MHWS- EJ IHÏEIlTEiVflEIILAII
5
VOOR SIM El MSTkM.
Over Genieën.
Wo. 4
Zaterdag: 13 Januari 1306.
61e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel,
Sneek.
Officieele Advertentie.
Feuilleton.
Kennisgeving.
99
eeriige
:ds
en
Toen
de
altijd maar zuinig wezen, kindertjes, dat is steeds mijn
eit
;n-
tu
leus geweest.
Nadat zij op deze wijze belet had gevraagd, ging zij
op reis. Eerst naar Amsterdam naar Jette.
Dat was een leventje! De drukke kinderen, de woe
ligheid op straat en dan de heerlijke restaurants, waar
men 's avonds zoo dikwijls heen ging!
Acht dagen na tante Lina’s komst was Jette’s oudste
jongen jarig. Als zij thuis was, dacht tante Lina
nooit aan verjaardagen. Maar nu zij er juist in huis was
Kareltje kreeg een photografie-toestel. Dit was
zoo duur niet, maar al wat er bij behoorde! Daar ging
wel een twintig gulden mee heen. Maar Kareltje was
dolblij met zijn geschenk en tante Lina verheugde zich
met hem.
Veertien dagen daarna hoorde tante heel toevallig dat
er weer een verjaardag op til was. Ditmaal was zij zoo
slim om het feest te ontloopen. Onschuldig vertelde zij,
dat zij nu naar Den Haag moest, daar werd zij Zondag
verwacht.
Jette keek haar veelbeteekenend aan.
Zondag? bedoelt zeker Woensdag, tante?
Neen, neen, ik bedoel Zondag. Waarom denk je
Och niets! Ik dacht het maar zoo!
In Den Haag heerschte groote vreugde.
Die mindere soort hadt u toch niet genomen, mevrouw!
Ik zou u dezen gele aanradeu die kost maar dertig
gulden. Een koopje.
Nu was tante Lina zwak genoeg om zich gevleid te
gevoelen, als men haar mevrouw noemde. Zij nam dus
den mooien rok en troostte zich met de gedachte:
Nu, dat haal ik de volgende maand wel weer in!
Dan ben ik in Arnhem en ik weet zeker, dat mijn nicht
Emma dan niet jarig is. Kinderen hebben zij ook niet
och lieve hemel, zij zijn al meer dan twintig jaren
getrouwd! Daar zal ik nu eens werkelijk zuinig kunnen
zijn.
De blijdschap over den geelzijden rok was zoo groot,
dat tante Lina geheel verzoend was met haar koopje,
zooals zij het toeval had genoemd, dat al die feesten
juist in haar vacantie deed vallen.
In Arnhem, waarheen zij nu het eerst trok, zou het
althans veiliger zijn. Deze nicht was de vrouw van
dokter Huberstad en daar deze tevens een bekend
letterkundige was, zou het leven bij haar aan huis
waarschijnlijk interessant zijn.
Tot haar groote verbazing werd zij door dokter Huber-
stad en zijn vrouw met aandoening ontvangen.
Neen maar, tantetje, dat u nu daaraan gedacht heeft!
zeker alles opgeteekend in uw familie-almanak? Anders
hadt u dien dag stellig niet onthouden!
Tante Lina werd erg verlegen. Zij kon toch niet zeg
gen, dat zij dien almanak met voordacht niet had mee
genomen, en dat zij geen vermoeden had van wat hier
bedoeld werd.
Uit het verlegen gezicht van de oude juffrouw maakte
mevrouw Huberstad op, dat zij bijzonder groote plan
nen had. Nu ja, voor een zilveren bruiloft neemt
men altijd een beetje extra maatregelen.
Och jawel een zilveren bruiloft!
Ziet u tante, om dezen tijd zijn vele Arnhemmers op
hun zomerreisje en daarin verheugen wij ons zeer, omdat
wij onzen zilveren huwelijksdag liefst in alle stilte
willen vieren. Dat u er nu voor overkomt, is heerlijk;
u is zoo gezellig en zijt ons altijd welkom.
Tante Lina zette een vrooltjk gezicht en overlegde
dag en nacht, welk geschenk hier wel aangenaam zou
De personen, genoemd onder C, komen allereerst in
aanmerking voor inlijving als zeemilicien-stoker.
De personen, genoemd onder E, komen in aanmer
king voor inlijving als zeemilicien-kok.
De personen, genoemd onder F, komen in aanmer
king voor inlijving als zeemilicien-hofmeester.
De personen, genoemd onder G, komen in aanmer
king voor inlijving als zeemilicien-ziekenverpleger.
De personen, genoemd onder H, komen in aanmer
king voor zeemilicien-matroos of stoker, al naarmate van
het beroep, dat zij uitoefenen.
Sneek, den 8 Januari 1906.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
maakte de vader met eeriige
En de kleine Franz
aangegrepen, dat hij
Tante Lina was goedig en onpractisch, dat was niet
tegen te spreken. De familie had haar er reeds dikwijls
op gewezen, maar tante Lina erkende het eerste, doch
wierp de tweede beschuldiging verre van zich. En als
de een of ander het haar soms in het gezicht zeide,
dan boog zij beschaamd het hoofd en mompelde zoo
iets van «altijd zuinig wezen« en «bewijzen* maar tot
daden kwam het nooit.
Daar tantetje overtuigd was van haar eigen practi-
schen aard en van haar zuinigheid, was zij gewoon bij
iedere gelegenheid te verzekeren, dat het na een zede-
lijken levenswandel op niets ter wereld meer aankwam
dan op sparen. Zelf kwam zij er nooit toe iets
over te leggen, maar dat was ook geen wonder,
want van Mei tot den volgenden Apiil had
zij voortdurend logés. Altijd kwam de een of andere
neef of nicht haar bezoeken, want het was bij tante
erg prettig logeeren.
Maar dit jaar zou tante het eens anders overleggen!
En heel anders ook! Zij zou haar verstandige familie
eens «bewijzen», dat zij practisch kon wezen. Vooral
aan de Amsterdammers, die altijd zooveel praats had
den, en aan de Hagenaars ook, en die in Arnhem en
Vlissingen woonden zouden het ook eens zien! Zij zou
den ervan opkijken! Dit jaar werd haar huis eens niet
tot een gratis hotel ingericht dit jaar ging zij zelf
op reis, dat zou haar een massa geld uitsparen.
En nu schreef zij aan haar talrijke nichten, dat zij
voor ditmaal eens de gastvrijheid van haar familie
kwam inroepen. De tijden waren slecht, dat merkte
een oude juffrouw zooals zij wel het ergste. Waarom
liet zij in het midden. En daarom zou zij al haar lieve
nichten om de beurt bezoeken. In dien tijd zou zij haar
dienstmeisje naar huis sturen, wat niet veel zou kosten.
En de brief eindigde met de vroolijke verzekering:
Tante Lina kwam! Dat was nu toch weer net iets Wjj hebben het toch aan niemand verteld! Maar u heeft
van haar, dat zij moeders verjaardag in Den Haag kwam
meevieren! Allerliefst van haar! Woensdag was moeder
jarig. Een echte verrassing.
Ja, een verrassing was het, ook voor tante Lina! Maar
nu moest zij zich wel houden alsof zij opzettelijk een
week vroeger was gekomen, om het feest mee te vieren.
Vertrouwelijk vroeg zij een dag van te voren aan
haar nicht, of deze niets wist waarmede zij haar ge
noegen kon doen.
Nicht viel tante om den hals.
O, tante, dat is nu allerliefst van u. Ik zou zoo dol
graag een zijden onderrok willen hebben. Zoo iets kan
mjjn man niet voor mij koopen en ik houd toch zooveel
van een beetje luxe! Er zijn er wel goedkoope ook. Bij
Brinkman kan men het best terecht.
Tante Lina ging naar Brinkman. Ongelukkig waren
de goedkoope rokken juist uitverkocht en met erin mede
lijdend lachje zeide de winkelbediende:
ADVEBTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
De mensch het wezen met verstand
ontwikkelt dat verstand in eene richting, die
hij zelf aangeeft, die een ander aangeeft, maar
ook vaak, die het toeval aangeeft. Hoe
vele sterren aan den wetenschappelijken hemel,
aan den kunsthemel, zouden niet geschitterd
hebben, als het toeval die sterren niet had
ontdekt.
nnk. hoevele sterren, zich-zelf onbe
wust van hun w,...
zouden in de duisternis zijn <g8sie?^.^c lt^eren>
een vaste hand ze had geleid, den weg aan
gewezen om sterren te worden.
Toch houden wij het meeste respect voor
die genieën, die door eigen wilskracht, strij
dende vaak tegen bijna onoverkomelijke hin
derpalen, zich een weg banen, zich verheffen
boven de menigte, die in bewondering hunne
vlucht gade slaat.
Bij die genieën is veel op te merken, veel
meer, dan in een kort artikeltje kan gezegd
worden. We zouden kunnen spreken over
geesten, werkende in een tijd, die hen niet
begreep; geesten, die eerst na hun dood de
erkenning verwierven, die de tijdgenooten niet
gaven.
Over zooveel is te spreken.
Nemen we Rembrandt, de groote Holland-
sche meester in de schilderkunst. Hij maakte
zijne reis naar Den Haag met zijn eerste stuk.
Aangifte voor de Zeemilitie,
Lichting 1906.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Sneek,
gevolg gevende aan art. 138 der Militiewet 1901
(Staatsblad no. 212 van 1901), noodigen de lotelingen
uit, die voor volledige oefening bij de militie te land
zouden moeten worden ingelijfd en een der beroepen
uitoefenen, in de eerste zinsnede van art. 137 dier wet
bedoeld, om, wanneer zij verlangen bij de zeemilitie
te dienen, zich daartoe vóór den Isten Februari a. s.
bij hen ter gemeente-secretarie aan te melden, of te
doen opgeven.
Vcorts wordt ter openbare kennis gebracht, dat door
den Minister van Marine onderstaande beroepen het
meest geschikt worden geacht ter opleiding voor dien
sten bij de zeemilitie, te weten
Zeevarenden. A. Stuurlieden, Stuurmansleerlingen,
Matrozen, Licht-matrozen en Jongens op koopvaardij
schepen van de groote en kleine vaart en op zeesleep-
booten. Stuurlieden, Schippers en verdere opvarenden
van loodsvaartuigen en tonnenleggers. Diepzeevissehers
en Noordzeekust-visschers.
Binnenschippers. B. Stuurlieden, Schippers en
Schippersknechts van Rijnschopen> aken, tjalken en
kleinere vaartuigen. Stuurlieden, Matrozen, SahiEDers
en Schippersknechts van passagiers- en sleepbooten op
binnenwateren. Zuiderzeevisschers. Visschers op
Zeeuwsche wateren en op de groote rivieren. Mossel
en Oestervisschers. Schuitenvoerders, Vletterlieden en
Veerlieden.
Smeden, Stokers, Machinisten en Bankwerkers.
C. Machinisten en Machinist-leerlingen op schepen en
vaartuigen, bij .spoor- of tramwegen en op fabrieken
en andere inrichtingen. Stokers als boven. Machine-
drijvers. Smeden- en Smid-bankwerkers. Machine
bankwerkers en gewone bankwerkers (hieronder ook te
verstaan rijwielherstellers). Werktuigmakers. Kolen-
tremmers. Metaalbewerkers (hieronder te verstaan
koperslagers, ketelmakers, vijlenkappers en voorsla-
gers). Electriciens.
Overige ambachten. D. Scheepsbeschieters.
Scheepstimmerlieden (scheepmakers).
E. Koek- en Banketbakkers of Knechts. Koks en
Koksmaats, hetzij aan boord van schepen of vaartuigen,
hetzij aan den wal.
F. Koffiehuis- en Hotelbedienden. Hofmeesters en
Kellners op schepen of booten.
G. Ziekenverplegers. Barbiers. Apothekersbedienden.
H. Personeel van ’s Rijkswerven.
N.B. De personen, genoemd onder A, B en D, ko
men allereerst in aanmerking voor inlijving als zeemi
licien-matroos.
wezen. Natuurlijk moest het iets van zilver zijn!
Gelukkig hielp de dokter haar zelf op weg, door op ze
keren dag te vertellen, dat zijn vrouw nog nooit een
zilveren broodschaal had kunnen machtig worden. Wel
had zij vijf taartenscheppen en zeven theezeefjes in den
loop der tijden cadeau gekregen.
U weet, de menschen zijn met hun geschenken altijd
even onpractisch, voegde hij erbij.
Tante wilde natuurlijk practisch zijn; daarom kocht
zij een zware zilveren broodschaal, eenvoudig en mo
dern van model zestig gulden.
Toen dit feest voorbij was, nam tante Lina haar toe
vlucht tot een krijgslist. Sluw, zoodat niemand het mer.
ken kon, vroeg zij of erin Vlissingen, waar zij nu v'. f-
wilde, ook ’n verjaardag of ’n huwelijksfeest op l,rt%n
was. '■•sn/éu
Wel neen, tantetje, die zijn beiden op Kerstmis jarig
en kinderen hebben zij niet.
Acht jaar! rekende tante na. Neen, dan dreigt mij daar
ook geen zilveren bruiloft.
En blijmoedig trok zij naar Vlissingen.
Daar kwam zij juist intijds, om een weldadigheidsba-
zar mee te maken, door haar nicht in den vorm van een
zomerkermis in haar tuin gearrangeerd.
Het is ten voordeele van arme kinderen, zeide zij te
gen tante Lina Als men zelf geen kin deren heeft, moet
men juist voor die van anderen zorgen, nietwaar?
Dit werd met zulk een weemoedigen zucht gezegd,
dat tante ook weer diep in haar beurs moest tasten
dat kon immers niet anders!
Maar nu had zij ook genoeg van haar zuinigheidsreisje!
Zij telegrafeerde haar dienstmeisje, dat zij zoo spoedig
mogelijk de woning in orde moest brengen, en tegen het
einde van de week was zij weer thuis.
Zij moest dadelijk naar haar kassier om huishoudgeld
te gaan halen. Meer dan tweehonderd gulden had zij
uitgegeven voor de geschenken, daarbij het reisgeld en
niet te vergeten de fooien. Daarenboven nog het
drukkend gevoel, dat zij toch eigenlijk een ongeluksvo
gel was.
Haar nichten en neven bespeurden echter één gevolg
van deze reis: Tante Lina schreef en zeide nooit meer
«Altijd maar zuinig wezen».
Hij landde gelukkig aan, wist eene som voor
zijn stuk te verkrijgen, die in zijne oogeri
groot was. Hij had de aansporing van bin
nen; zijne geest was in staat veel voort te
brengen, Maar de aansporing van buiten
was zij niet de drijfster, die hem dreef, zijn
geest te laten werken.
Een voorbeeld, hoe een verborgen genie
werd ontdekt.
't Was in ’t jaar 1479. Jan van Eyk, de
groote schilder, de uitvinder van het schilde
ren met olieverf, wandelde langs de ziekbedden
in het Sint-Jans hospitaal te Brugge. Een
stuk dat nog op den schildersezel stond, trok
zijn oog. Daar omheen lagen een palet en
een paar penseelen, die de kunstenaar ge
bruikt had, maar de kunstenaar zelf was er
niet.
Aan wie behoorde de schilderij?
«Wie is de schilder van dat doek?» vraagt
Van Eyk.- De ziekenzuster antwoordt, dat ze
eene arme, gewonde soldaat heeft opgenomen.
Uit dankbaarheid wilde deze iets schilderen.
Er werd voor verf, penseelen, enz. gezorgd.
«Zeker zal er in zijn geschilder niet veel waarde
steken,» zegt de zuster.
«Niet veel waarde?» viel Van Eyk haar in
de rede. «Waar is die man?«
er hijvo;p~gJfit;.gster bracht hem bij den zieke,
het mislukken van z'ijn/lwèti.=i^_e^g' ziek. En
mate getroffen, dat de koorts n?? 'n die
worden.»
Van Eyk liep met driftige staPPen ,na;ar "c,
bed van den zieken militair, na'P> bij t be
gekomen, zijn muts af en riep irfvver voering.
«Broeder in de kunst! Verhef u vak™ ziek-
bed en rijs op uit het graf der onbeKt^ÉheM'
waarin ge reeds te lang begraven laagt. iMT
talenten, die gij bezit, zullen u beroemd
groot maken.»
En Jan van Eyk verheugde zich, voor de
wereld een kunstenaar ontdekt te hebben.
En de soldaat werd beter, en hij werd de
beroemde schilder Hans Memlinc, de eer en
de kroon van zijne geboortestad Brugge. Hij
werd de groote kunstenaar, wiens meester-
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
stukken in vele museums gevonden en altijd
onder de kostbaarste stukken gerekend zullen
worden.
Een voorbeeld, hoe iemand, ondanks vele
moeielijkheden, zich een weg baant, vinden we
in den grooten toonkunstenaar Franz Schubert.
Hij werd geboren in 1797, in een klein
huisje van eene voorstad van Weenen. In
dat huisje van ééne verdieping leefde zijn
vader met veertien kinderen. En het school-
meestersvak was toen vooral geene rijkma-
kerij.
’s Avonds
vrienden soms muziek,
scheen zóózeer daardoor
wellicht eerder de noten dan de letters kende.
Op elf-jarigen leeftijd kwam hij mededingen
om koorknaap der keizerlijke kapel te wor
den. Salieri, de kapelmeester, was verwon
derd over hetgeen de knaap wist. Hij werd
zóó knap bevonden, dat hij als onderscheiding
eene beurs aan het Convict (een soort conser
vatorium) kreeg. Van 1808 tot 1813 bleef
Schubert er. Hij toonde veel ijver voor de
practische muziek en, wanneer de leerlingen
eene uitvoering gaven, speelde hij de eerste
viool of dirigeerde. En ze ondernamen zelfs
moeilijke stukken van Haydn, Mozart en
Beethoven. Zijn leermeester, Salieri, die van
hem hield, wilde hem de Italiaansche richting
opdrijven en schuwde de Duitsche.
Schubert hield zijn eigen richting.
wanseniSVvoldS7de. We^
verlichting slaakte Schubert^jg^ hij -n de
wereld kwam. Maar^><^ met angst. W ant
zijn vaderwild^jw**dat zjcj1 aan kunst
Hij kwam dus bij zijn vader
als ondermeester. Vervelend voor hem. Maar
toch, hij kon buiten de schooluren de vrije
lucht inademen. De geluiden, het licht, de
kleuren des hemels, de adem van den wind,
dat alles stroomde hem dan vrijelijk toe. Dat
bracht hem melodieën, die zijne ziel harmonisch
en rythomisch deden trillen.
Drie jaren was hij ondermeester.
rat
'ok.
J£t
OURANT.
t