarlijk niet, want ik heb geen thee gedronken,* antwoordde de prins lachend. »Hm,« deed Stwolinsky, en hij keek Roman met on derzoekende blikken aan. «Gewoonlijk zegt men, dat menschen, die eten en drinken vergeten, verliefd zijn. Maar heb je het rijtuig wel voor de deur gezien? Dat staat daar al een half uur. De familie Bariatinsky egen iven nioor uli). n A. den EEK. In den trein. «Slecht, zeer slecht», zei mijn buurman, terwijl hij zijn neuswarmertje nog eens stopte en er den brand in stak. «Slecht, ik heb nog nooit zulke slechte aardap pels gehad als van ’t jaar.« «De mijne zijn ook slecht geweest. Van een meet, waarvan ik anders in goede jaren 20 mud afhaal, kreeg ik nu nog geen vijf mud en ze waren nog niet veel bijzonders». Van alle zijden kwamen nu de klachten regenen. Alle medereizigers in den wagon en hij zat stampvol hadden klachten over de aardappelen-allen, op één na. Toen de anderen uitgesproken hadden, be gon hij. «Nu, dan ten ik toch wel een uitzondering op den regel. Ik zal niet zeggen, dat mijn aardappe len zoo goed waren als verleden jaar, maar slecht wa ren ze niet. Ik heb trouwens alle jaren beste. Gaat ze maar zoeken, uren in den omtrek, zult gij ze zoo niet vinden.» «Is jou land dan betooverd, Krelis?» riep een van de klagers, «of heb je een ander soort?» «Een ander soort? ’t Mocht wat! Neen, een ander soort heb ik niet, en betooverd is mijn land nog min der, maar ik heb veel zorg voor mijn land en ik bemest het goed. Een aardappel Leeft veel mest noodig, al is het geen versche stalmest. Daar wordt hij niet lek kerder van«. «Nu, wat geef je dan, Krelis?» «Wat het meest op stalmest gelijkt, Guano, Peru-Gu- ano, man,er is geen goud zoo goed, als Peru-Guano voor de aaidap pelen. Dat heb ik nu al jaren bij ondervin ding. Ik zal het niet in mijn hoofd halen, aan de aard appels wat anders te geven dan Peru-Guano en ik heb alle jaren veel en lekkere aardappelen.» «Dan zal ik het ook eens probeeren», zei er één en dachten waarschijnlijk alle anderen, toen de trein stilhield en ik uitstapte Een gevoel, dat zij vroeger nooit had gekend, deed haar hart sneller, vroolijker kloppen, terwijl zij meer malen een zucht van ongeduld en verlangen loosde. Daar hoorde zij plotseling haar naam roepen. Zij keek om en zag Angelina met vluggen tred op haar afkomen. Achter haar zuster kwam Sulkowsky met groote schre den nader; zijn edel, schoon gelaat was verhelderd door een hoopvollen glimlach. Ook Gemma glimlachte. Zij bleef staan om de beide aankomenden af te wachten. Angelina was het eerst bij haar en sloot haar in de armen; daarbij fluisterde zij «Wees vriendelijk voor hem. Hij heeft mij alles ver teld, wat tusschen jelui is voorgevallen. Stellig, hij meent het niet slecht met ons, geloof mij!« Liefkoozend streek Gemma haar met de hand over hare lokken. »Je bent een engel, die in elk mensch een God ziet, als hij zich daarvoor uitgeeft,antwoordde zij. «Maar in dit geval is het wel mogelijk dat je gelijk hebt. Ik wensch het van harte.» Sulkowsky was haar nu genaderd en groette, wat Gemma met een «Welkom» beantwoordde. Prinses Anna had een slechten nacht gehad. Na ont vangst van den brief van Czernischew was Olga nog minder te genaken geweest dan ooit te voren. Oogen- schijnlijk trok zij zich er weinig van aan, dat hare moe der haar onophoudelijk door Warwara liet bewaken; haar effen gelaat althans verried geen aandoening. Een be daarde glimlach was haar eenig antwoord, wanneer hare moeder haar wilde bewegen de gedachte aan een hu welijk met Gregor Czernischew te laten varen, of wan neer zij met verwijten en scheldwoorden tegen haar uitvoer. Prinses Anna kookte bijna van woede. Dat Sulkowsky niet met Fedor naar huis was teruggekeerd, was ook een omstandigheid, die er niet toe bijdroeg om haar in betere stemming te brengen. «In plaats van hem aan je te verbinden, jaag je hem weg«, had zij met verontwaardiging hare dochter toe geroepen, toen Fedor gezegd had dat de prins bij een vriend was gebleven. «Bijt maar dapper van je af, het zal je wel gelukken Roman Sulkowsky spoedig en voor altijd uit dit huis te verjagen. Maar ik zeg je ondanks alles komt Czernischew er niet in!« Met die woorden was zij naar hare slaapkamer gegaan om er den halven nacht suikergoed te eten en in een Franschen roman te bladeren. Slapen kon zij toch niet. Ook Olga sliep dien nacht weinig en onrustig. Het schijnt te vreezen dat je heelemaal niet meer terug komt.» Sulkowsky legde beide handen op de schouders van zijn vriend en zeide met een stem, die zijn aandoening verried «Geloof mij, liefst zond ik het rijtuig ledig weg en bleef hier.« «Maar nu ga je er in! Je bent nu eenmaal hun gast«, sprak Peter goedsmoeds. «Van daar is het toch ook zoo ver nietnaar den ouden Ferrari.» Overal in het dorp werd de lange Friedel door oud en jong nooit anders genoemd dan de vrouwenhater. De bewoners van het Thü- ringer Woud zijn al zeer geneigd om iemand den eenen of anderen bijnaam te geven, om daarmee zijn afkomst, zijn beroep of een of an dere eigenaardigheid van zijn karakter aan te duiden. Dat daarbij de geestigheid en de spotlust een belangrijke rol spelen, spreekt van zelf. Lange Friedel was hiervan echter zelf de schuld. Hoe dikwijls had hij in de herherg, wan neer de mannen zich om hem schaarden om te hooren, wat hij dien dag weer in het bosch had gezien hij was boschwachter met verheffing van stem beweerd ’t Is onzin om te trouwen! Vrijgezel moet men blijven! Dan blijft men ook een verstandige kerel! De liefde! Nu ja, die is goed voor kijk-in-de-wereld’s, maar wie een man is geworden, moet zich voor de vrouwen in acht nemen. En als men dan een verlegen gemompel of een begin van tegenspraak hoorde, sloeg hij nogmaals, maar nu nog harder op de tafel en vervolgde: Wilt ge ’t misschien ontkennen? Onder de pantoffel staan jullie allemaal! Daar moet ik niets van hebben! De sterkste mannen kruipen weg voor een vrouw met een goed- gesmeerd mondwerk! Dat is nu eenmaal zoo: Ik heb als oppasser bij een generaal gediend, een kerel als een boom en zijn regimenten sidderden voor hem. Maar als de gestrenge heer in huis slechts de stem van zijn weder helft hoorde, keek hij angstig om naar een schuilplaats, waar hij buiten haar bereik zou zijn. Neen, dat moest er nog bij komen, dat ik mij door vrouwen onder den pantoffel liet krijgen. En hij dronk triomfantelijk zijn bier pul leeg en gaf hem dan aan den kastelein om hem weer te laten vullen. De anderen deden er het zwijgen toe, het was het eenige thema, dat aan de praattafel nooit verder werd uit gesponnen. Lange Friedel hield er nu eenmaal een eigen logica op na. Hij haatte de vrouwen niet, maar ging ze uit den weg, alsof hij vreesde, dat ze hem heimelijk konden betoo- zei ook niets, ze Toen hief ook zij volle lippen op weg. Vrouw Veronica glimlachte echter fijntjes, het kind op en drukte haar den lieven kindermond. De zomer was voorbij en de herfst vestigde met ruwe buien zijn heerschappij. De bijeen komst in de herberg had heden langer ge duurd dan anders. Er was een vreemde gast geweest, die heel wat van de wereld had gezien. Dus was er wat te vertellen en wat te hooren. En uit ’t geen er werd verteld was een zoo opgewekt gesprek gevolgd, dat vele mannen vergaten met welke vriendelijke woorden zij straks thuis zouden worden ver welkomd. Een der laatsten, die de herberg verlieten, was lange Friedel. Hij gevoelde heden ook zoo weinig lust om naar huis te gaan En toen hij de woning van Veronica voorbijging, bleef hij zelfs staan. Wat hem daartoe drong, wist hij zeker zelf niet recht. Maar toen hij aan zijn eenzame woning dacht, kwam er een zucht over zijn gebaarde lippen. Hij dacht aan het eekhorentje, aan de harts tochtelijke teederheid van het kind en toen ook aan den blik der schoone vrouw. Hij was vrijgezel gebleven en hij stelde er een eer in tegenover het geheele dorp. En ook in ’t vervolg wilde hij alleen blijven. Maar toch stelde hij zich voor hoe heerlijk ’t zou zijn als thuis, in de schemering, zoo nu en dan een paar warme kinderhandjes zich naar hem uitstrekten en hij, de sterke man, dan zoo’n teer schepseltje op zijn knie mocht tillen en liefkoozen. Belachelijk Dat zou immers nooit gebeurenHet mocht niet Waar bleven dan al zijn beginselen? Hij was reeds een heel eind verder gegaan, toen hij zich nog eens omkeerde en langs den weg keek. Juist wierp de maan hare heldere stralen over het huisje van de jonge vrouw en deed het venster van haar slaap kamer met het helderwitte, neergelaten gor dijn als zilver blinken. Een kort oogenblik staarde lange Friedel als betooverd naar dat venster; toen vermande hij zich en vervolgde zijn weg naar huis. Maar dezen nacht kon hij zijn gewone kalmte en gezonden slaap niet vinden. Akelige droomen plaagden hem en op eens schrikte hij op. Riep daar niet iemand zijn naam? Klonk daar niet iets als een noodkreet? Haar stem? Onzin! Een paar glazen bier meer gebruikt dan gewoonlijk, anders niets. En dan die maneschijn, het stille venster, waarachter zij rustte! Dat was alles! Maar nu sprong hij toch op. Een blik uit het venster mijn hemel Rookwolken uit het huisje nu zelfs uit de benedenverdie ping een kleine, kronkelende vlam! In een oogenblik was hij in de kleeren en in stormpas den weg opgesneld. «Zijt ge niet meer boos op mij?« vroeg hij, en zijn oog zocht het hare te ontmoeten; doch dit vermeed zij voortdurend. «Na hetgeen uw vriend mij gezegd heeft, zou ik u groot onrecht aandoen door boos te blijven,* antwoordde Gemma zacht. «Sulkowsky steekt je al een poos de hand toe,« merkte Angelina op. «Wil je hem die niet reiken?» Gemma wierp een vluchtigen, onderzoekenden blik op het gelaat van den prins, en legde toen hare vingers in zijn rechterhand. «Gij zijt nog immer wantrouwend,» zeide Roman met iets treurigs in zijn stem. «Vergeef mij,« sprak Gemma nu haastig, «tot dusver heb ik slechts mannen met onedele bedoelingen leeren kennen.» Het leek wel, of hij hare hand aan zijne lippen wilde drukken, zoo diep boog hij zich er overheen. Het vol gende oogenblik liet hij haar echter los en stond in stij ve houding voor haar. Langzaam stapten zij naast elkander voort, terug naar de herberg. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. I veren. Maar hij was daarentegen een bijzon der groot kindervriend. Zijn huisje lag aan den zoom van een woud, op een geweerschot afstands van het dorp. Daar woonde hij al leen. Des voormiddags kwam een oude we duwe uit het dorp en zorgde voor het noo- digste in de huishouding. Daar hij den ge- heelen dag in het bosch werk had, gebruikte hij den eenigen warmen maaltijd, welken hij zich per dag gunde, des avonds in de herberg, waar hij volgens overeenkomst goedkoop te recht kon. Het eerste huis, dat in de richting naar het dorp op het zijne volgde, was dat van een jonge vrouw, wier man ongeveer een jaar geleden op noodlottige wijze het leven had verloren. Ze leefde daar alleen met een meisje van vier jaar en voorzag in het derhoud van haar en haar kind door naai- Als Veronica Glaser door het dorp liep, het hoofd flink rechtop en met veer- krachtigen tred, keek menig mannenoog haar niet zonder stille bewondering na en menig een, die thuis onder den pantoffel zijner vrouw zuchtte, maakte zich een voorstelling, hoe prettig het welmoest zijn met deze mooie vrouw door het leven te mogen gaan. En haar meisje met het blonde haar en de don kerblauwe oogen leek een engeltje. Als lange Friedel het kind bij de tuinheg zag, bleef ook hij geregeld staan en maakte grapjes met haar. Dikwijls liep de kleine hem reeds een eindweegs tegemoet en dan nam hij haar bij de hand en bracht haar dicht aan huis toe. Oom Friedel had voor goed een plaatsje veroverd in het hart van de kleine Martha, vooral nadat hij haar op zekeren dag, in een door hem zelf vervaardigde kooi, een eekhorentje uit het bosch had meegenomen. Toen was Martha hem om den hals gevlogen en had hem flink gekust. Je bent de allerbeste oom! had ze jui chend uitgeroepen. En toen lange Friedel daarna de kleine weer voorzichtig op den grond zette, keek hij in de donkere oogen van vrouw Veronica, die in de huisdeur stond en hem heel vriendelijk toelachte. Toen was er een merkwaardig gevoel over hem gekomen. Het was hem, alsof hij bloosde. Dat maakte hem wild en koppig. Niet voor de vrouwen buigen! Geen zwakheid toonen! En daarom knikte hij de vrouw vluchtig toe en vervolgde sneller dan gewoonlijk zijn onverschillig gelaat, dat zij over dag getoond had, was slechts een masker geweest; inderdaad gevoelde zij zich diep vernederd door die strenge bewaking. «Zoo kan het niet langer, ik moet er een einde aan maken,» dacht zij op eens. «Wist ik maar, hoe ik het moet aanleggen.» Zij lag daarover te peinzen en daarbij loosde zij een diepen zucht, welke Zoo pijnlijk klonk, dat Warwara verschrikt opvloog in haar bed en vroeg, of Olga zich onwel gevoelde. Doch zij kreeg geen antwoord. «Zij deed het in haar slaap», dacht de oude en kroop weer onder de dekens. Den volgenden morgen zond prinses Anna een rijtuig naar K. om Sulkowsky af te halen. Een half uur later reed Fedor uit. «Ik wil toch eens zien, of het den jaloerschen vriend gelukt is de bloempjes te plukken, die hun kopjes naar mij toeneigden,dacht hij. Roman Sulkowsky nam j uist afscheid van zijn vriend Peter, om naar het landgoed van Bariatinsky terug te keeren, toen Fedor de grens over ging. Ferrari verwelkomde «Excellenza* met den gewonen overvloed van woorden en vroeg met een listig knip oogje, door welke van zijn dochters hij wilde bediend worden. «Door Angelina,» antwoordde Bariatinsky glimlachend. «Zij is nog wel schuw, maar toch niet zoo ongenaak baar als Gemma.« «Zeker, zeker, zoo is het,« stemde Ferrari toe. «An gelina met een flesch wijn, niet waar?« Bariatinsky knikte en de Italiaan verdween in de deur, waaruit een oogenblik later A. 'ia met den bestelden wijn te voorschijn kwam. «Bekoorlijke engel,fluisterde Fedor haai óe. «Spreek toch zoo niet, ik bid u! Daar mag ik niet naa r I SNEE 1URAX1.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1906 | | pagina 63