I ggö üi 11» t I |i Ml A.-M i I «Si 99 I Wa?S3 CONCORDIA GAASTMEER i»0'3 e - N :e t l; - K h BA verhaal over zijn jagersleven. 8. ■^C>1 J O. 1 „In dit bosje stikt het van de dassen. Kijk maar, allemaal holen in de vingen. Maar, net zoals bij de bunzings, grond, ’s Nachts komen ze naar buiten op zoek naar voedsel. Hier gaat het verhaal rond, dat deze dassen nakomelingen zijn van twee, die in een hok gevangen gehouden werden door jagers in het H >*'3 f •V- Kir - ia 28 SNEEKER NIEUWSBLAD - Donderdag 2 november 1978 Pagina 35 het vergt j nietswetend vertellen dat ze bijna „beet” 9 -5 I 3>*&> a»«8sS>.\. fc M Wat nu een hobby is, was toen een belan grijke bijverdienste naast het vaste werk. „Zeker in de tweede wereldoorlog was een stukje vlees op tafel een bijzonderheid. Veel mensen probeerden in die tijd te jagen of strikken te zetten. Alleen, de meesten kon den er niet veel van. Als je langs het prikkeldraad van een weiland liep, dan zag je zo een hele rij strikjes. De konijnen en hazen zagen dat natuurlijk ook. Vit een plagerijtje stopte meneer Stobbe dan wel eens een JE MOET SLIM ZIJN „Om goed te jagen moet je wel slim zijn. Dat zijn de dieren ook. Als je door een weiland loopt, moet je je niet laten misleiden door het haas. Hij zit er wel degelijk, verscholen achter een gras polletje. Met omtrekkende bewegingen kun je zo’n beest toch ontdekken. En dan moet je snel zijn”. Soms trekt hij daarbij wel eens een andere jas aan, want Stobbe heeft het idee dat ze hem herkennen. „Wat ik hier in Gaasterland vang is natuurlijk klein wild. Enkele jaren geleden ben ik twee maal vijf maanden met mijn vrouw naar Nieuw- Zeeland geweest, naar mijn zoon. Daar ben ik met een vriend van mijn zoon op de varkensjacht geweest. Dat is natuur lijk wat ruiger werk. Maar uiteindelijk maakt het niet zoveel uit. Jagen is f Durk Stobbe: „Goed jagen is een eerlijke noodzaak waren de vrouwtjes het moeilijkst te van gen. Deze maakten maar heel kleine mols hoopjes. Tegenwoordig is het geen sport meer. Nu gooien ze zo’n vergiftigde worm Rijsterbos. Ze werden daar voornamelijk gevoerd met kippe- in een molsgang. Eens in de vierentwintig ingewanden, terwijl ze gewoonlijk leven van insekten en wormen. Deze twee dassen zijn op een gegeven moment ontsnapt. Zo komt het dat hun jongen hier soms hele kippen opeten. Enkele jaren geleden was het werkelijk een plaag. Maar omdat ze beschermd zijn, kun je daar als jager weinig aan doen. Je moet je aan de regels houden”. Tijdens een forse wandeling door het gebied rond zijn woonplaats Hemelum vertelde de vierenzeventig jaar oude jager Durk Stobbe dit De laatste jaren is de vierenzeventig jarige Durk Stobbe iets rustiger, maar niet min der aktief bezig met jagen. Hij heeft nu een zeer groot terrein tot zijn beschikking, waarop hij mag jagen. „En het is maar goed ook, want het wildpeil moet toch in stand gehouden worden. Dit kan het beste gedaan worden door de ervaren jager. En niet, wat ook wel in Nederland gebeurt, door bepaalde vergiften rond te strooien, of ziekten onder de dieren te verspreiden. Laatst zag ik nog zo’n ziek, blind konijntje, lijdend aan myxsomatose. Dan is jagen Jager zijn betekent niet alleen maar schieten, het betekent ook natuur mens zijn”. SOMS UREN IN DE KOU „Het is echt een zware sport en nogal wat van je uithoudingsvermogen. Soms sta je uren in de kou te wachten tot je prooi tevoorschijn komt. Neem nu de hout snip. Deze vogel komt alleen ’s winters en dan nog bij Noord-oosten wind. Je kunt je voorstellen dat het dan koud is. Bij deze vogels moet je erg snel zijn. Zien en schie- A ten. Per jaar schiet ik er ongeveer zes. Maar je hebt zo’n voldaan gevoel als je vanaf het krieken van de dag in de natuur rondgelopen hebt”. uur komt de mol daar langs. Een zekere dood voor het dier”. „Kijk”, legt de heer Stobbe uit, „een jager is een natuurmens. Hij is niet een koelbloedige „killer” zoals veel mensen denken. Laatst nog zag ik een wezelpaartje in de wei dartelen. Als je dat gezien had! Natuurlijk heb ik niet geschoten. Alleen maar gekeken. Het was zo mooi. Het zou niet eerlijk ge- weest\zijn als ik dan geschoten had. Wat ik oneerlijk vind, dat zijn die „mooiweeijagers”. Die gaan op een krukje zitten met het geweer in de aanslag. Dan komen de drijvers die het wild met veel lawaai één kant op drij ven. De jager hoeft alleen maar te schieten, want het dier kan geen kant meer uit. Kijk, dat vind ik geen sport meer. Jager zijn betekent niet alleen „Zo af en toe neem ik wel eens een gast mee op jacht. Niet vaak, want ze zijn me een blok aan het been. Vanmorgen ging er een man uit Denemarken mee op jacht. Het wjis een goede jacht. Wat hazen en een paar eenden. Gelukkig had deze Deen een beetje uithoudingsvermogen. Laatst had ik er een mee uit Amsterdam. We waren nog maar halverwege of hij vroeg al of hij daar op die plek blijven mocht. Eerst begreep ik hem niet, maar hij kon echt geen voet meer TjK’f verzetten. Ik ren nog steeds mijn „rondjes” om fit te blijven. Voor de buren maai ik regelmatig het gras. Je moet wat doen om je konditie te bewaren”. Terug naar vroegere tijd, waarover Durk Stobbe met smaak vertellen kan. Van zijn veertiende tot zijn twintigste woonde hij in de Friese Wouden. Een beetje jagen, een beetje vissen. Maar er moest geld verdiend worden en hij vertrok naar Delft. Het was hard werken, ’s Morgens twee uur opstaan om 46 koeien vafi een boer met de hand te melken en daarna begon het landwerk. In kwamen de eigenaars van de strik dan later zijn vrije tijd maakte hij ook nog kaas voor i zeventien en een halve cent per kilo. Met hadden. Dit gaf de burger moed! deze kaas ging hij naar de Waag in Rotter dam. Maar, hoewel het hem daar best beviel, verlangde hij toch weer naar het Friese land. Na enige jaren keerde hij terug en ging in Gaasterland wonen. Om streeks deze tijd trouwde hij. Hij werd timmerman en had daarbij vijf koeien voor de ekstraatjes. Hier nam het jagen vastere vormen aan. Dat jagersleven begon op zijn veertiende bunzings jagen. Die brachten in de oorlog jaar. zo tegen het einde van de eerste wel zo’n zestig gulden op. voor de velletjes, wereldoorlog. „Overdag mocht ik vaak Nu wil niemand ze meer hebben. Het mee met de „echte” jager. Voor mij bete-, jagen op bunzings is vreselijk moeilijk. Je kende dat alleen maar opdrijven van het was natuurlijk trots als je een vrouwtje wild, maar ik vond het prachtig. En, ja het gevangen had. want die zijn het slimst, mocht natuurlijk niet, maar stropen deed Precies hetzelfde gold voor het vangen van ik ook. Stiekum strikjes zetten. (Hij liet mollen. Iedere boer was blij als je hem zien dat een konijnestrik een bepaalde verloste van zijn mollenplaag. Je kreeg toen hoogte nodig heeft, zo ongeveer de breedtet zo’n tien cent f>er mol. Er waren jagers bij van je hand). En ’s nachts gingen we op' die er op een dag wel een paar honderd Dassen maken grote gaten en zandhopen. In dit bosje is een waar fort gebouwd door deze dieren. Er mag niet op gejaagd worden, want ze worden door de wet beschermd. Enige maanden geleden werd er een das dood gevonden. Deze had een tikje van een wagen gehad. Hij woog dertig pond en had nagels van tien centimeter lang. - i y -- sSme - <^,4 yj CS De praktijk leert, dat vele lezers het erg waarderen als er zo af en toe een heel oude foto in het Sneeker Nieuwsblad wordt afgedrukt van schoolklassen, bruidsparen, jubilerende verenigings besturen, dorpsfeesten en wat dies meer zij. „Foto De Jong” aan het Klein- zand in Sneek stond er in dat grijze ver leden om bekend, dat ze prachtige, scherpe foto's kon maken. Hier is er weer één van, genomen in 1914 toen de christelijke muziekvereniging Concor dia in Gaastmeer pas drie jaar bestond. Het corps is ook thans nog spring levend en bestaat dus al ruim 67 jaar. De plaat werd in de zomermaanden van het eerste jaar van de Eerste Wereld oorlog genomen. Zo te zien voor een boerderij. Sneupers hebben ook achterhaald wie er op staan. Dat zijn (van links naar rechts met de hoofden boven de dakgoot uit): Jouke Ykema, Gosse de Groot, Pieter Ritskes vaan- deldragen met sikje, Simon Valkema en Jelle Wildschut. Het knaapje links met de trommel is Mathijs Westra, daar naast Jan de Vries en vervolgens, naar rechts op de tweede rij: Douwe Osinga, Klaas Kuiper, Jappé Finnema, Ane Kui per, Hendrik Kuiper, Klaas Terpstra en (met de grote trom) Wiebe Vierstra. Op de derde rij van boven komen dan van links naar rechts: Sietse Terpstra, Jo hannes Osinga, Johannes Zwart, direk- teur Koster (met dirigeerstokje in de handen), Wieger Bakker en Gerben Oostenga. Op de voorgrond dan nog: Sjoerd de Vries en de tweeling Jan en Sybren Kuiper. Van de personen op deze „statiefoto van Concordia” zijn thans nog in leven: Douwe Osinga, Klaas Kuiper, Sietse Terpstra, Wieger Bakker en Sybren Kuiper. Voor wie het naadje van de kous wil weten: in de eer ste jaren na de oprichting fungeerden als bestuur de heren dokter De Lange (voorzitter), Siemen Volkema (sekreta- r*s), Age Wildschut (penningmeester) en Rommert Algra en Ane Kuiper. -ff, f

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1978 | | pagina 17