NIEUWS- Ea AIIVERTESTIEBLAB )t fWR SJiEEI ffl MSTIBEN. Een goede naam. a- Ongelijk in f^ang. rn J, ib ’5 Ko. 20. Zaterdag 10 Maart 1906. 0.7. ie Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Officieels Advertentie. 1- Feuilleton. T- 0. I r. a Kennisgeving. Bacteriën. ’J. A. V. HOOFDSTUK V. 12.) HOOFDSTUK VI. Vrij bewerkt door MJ. KORVING. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. B8 «En weet gij, hoe sterk mijn liefde is? »Ais een rots is de liefde mijn. «Weet gij, wanneer zij ten einde is? «Er kan geen eind aan zijn. liet, ’t üitspreken van dien naam roept het beeld op van goeden en braven, om wier deugd vaak kinderen gezegend worden. Wie een reinen naam erfde, laadt op zich een groote verantwoordelijkheid; Driewerf schande over hen, die hem omlaag halen en door het slijk sleuren en hem verguizen. Zij vertrappen een heerlijk kleinood. Heerlijk, die hem onbevlekt bewaren en even onbezoedeld als ze hem ontvingen, weer nalaten op hunne beurt. nuttig zijn, omgezet worden in salpeter. En dat om zetten in salpeter doen de bacteriën alleen, als de bodem niet te koud is. Zoolang we in den grond nog geen 5° Celsius hebben, wordt er geen salpeter gevormd. Verder moet de bodem niet te nat zijn. In vochtige, natte of drassige landerijen wordt evenmin salpeter ge vormd. Daarenboven moet er kalk in den grond zijn en moet de bodem dus niet zuur wezen. Ten laatste moet de lucht vrij in den grond kunnen treden. De bouwvoor moet dus open en los zijn. Nu begrijpt ge, waarom in het voorjaar, als de temperatuur nog laag is, er nog weinig groei te bespeuren is, want zonder salpeter is er geen groei mogelijk. En nu zult ge ook wel begrijpen, waarom in het voorjaar bij koud weer een handvol chilisalpeter het graan doet groeien en vooruit gaan. Want chilisalpeter is natuurlijk als salpeter en heeft dus de hulp der bacteriën niet meer noodig. Het is toch duidelijk, nietwaar.dat, als erin den bodem geen salpeter gevormd wordt, wij van buiten af het sal peter moeten toevoegen. «Ja, dat begrijp ik best, want, als het na het zaaien der suikerbieten koud en guur is, heb ik ook altijd meer zout gegeven, dan wanneer de zon reeds lekker scheen, omdat ik reeds dikwijls ondervonden had, dat de peeën daarvan, niettegenstaande de kou, zoo goed omhoog gingen.” ’t Is precies hetzelfde, als met de wintergranen. En, hoe zoudt ge nu denken dat het van T jaar zal zijn!» «Ja, als ’t zoo doorgaat, zal de grond nog al laat nat en koud zijn.» Dat vermoed ik haast ook. Vandaar, dat er dit jaar dubbel gevaar zal wezen, dat de salpeterbacte- riën niet vroeg zullen werken. Ik raad je dus aan, je tarwe en je gerst en ook de rogge, dien ge daar gin der op dien lichten grond hebt staan, vroegtijdig wat chilisalpeter te geven een zak op ’tgemet is genoeg, zonder chili zou het graan dit jaar nog wel eens kun nen tegenvallen. Over de suikerbieten spreken we mekaar nog wel later. In elk geval zult ge er aan moeten denken, dat de temperatuur en het water in den grond, van eenigen invloed moet zijn op je be mesting. Ik weet niet, of mijn buurman aan bacteriën is gaan gelooven, maar, dat hij mijn raad omtrent de bemes ting met chilisalpeter niet in den wind heeft geslagen, heb ik gisteren gezien. Hij bestelde heel wat meer dan hij eerst van plan was. O.-G. Olga stond aan het venster van hare slaapkamer en keek naar buiten, waar alles door de morgenzon helder verlicht was. De dauwdroppels waren reeds verdampt en het gouden zonnelicht speelde als door de blader- looze twijgen van boom en struik. «Jelui hebt zeker geen verdriet,* zei Olga zacht, ter wijl zij naar twee grauwe vogeltjes keek, die op het tuinpad ï'jolijk heen en weer huppelden. «Jelui zijt vrij, je kunt vliegen waarheen je wilt. Maar ik Zij zweeg en keerde zich om, daar zij de deur hoorde opendoen. Prinses Anna stond voor haar. «Daar is juist het rijtuig aangekomen, waarmee ik Sulkowsky heb laten afhalen,* sprak zij. «Doe vlug een japon aan en kom in het roode salon.* Prinses Anna verliet met haastige schreden de kamer en Olga was weder alleen. Zij trad weder aan het ven ster en keek zoo lang naar buiten, tot Warwara eindelijk kwam en haar herinnerde, dat hare moeder haar wachtte. Olga antwoordde niets; zij ging de oude voorbij en liep de smalle, donkere gang door, die van het eene einde van het gebouw tot het andere liep. «Weet gij, hoe diep mijn liefde is? «Zoo diep als het diepste meer. «Weet gij, hoe waar mijn liefde is? «Zoo waar als God de Heer. «En weet gij, hoe schoon mijn liefde is? «Schoon als een bloemenkrans. «En weet gij, hoe rein mijn liefde is? «Zoo rein als der zonneglans. wat kan hij ons niet voor den geest too- veren? wat al herinneringen binden zich soms aan dien eenen naam vast! Beelden verrijzen ons voor den geest, waarop te staren ons hart goed doet. Hoeveel waarde vele dingen hebben en zul len blijven houden, verre, gaat deze te boven een naam waaraan niets onedels, niets onzui vers kleeft! Dien behouden en dien nalaten, dat is het zelfde als na te laten de herinnering aan een leven, dat scherpe critiek kan doorstaan. Zulk een leven kan veel kloek dragen en moedig trotseeren. Dan is men sterk in zich zelven en krachtig naar buiten. Vele goederen zijn te bewaren, te beveili gen en te verzorgen, doch het behouden, het heroveren, het overgeven van een naam, waar op de stempel is gedrukt van een eervol be staan en edel verleden, zij en blijve ons stre ven! 2V. M. C. W. Bariatinsky sloeg zijn arm weer om haar heen. «O, ik zie het al. Wij zullen het voortreffelijk met elkander vinden,* zei hij. «En zing nu eens een lied voor me, wilt ge?« «Zal ik mijn gitaar hier halen?* «Neen, blijf maar hier. Ik wil je gezelschap geen oogenblik missen.* Hij trok'Angelina dichter tegen zich aan en zij vlijde zich gewillig in zijn arm. Peinzend liet zij het hoofd zakken; dan richtte zij het weer op en keek Fedor aan met een blik, waarin het stille vuur eener reine liefde brandde. En toen zong zij halfluid een lied, dat zij voor de vuist dichtte. Het luidde BURGEMEESTER en WETUOUDERSder gemeente Sneek, noodigen, naar aanleiding van een van den heer Commissaris*der Koningin in Friesland ontvangen besluit, alle houders van pretentiën ten laste van het Rijk, den dienst van 1905 betreffende, uit, hunne de- claratiën zoo spoedig mogelijk in te zenden, en het uiterste tijdstip van indiening, zijnde den laatsten der maand Juni e. k., niet af te wachten, vermits die pre tentiën, na dat tijdstip ingediend zijnde, volgens de wet van 8 November 1815 (Staatsblad no. 51), worden gehouden voor verjaard en vernietigd. Sneek, 9 Maart 1906. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. «Een goede naam is kostelijker dan goede olie*. ’t Is wel een eeuwenoude maar toch nog altijd eigenaardige uitdrukking, welke door alle eeuwen heen nog niets van haar betee- kenis verloor. Een goede naam is meer waard dan het bezit van stoffelijke dingen hoe hoogelijk dit bezit bij allen staat, al wordt wel eens beweerd, dat stoffelijke dingen waarde loos zijn en ijdel doch wie dit uitspreekt is niet waar en daarnaar wordt ook niet ge handeld. Wij allen toch, zonder onderscheid, spannen ons in om, al is het nog zoo weinig, het steeds te vermeerderen dit is geenszins schande, neen het is onze eer, want aan den dag van morgen denken is plicht. Een groot wijs geer heeft eens gezegd: «wie het stoffelijk bezit toont te waardeeren, handelt wijs*. Kort om, de goederen dezer wereld in hun blijven de beteekenis te erkennen, is ieders roeping. Maar boven dit alles staat een goede naam. Deze overtreft in waarde, kennis, geld, ge zondheid en nog veel meer. Een grooten, kostelijken schat ontving hij, die als erfenis een onbesproken naam mee ter wereld bracht. De «strijd om het bestaan* kan er heel wat door verlicht worden. Dank aan ouders, wier leven hun naam ongerept ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Hij wisselde nog een teederen blik met Angelina, en toen draafde het vurig rijpaard met hem weg. «Zusjelief, nog eenmaal raad ik je, vermijd het gezel schap van dien man; keer je van hem af, voordat het te laat is,« drong Gemma aan met bewogen stem. Maar Angelina schreef die raadgeving toe aan jaloezie; zij sloot Gemma in haar armen en zeide innig «Vergeef mij, dat ik je verdriet aandoe! Maar ach, ik kan niet zonder hem.* «Ongelukkige*, kreet Gemma, «je bent verloren!* Be vend over alle ledematen, drukte zij Angelina aan haar hart en weende over haar. «En, nu willen ze bok al hebben, dat er in den grond kleine diertjes zijn, die eigenlijk dengeheelen landbouw regeeren, die mest maken, die mest doen ,-verrotten, die de stikstof uit de lucht halen en nog veel meer maar daar geloof ik nu toch niets van, ik moet het eerst zien.* Zoo ongeveer luidde de opmerking, die een kennis van me, een welgesteld en knap landbouwer, maakte, toen we eens eenige dagen geleden, over landbouwza ken spraken. Zooals ik zeg, hij is een knap landbou wer, niet afkeerig van het nieuwe en niet ongenegen, om alles zelf te onderzoeken en te beproeven, maar toch die bacteriën-geschiedenis, waarvan hij zoo wei nig kan zien, daarvan geloofde hij niet veel. Ge kunt het natuurlijk gelooven als ge wilt, buurman, maar rekening zult ge er toch mee moeten houden, in de eerste plaats met de zoogenaamde salpe- terzuurbacteriën. Dat zijn die kleine, microscopisch kleine diertjes, welke in staat zijn ammoniak om te zetten in salpeterzuur, o. a. in den grond in de bouw voor. En vooral moet gij goed weten, onder welke omstandigheden en voorwaarden zij dit doen, en waarom zij zeer waarschijnlijk dit jaar daarmede zeer laat zullen aan vangen. «Nu, daarvan wou ik toch wel wat weten.* Ziet u wel, buurmannetje, ik dacht wel, dat ik je nieuwsgierig zou maken, en aan de bacteriën gelooven zult ge ook nog wel, mettertijd. Luister dan. Alle stik stofverbindingen, moeten, willen ze voor de planten Hoevelen moeten in deze boeten voor wat vóór hen werd misdreven want zegt ’t spreekwoord «de appel valt niet ver van den boom*. In stede van zich te laten neder- drukken, rust op dezulken de dure plicht, te trachten de vlek, die hun wapenschild bezoe delt, uit te wisschen door hun edel, waardig leven en streven. Voor hen de roem dat zij het geschondene herstelden waarlijk zij hebben een dubbel moeilijke taak te vol voeren. Laag staan echter zij, die door achterdocht te wekken, door kwaadsprekerij, door vuigen laster, door een «men zegt het* iemands goe den naam in opspraak brengen en bemorsen. O, dat »achter-den-rug-om« praten, dat wek ken van kwade vermoedens, dat aanranden van eens menschen eervollen naam is ver foeilijk! Weten zij wel of zijn ze zich wel bewust van het ontzaglijk kwaad dat gesticht wordt! Het is geen kunst in één uur meer te schenden dan in jaren is goed te maken. Ons leven vonnisse den lasteraar, die altijd in het geniep, in het duister, zijn werk ver richt, die zich zelf weet te dekken, terwijl hij speculeert op een publiek, dat juicht in stilte als er weer een wordt «afgemaakt*. Dezulken gaan in onze samenleving rond als roofdieren, azende op hun prooi. Daarom zien we met dankbaarheid op tot hen, die door hun spreken en getuigen, protesteeren en verdedigen, den lasteraar weerstaan en al het mogelijke in het werk stellen om terug te geven aaneen mensch wat hem ontnomen werd. Wij laten ons nooit in slaap sussen met het zeggen «een naam is maar een naam*. Neen, aan dien naam verbindt zich een reeks van personen en daden die naam heeft iets heiligs,wie weet door hoevelen hij in stilte wordt gezegend, hoe hij door beweldadigden in ’t geheim wordt hooggehouden. Een naam? «Angelina!* klonk er een waarschuwende stem in huis en onmiddellijk daarna verscheen Gemma op den drem pel. Ontsteld was Angelina opgesprongen en zij ging een paar schreden weg van de bank, waarop Fedor met la chend gezicht bleef zitten. «Hartelijk dank voor uw lied,* zeide hij, en eerst toen begroette hij Gemma met een hoofdknikje. «Weet ge wel, dat er in uw keel een kapitaal steekt?* vroeg hij nu, zich weder tot Angelina keerend. «Waarom treedt ge niet in een specialiteiten-schouwburg voor ’t publiek op als sneldichteres en zangeres? Dat zou iets oorspron kelijks zijn, en ’t oorspronkelijke wordt met goud be taald.* «Angelina zal nooit een voet op het tooneel zetten,* sprak Gemma op bijna dreigenden toon. «En waarom niet? Is het geen zonde de wereld te berooven van twee zoo schoone talenten?* «Gelukkig degene, die in zijn leven geen grootere zonde begaat, Excellenza,* zei Gemma hard en zij keek den prins met somberen blik aan. Glimlachend haalde Bariatinsky de schouders op. «Wanneer een vrouw ziet dat haar liefde onbeant woord blijft, wordt zij onuitstaanbaar,* dacht hij en stond op. Staande dronk hij een teugje wijn. Die scheen hem niet te smaken, want hij trok een leelijk gezicht en zette dadelijk het glas neer. Nadat hij een stuk geld op de tafel had gelegd, sprong hij in den zadel. «Tot weerziens, dames!* «Tot weerziens*, fluisterde Angelina; maar Gemma zeide met nadruk «Vaarwel!* Warwara schudde het grijze hoofd. «Het doet mij hartelijk leed, als ik haar zoo zie,* dacht zij bij zich zelve. «Maar dat mag zij niet weten. Mevrouw heeft me nu eenmaal tot waakhond bestemd.* In het roode salon vond Olga hare moeder, die druk met Sulkowsky praatte, terwijl deze verstrooid glimla chend voor zich keek. Olga begroette den prins nog stijver dan anders, en nam toen een weinig ter zijde in een gezellig hoekje plaats in een lagen leuningstoel. Prinses Anna praatte met zenuwachtigen ijver over hare schilderijen en bronzen kunstwerken, doch intus- sohen wierpen haar oogen woedende blikken op haar dochter. De prins wierp er nu en dan een enkel onbe- teekenend woord tusschen; slechts aan ’n zoo oppervlak kige vrouw als prinses Anna kon het ontgaan, dat hij in het gesprek volstrekt geen belang stelde. «Wat zou hij toch in het hoofd hebben?* dacht Olga. «Hij ziet er uit alsof hem iets bijzonder aangenaams is overkomen.* Kort voor bet middagmaal verscheen ook Fedor in het salon. Hij verontschuldigde zich bij Sulkowsky, dat hij hem niet zelf bij Stwolinsky was komen afhalen, daar hem dit totaal onmogelijk was geweest; hij had nood zakelijk te E. moeten zijn. «Gij zijt ook nog daarginder geweest, nadat wij el kander verlaten hebben,* voegde hjj er met een spotten den glimlach bij. «Tweemaal zelfs,* antwoordde Sulkowsky kortaf. Prinses Anna rekte den hals om goed te kunnen luis teren; doch Fedor zette het gesprek niet voort, daar dit den gast blijkbaar niet aangenaam was. En zoo vernam zijne moeder ook niet waarover zij het eigenlijk hadden. Later, in den loop van den dag, vroeg zij haar zoon ronduit, wat die rijtoertjes om het lijf hadden. (Wordt vervolgd.) - - - -4 Mff 1 i'

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1906 | | pagina 67