NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
VOOR SNEEK EN OMSTREKEN.
Ongelijk in Rang.
Zaterdag 24 Maart IS
Sneek.
ONZE MILICIENS.
- 24.
Uitgever:
B. FALKENA Mzn., Singel,
Feuilleton.
vat
rd.
ior
G
f-
HOOFDSTUK VIL
16.)
toen
n
7
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
teit
en-
>tu
d
s
it
<t
t-
m
>P
e-
iir
n
g
r
re
n-
L-
Vrij bewerkt door M.J. KORVING.
bepleiten, overdenken, overwegen. En zoo is
men gekomen tot de stelling, tot welke men
bij ieder vraagstuk moet komen, de stelling,
die door de natuur der zaak zelf aan de hand
wordt gedaan. De eisch der weerbaarheid
staat in den mensch zelf geschreven. Neem
alle verweer weg, en de mensch wordt ver
nietigd. En tegen zelfvernietiging komt des
menschen natuur zelf in opstand.
van komen,
Op verzoek van het Bestuur der afd. «Sneek* van
de Ver. tot steun aan Miliciens, namen we boven
staand artikel over uit het N. v. d. D.
Secretaris der afd. Sneek is de heer B. G. Koop
man, Miiitie-Commissaris. Red.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2*/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
waar zij zich bevond.
Zij sprong weg van den boom, waar achter zij ge
schuild had, en in stormachtige haast drong zij in een
dicht boschje kreupelhout. Het geluid der brekende
takjes verried haar nieuwe schuilplaats.
«Daar is zij!« riep Angelina vroolijk.
Even boos op zich zelve, omdat zij was weggescholen
gelijk een wild dier, als op hare zuster, omdat die haar
als het ware aan Sulkowsky overleverde, kwam zij
langzaam te voorschijn.
Zwijgend stak de prins haar de hand toe. Zij gaf
hem hare rechterhand, maar sloeg de oogen niet op.
Slechts even keek zij hem vluchtig aan, toen hij een
verdord blad uit haar erg verward kapsel losmaakte.
Nog altijd zwijgend trok Sulkowsky Gemma’s hand
door zijn arm en zoo volgden zij Angelina, die zingende
naar de herberg terugkeerde.
Om den prins niet te laten bemerken hoe ontroerd
zij was, maakte zij hare hand uit zijn arm los. Een
oogenblik bleef Sulkowsky weifelend staan, toen sloeg
hij zijn arm om haar heen en gingen zij verder. Lang
zamerhand werd de afstand grooter, die het paar van
Angelina scheidde, misschien doordat deze vlugger liep,
misschien doordat de prins en Gemma hunne schreden
vertraagden. Eindelijk was Angelina uit het gezicht
verdwenen.
Nu bleef Sulkowsky staan en liet Gemma los.
«Ik heb met u te spreken, Gemma,zeide hij en aan
den klank zijner stem hoorde zij, hoe ontroerd hij was.
Het meisje zweeg.
«Mag ik spreken?»
Zij knikte.
«Hartelijk dank voor het viooltje, Gemma! Niet waar,
dat hebt ge mij gezonden als een teeken dat ge geen
wantrouwen jegens mij koestert, en dat ik u weder
onder een pijnboom naast elkaar zitten.
Rondom hen ontsproot het jonge gras en daartusschen
prijkten een paar gele lentebloemen. Boven hunne hoof
den vloog een vogeltje weg; het droeg een strootje in
den bek.
Roman maakte haar hierop opmerkzaam.
«Nu zullen wij er ook spoedig aan moeten denken een
nestje voor ons te bouwen», zeide hij en daarbij streelde
hij liefkoozend Gemma’s wangen.
Een half uur later stond het jonge paar op. Op Sul-
kowsky’s arm leunend, stapte Gemma naast hem voort.
Eerst toen zij bij hare woning waren gekomen, en de
stem van haar vader haar in de ooren klonk, werd zij
weder ernstig.
«Wel, is zij nu wat vriendelijker?» riep Ferrari, en
wreef zich vergenoegd in de handen bij het vooruitzicht
op ruime verteringen.
«Weinige oogenblikken geleden heb ik mij met uw
dochter verloofd*, antwoordde Sulkowsky kortaf. Het
gedrag van den Italiaan stuitte hem tegen de borst.
Ferrari tuimelde bijna om en greep zich vast aan een
stoel.
«Verduiveld!* bracht hij met moeite uit. «Wie zou dat
gedacht hebben!*
Ook Angelina stond een oogenblik als van den don
der getroffen; doch zoodra zij een beetje bekomen was,
trad zij op het verloofde paar toe en wenschte het van
harte geluk.
Nadat ook Ferrari van zijne verbazing was bekomen,
begon hij zijne vreugde te luchten door heftige gebaren,
luid lachen en overmatig druk spreken. Terwijl Gemma
en Roman in vertrouwelijk gesprek voorde planken hut
zaten en Angelina wijn en een eenvoudig ontbijt op
tafel zette, liep hij als een bezetene rond.
(Wordt vervolgd.)
mocht komen op zoeken?»
»Ja«, fluisterde Gemma. «Maar ook, wat zult ge nu
wel van mij denken?»
«Ik denk, dat ge mij bemint, evengoed als ik u bemin»,
antwoordde hij, terwijl hij haar handen greep.
«Ja, ik bemin je!« riep zij. «Lach nu om mij, bespot
mij, ga naar je vriend Bariatinsky en vertel hem
hoe gemakkelijk je Gemma Ferrari hebt gewonnen, die
zoo trotsch was te denken, dat geen man haar hart ooit
zou kunnen veroveren.»
Sulkowsky liet hare handen los en deinsde terug.
«Dus wantrouwt ge mij ook nu nog?» zeide hij bleek
en treurig.
Nu wierp zij zich hartstochtelijk in zijn armen.
«Ach, vergeef mij! Mijn geluk is te groot, het is te
groot. Ik kan het zelf niet begrijpen. Je bemint mij en
ik bemin je ook!«
«Waar geen vertrouwen is, daar is ook geen liefde»,
zeide hij met zachtmoedigen ernst.
Zij sloot hem nog vaster in haar armen.
«Heb geduld met mij«, fluisterde zij. «Ik ben zoo op
recht en heb zulke treurige ervaringen opgedaan. Kijk,
ik kan niet begrijpen, wat hiervan komen zal.«
Sulkowsky glimlachte ontroerd.
«Er zal een gelukkig paar verloofden
zeide hij teeder, «en binnen weinig tijds een gelukkig
echtpaar.»
Daar knielde zij voor hem neder; het vuur van haar
zuidelijk temperament liet zich op dit oogenblik niet
langer beteugelen.
«Je vrouw! Je vrouw! Ik je vrouw!» juichte zij.
Sulkowsky was diep ontroerd, toen hij het trotsche
meisje, door liefde overweldigd, aan zijne voeten zag
liggen. Hij sloot haar in zijn armen, richtte haar op,
overstelpte haar met liefkoozingen. En toen gingen zij
VERGADERING van de Kamer van
Kooph. en Fabr. te Sneek, den 13 Maart 1906.
1. Na opening der Vergadering worden de notulen
der vorige gelezen en vastgesteld.
2. Gelezen wordt eene uitgegane missive aan den heer
Burgemeester dezer gemeente, houdende eene gespeci
ficeerde opgaaf va:. do uitgaven der Kamer over de iaron
1900 tot en met 1905.
3. Worden gelezen en behandeld de ingekomen
stukken
a. eene apostille van den heer Burgemeester, met
een 'schrijven van den heer Commissaris der Koningin
van Friesland, waarin gespec. opgaaf wordt gevraagd
van de kosten der Kamer over de jaren 1900 tot en
met 1905. Hieraan is reeds voldaan; (zie U. S.)
b. een adres van het Comité tot ontwerping van
eene Java-Zuid-Afrika Nedl.-Stoomvaartlijn, gericht aan
de betrokken Ministers. Voor kennisg. aangenomen.
c. eene missive van den Min. v. Lb., H. en N., vra
gende afschrift van de namen, door deze Kamer verstrekt
of te verstrekken aan de Ned. Kamer te Londen. Zal
aan worden voldaan.
d. van denz. Min., houdende mededeeling van eene
officiëele Duitsche kennisgeving, in verband met het op
1 Maart jl. in werking getreden nieuw Dnitsch douane
tarief, met verzoek daaraan de noodige bekendheid te
geven. Deze mededeeling wordt voor belanghebbenden
ter inzage beschikbaar gesteld. Voorts zijn inlichtingen
te verkrijgen bij het Dept, van Binnenl. Zaken, en wat
den landbouw betreft, bij den Dir. Generaal v/d Land
bouw en overigens bij de afd. Nijverheid en Handel
van diens Departement (Nieuwe Uitleg no. 13.) Over
quaestieuse punten kunnen belanghebbenden zich
rechtstreeks wenden tot de betrokken «Hauptsteuer
Directionen» in Duitschland, met name die te Keulen
en te Hannover. Deze verstrekken ook aan buitenlanders
zoogenaamde «verbindliche Auskünfte.»
e. van hetzelfde Ministerie, toezendende het Rapport
van den heer Tutein Nolthenius, omtrent het te Luik
gehouden Congres van den Middenstand. Zal circulee-
ren.
f. van denzelfden Minister, verzoekende mededee
ling van de wenschen en inzichten der Kamer, betref
fende de Reorganisatie der Kamers van Kooph. en Fabr.
in Nederland. Zal rondgaan voor latere behandeling.
4. Wordt aangeboden en onderzocht de Rekening
en Verantw. van O. en U. der Kamer over 1905.
De h.h. Priester en Nieveen, daartoe door den Voor
zitter aangewezen, onderzoeken de Rekening met de
bescheiden en rapporteeren alles in orde te hebben
bevonden. De Rekening wordt goedgekeurd en de pen
ningmeester gedechargeerd.
5. Tengevolge de gewone aftreding van den Secre
taris met April a.s., wordt aan de orde gesteld de
benoeming van een Secretaris der Kamer. De uitslag
der stemming is, dat de heer J. van Loon met alge-
meene stemmen wordt herbenoemd, die de benoeming
aanneemt.
6. VOORSTELLEN.
Wordt overgegaan tot de voorbereiding van het
gedrukte Verslag van den toestand van Handel, Nijver
heid en Scheepvaart in deze gemeente tot op einde
1905. Besloten wordt dit te vervolgen in eene bijzon
dere Vergadering op Dinsdag 20 Maart e.k.
Hierna wordt de Vergadering gesloten.
Zoolang de neiging, door de natuur zelf in
hem gelegd, niet verandert, zal de mensch in
zijn bestaan trachten te volharden.
Wij willen in het leven blijven. Ziedaar
eene begeerte, ons allen eigen; een begeerte,
niet van buiten in ons gekomen, maar van
onzen eersten ademtocht in ons aanwezig
eigenschap van ons wezen, ja, ons wezen zelf.
Om aan dien trek onzer natuur te voldoen,
hebben wij tweeërlei te behartigen. Wij heb
ben tot ons te nemen wat ons bestaan onder
houdt, wij hebben van ons te weren wat ons
bestaan bedreigt.
En wat van den individu geldt, geldt even
zeer van een volk, een staat.
Ook een volk, is het gezond, tracht in zijn
bestaan te volharden. Ook een volk heeft
daartoe zorg te dragen voor wat zijn bestaan
onderhoudt, en van zich te weren wat zijn
bestaan zou kunnen aantasten. Het heeft
bedacht te zijn op steeds voldoende bestaans-
bronnen het heeft bedacht te zijn op
steeds voldoende middelen van verweer.
Vredebonden zijn prijzenswaardige instel
lingen. Kleuren noch woorden zijn in staat
de helsche afschuwelijkheden te schilderen
van den oorloggeen psalm is kostelijk genoeg
voor het bezingen van de zegeningen des vredes.
Maar daarmede komt noch de noodzakelijkheid
te vervallen, noch de plicht, om zorg te dragen
voor voldoende weerkracht. Dat het verdedigen
van den geboortegrond ieders plicht is, staat
niet alleen in de Grondwet van onzen Staat,
het is tevens geschreven in de grondwet van
ons wezen zelf.
In deze maand komen de miliciens onder
de wapenen. Zonder onderscheid van rang
of stand, van belijdenis of aanleg, komen de
zonen van gansch het volk op, om te worden
geoefend en gehard, om te worden geschikt
gemaakt voor, komt de nood, de verdediging
van het vaderland. Het besef, dat de dienst
als milicien een plicht is, en wel een verhe
ven plicht, wordt al levendiger en dringt in
telkens dieper lagen van de samenleving
door. De theorie der weerloosheid is, met
de beste bedoelingen voorzeker, verdedigd.
De verdediging dier theorie heeft het vraag
stuk algemeen ter sprake gebracht en heeft
juist de argumenten voor en tegen doen
Gemma stond aan den rand van het boschje,
Sulkowsky naar de herberg van Ferrari reed.
Ofschoon de prins haar voorbij reed op een afstand
van nauwelijks dertig schreden, bemerkte hij haar
toch niet, daar zijn oog onafgewend op de planken hut
gericht was.
Gemma wilde door roepen zijn aandacht trekken,
maar zij bracht geen geluid over hare lippen.
«Hjj heeft mijn stille boodschap begrepen,* dacht zij.
«Hij is gekomen, en nuwat zal er nu volgen?»
»Gemma«, hoorde zij haar vader zeggen, en onmid
dellijk daarna hoorde zij ook de stem van hare zus
ter.
«Wat wil de prins toch?« dacht zij nu weer. «Waar
om zend ik hem die bloem?»
Als dooreen plotselingen schrik aangegrepen, snelde
zij in wilde vlucht de weide over. Nu eens hurkte zij
neer achter een boom, dan weer achter een heuvel,
doch geen enkele schuilplaats scheen haar veilig genoeg.
Daar drong opeens de klank van welbekende stemmen
in haar oor. Toen hoorde zij voetstappen en op eenigen
afstand zag zij Angelina en Sulkowsky de plek naderen
Is het getrouw vervullen van den dienst
als milicien niets anders dan het vervullen
van een duren plicht aan het vaderland, het
vaderland heeft daartegenover een duren plicht
ten opzichte van den milicien. Hij moet het
in dienst zoo goed hebben als met de belan
gen van dien dienst is overeen te brengen.
En, met vreugde wordt het hier uitgesproken,
wanneer wij de toestanden van nu vergelijken
met die van vijftig jaren geleden, dan is er
te gewagen van grooten vooruitgang. Wie ook
smale op «den geest des tijds,» ontkend kan
niet worden dat aan dien geest groote ver
beteringen te danken zijn, waaronder die in
het lot van wie opgeroepen worden om het
vaderland te dienen. Zijn wij nog niet waar
wij wezen moeten, zijn wij dat ooit? wij
zijn in ieder geval in de beweging naar beter,
niet in die naar slimmer. En hoe meer wij
vooruitgaan, hoe meer in de kazernes wordt
gearbeid aan de waarachtige vorming van
lichaams- en geestkracht, van verstand en
gemoed, van inzicht in het heilzame, aan tucht
en orde verbonden! hoe meer in die weinige
maanden van oefening aan de menschwording
onzer jongelingsschap wordt gearbeid, hoe
meer onder de miliciens de ware geest zal
wakker worden. Het dienen van het vaderland
moet een zaak zijn, niet van afgedwongen
plichtsvervulling, maar een zaak van opge
wekte, vreugdevolle toewijding.
En dat wordt het al meer en meer. Het
is niet moeilijk te hooren gewagen van aan
gename herinneringen, uit den dienst mede
gebracht.
Eéne zaak is er echter, waaraan tot voor
drie jaren in het geheel niet werd gedacht,
en waarmede thans eerst een begin is gemaakt.
Telkenjare zijn er vele jongelingen, die wel
met trouwe plichtsbetrachting hun dienst
volbrengen, die zich den tijd in de kazerne
ook niet beklagen, die ook wel dienen zouden
in die vreugdevolle stemming, welke de eenig
ware is maar wier vreugdevolle stemming
wordt verstoord door het benauwende voor
uitzicht, dat zij bij het einde hunner dienst
tijd zonder betrekking, dat is: zonder brood
zullen zijn. Dat mag niet. Het gevolg van
welvervulden plicht jegens het vaderland mag
niet bestaan in het verlies van een eerlijke
broodwinning. Toch zijn er telkenjare hon
derden miliciens, wier patroons hunne plaats
niet kunnen openhouden.
Nu is, twee jaren geleden, om daarin te
voorzien, de «Nationale Vereeniging
tot Steun aan Miliciens* opgericht. Voor
een enkelen gulden ’s jaars kan ieder van
die vereeniging lid worden. Die vereeniging
heeft, om iets te noemen, in het vorige jaar
meer dan tweehonderd miliciens, die met ver
lof naar huis werden gezonden, te huis kwa
men en zonder betrekking stonden, aan werk
geholpen.
Die vereeniging verdient de sympathie, de
hulp, de medewerking van geheel het vaderland.
Die vereeniging verdient den steun van
ieder, die een gulden ’s jaars te missen heeft.
Die vereeniging verdient den steun van
ieder, die behoefte heeft aan werkkrachten.
Die vereeniging verdient de belangstelling
van ieder, zonder onderscheid van politieke
of godsdienstige belijdenis.
Want die vereeniging helpt iederen jonge
ling, die wel trouw zijn dienstplicht vervulde,
maar om die trouwe dienstvervulling te be
talen met het verlies van zijn broodwinning,
aan nieuw werk, zonder te vragen naar zijn
overtuiging op welk gebied dan ook. Alleen
naar de trouw van zijn plichtsvervulling
vraagt zij, en is die gebleken, dan reikt zij
hem de helpende hand.
Ruim tweehonderd hielp zij in 1905. In
1906 komen er nieuwe honderden. Zal Neder
land de Vereeniging tot steun aan Miliciens*
alleen laten staan in haar arbeid? Haar al
leen laten staan in haar pogen, om de opge
wekte stemming onder de miliciens te bevor
deren, door weg te nemen het benauwend
vooruitzicht van honderden, dat zij broodeloos
zullen zijn na den dienst?
9
1-